ECLI:NL:GHSHE:2022:1463

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
20-001035-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor oplichting en valsheid in geschrift met betrekking tot de verkoop van een gestolen auto

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte was beschuldigd van het verkopen van een gestolen BMW 118i Cabrio aan een Duitse koper, waarbij hij zich voordeed als een bonafide verkoper. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet meer in Nederland kon worden vervolgd vanwege het 'ne bis in idem-beginsel' zoals vastgelegd in artikel 54 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO), omdat er een sepotbeslissing was genomen door de Duitse autoriteiten. Het hof oordeelde echter dat de sepotbeslissing niet als een onherroepelijke beslissing kon worden aangemerkt, aangezien er geen uitgebreid onderzoek door de Duitse autoriteiten had plaatsgevonden. Het hof bevestigde de eerdere veroordeling van de politierechter, maar matigde de straf tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk afgewezen, omdat deze al een civiele procedure had aangespannen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001035-19
Uitspraak : 9 mei 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Maastricht, van 2 april 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-118831-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘oplichting’ (
feit 1) en ‘valsheid in geschrift’ (
feit 2), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis en een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 11.250,- vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel toegewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering benadeelde partij en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 750,- te vermeerderen met de wettelijke rente vastgesteld op €800,-, toe te wijzen. Daarbij dient volgens de advocaat-generaal de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd waarbij de dagen voor gijzeling op 0 worden gesteld. De overige gerechtelijke kosten dienen volgens de advocaat-generaal te worden afgewezen.
Namens de verdachte is de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministier bepleit in verband met de door Duitsland gegeven sepotbeslissing.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Namens de verdachte is aangevoerd dat de verdachte niet meer in Nederland kan worden vervolgd ter zake oplichting en valsheid in geschrift omdat dit een schending zou opleveren van, zo begrijpt het hof, het in artikel 54 van het Schengen Uitvoeringsovereenkomst (hierna: SUO) neergelegde “ne bis in idem-beginsel”. De verdediging stelt zich op het standpunt dat door de Duitse politie een onderzoek is gestart naar de mogelijke diefstal/heling van een BMW 118i Cabrio van [eigenaar] waarbij uiteindelijk de verdachte in beeld is gekomen als verkoper van deze gestolen auto aan de [aangever/benadeelde partij] . Blijkens een schrijven d.d. 10 november 2017 van [naam 1] van het Staatsanwaltschaft Aachen aan verdachte, is deze vervolging, aldus de verdediging, geseponeerd op grond van paragraaf 170, lid 2 van het Duitse Wetboek van Strafrecht. De reden tot seponering is volgens het schrijven het feit dat er onvoldoende bewijs is om een strafzaak tegen verdachte te starten. Volgens de verdediging heeft deze Duitse sepotbeslissing betrekking op hetzelfde feitencomplex als de tenlastegelegde feiten en heeft de Staatsanwalt hierover definitief beslist op 10 november 2017. Om die reden is naar het oordeel van de verdediging het openbaar ministerie in Nederland niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof stelt vast dat de Duitse politie op 27 juni 2017 een onderzoek is begonnen naar de herkomst van de BMW 118i Cabrio en mogelijke VIN-fraude. De auto is op 30 juni 2017 door de Duitse politie in beslag genomen onder [aangever/benadeelde partij] die deze auto op 12 juni 2017 heeft gekocht. Vervolgens heeft de Duitse politie nader onderzoek gedaan naar het VIN-nummer en de herkomst van de auto. Daaruit bleek dat de door aangever aangeschafte auto gestolen was en dat het VIN-nummer op zeer professionele en voor het blote oog niet te onderscheiden wijze was veranderd.
Tegelijkertijd werd ook in Nederland een onderzoek gestart naar aanleiding van de aangifte van [aangever/benadeelde partij] d.d. 13 juli 2017 ter zake oplichting. Het onderzoek in Nederland richtte zich op de omstandigheden van de verkoop zoals daarover door aangever was verklaard. Het IP-adres van waaruit de verkoopadvertentie van de BMW 118i Cabrio was geplaatst werd achterhaald, hetgeen leidde tot het woonadres van de verdachte. Het adres waar de aangever de auto heeft bezichtigd en uiteindelijk gekocht was aan de [adres 2] . Dit bleek het parkeerterrein voor de loods met [adres 3] . Deze loods werd betreden, waarbij enkele brieven werden aangetroffen die geadresseerd waren aan de verdachte. Uit de huurovereenkomst van de betreffende loods bleek dat de verdachte de huurder van deze loods was. Aangever werd vervolgens een foto van de verdachte getoond, waarop hij verklaarde dat dit de man is waarvan hij de auto had gekocht. Daarna deelde de Nederlandse politie op 25 juli 2017 aan de Duitse politie mede dat het was gelukt om de verkoper van de BMW 118i Cabrio te achterhalen. De gegevens van de verdachte werden vervolgens op 8 augustus 2017 doorgegeven aan de Duitse politie. Op 21 augustus 2017 werd de verdachte uitgenodigd voor verhoor door de Duitse politie. De verdachte heeft niet op deze uitnodiging gereageerd en is niet verschenen op het verhoor. Op een uitnodiging voor verhoor door de Nederlandse politie verscheen de verdachte wel. Hij werd op 22 november 2017 in Heerlen gehoord ter zake van heling.
Het hof geeft geen toepassing aan artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht nu het gaat om een buitenlandse sepotbeslissing van een overeenkomstsluitende partij van het SUO waarvan ook Nederland een overeenkomstsluitende partij is.
Artikel 54 SUO bepaalt dat:
“een persoon die bij onherroepelijk vonnis door een Overeenkomstsluitende Partij is berecht, niet door een andere Overeenkomstsluitende Partij kan worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten, op voorwaarde dat ingeval een straf of maatregel is opgelegd, deze reeds is ondergaan of daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd, dan wel op grond van de wetten van de veroordelende Overeenkomstsluitende Partij niet meer ten uitvoer gelegd kan worden”.
Op grond van het in artikel 54 SUO neergelegde ‘ne bis in idem-beginsel’ heeft in ieder geval te gelden dat een strafzaak die in een onherroepelijk vonnis is geëindigd aan strafvervolging in een andere lidstaat in de weg staat. In het onderhavige geval is daarvan geen sprake nu er sprake is van een sepotbeslissing en er geen rechterlijke uitspraak is.
Voor wat betreft de vraag of bovenstaande er toe leidt dat aangenomen moet worden dat een onherroepelijke beslissing is genomen in de zin van artikel 54 SUO welke aan vervolging in Nederland in de weg staat, heeft het hof aansluiting gezocht bij de uitspraak van 29 juni 2016 van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) in de zaak Kossowski (zaak C-486/14). In dit arrest is aan dit criterium nadere invulling gegeven in het geval er sprake is van opsporingsonderzoeken in verschillende landen, zonder dat de zaak is geëindigd met een vonnis.
Het Hof van Justitie oordeelde in dat arrest dat het “ne bis in idem-beginsel” dat is neergelegd in artikel 54 SUO aldus moet worden uitgelegd dat een beslissing van het openbaar ministerie waarbij de strafvervolging wordt beëindigd en het tegen een persoon gerichte onderzoek, onder voorbehoud van de heropening of de nietigverklaring van dit onderzoek, op definitieve wijze wordt afgesloten zonder dat sancties zijn opgelegd, niet als een onherroepelijke beslissing in de zin van eerdergenoemd artikel kan worden aangemerkt wanneer uit de motivering van deze beslissing blijkt dat de bedoelde procedure is beëindigd zonder dat een uitgebreid onderzoek is verricht. Het niet horen van het slachtoffer en een eventuele getuige vormt daarbij een aanwijzing dat een dergelijk onderzoek achterwege is gebleven.
Naar het oordeel van het hof dient derhalve te worden bezien of de Duitse autoriteiten een onderzoek hebben verricht waarvan gezegd kan worden dat het een dergelijk ‘uitgebreid onderzoek’ betreft op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van een onherroepelijke beslissing als bedoeld in artikel 54 SUO.
Het hof is van oordeel dat van een dergelijk uitgebreid onderzoek in Duitsland niet is gebleken. Uit het dossier kan niet méér worden afgeleid dan dat er door de Duitse politie nader onderzoek is gedaan naar de herkomst van de auto vanaf het moment dat duidelijk werd dat er sprake was van een vals VIN-nummer. Gelijktijdig werd door de Nederlandse politie onderzoek gedaan naar de identiteit van de verkoper, waarbij de verdachte in beeld kwam. De beide opsporingsautoriteiten wisselden gedurende het onderzoek relevante informatie uit. Het onderzoek in Duitsland naar de rol van de verdachte is beperkt gebleven tot slechts een uitnodiging voor verhoor. De verdachte is niet verschenen en dus ook niet gehoord door de Duitse politie. Van andere opsporingshandelingen door de Duitse autoriteiten is het hof niet gebleken.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de beslissing om de vervolging in Duitsland te seponeren niet als onherroepelijke beslissing kan worden aangemerkt die in de weg staat aan vervolging in Nederland. Het hof is dan ook van oordeel dat het in artikel 54 SUO neergelegde ‘ne bis in idem-beginsel’ niet is geschonden en dat het openbaar ministerie in zijn vervolging in zoverre kan worden ontvangen. Het hof verwerpt het daartegen gerichte verweer.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1
.hij in of omstreeks de periode van 5 juni 2017 tot en met 12 juni 2017 in de gemeente Heerlen en/of Brunssum, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen, [aangever/benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten meerdere geldbedragen (totaalbedrag 12.250,- euro), immers heeft hij, verdachte,
- zich voorgedaan als bonafide verkoper van een auto (BMW cabrio), en/of
- op de op de internetsite [website] een verkoopadvertentie geplaatst onder de naam “ [naam 2] ” en/of de contactgegevens: [e-mailadres] , adres [adres 4] , telefoonnummer [telefoonnummer 1] , en/of
- vervolgens telefonisch contact opgenomen met een geïnteresseerde koper, te weten [aangever/benadeelde partij] , waarbij hij, verdachte, zich heeft voorgesteld als “ [naam 3] ”, en/of
- vervolgens met die [aangever/benadeelde partij] afgesproken dat er een aanbetaling zou worden gedaan van 8250,- euro en vervolgens het resterende (verkoop)bedrag van 4000,- euro aan verdachte zou worden betaald om een koopovereenkomst tot stand te laten komen, en/of
- vervolgens enkel de naam “ [naam 4] ” op het koopcontract geschreven, en/of
- vervolgens het koopcontract getekend als zijnde “ [naam 5] ” en/of een kaart getoond om zich te legitimeren als zijnde [naam 5] , en/of
- vervolgens een (gestolen) auto overgedragen aan die [aangever/benadeelde partij] , terwijl die auto was “omgekat” en/of terwijl op die auto een vals chassisnummer was aangebracht;
2.hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2017 tot en met 12 juni 2017 in de gemeente Heerlen en/of Brunssum, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een koopcontract van een auto (BMW cabrio), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door de voornaam “ [naam 4] ” en/of de achternaam “ [naam 3] ” op dat koopcontract te schrijven en/of vervolgens het koopcontract te tekenen als zijnde [naam 5] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.in de periode van 5 juni 2017 tot en met 12 juni 2017 in de gemeente Heerlen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [aangever/benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten meerdere geldbedragen (totaalbedrag 12.250,- euro), immers heeft hij, verdachte,
- zich voorgedaan als bonafide verkoper van een auto (BMW cabrio), en
- op de op de internetsite [website] een verkoopadvertentie geplaatst onder de naam " [naam 2] " en
- de contactgegevens: [e-mailadres] , adres [adres 4] , telefoonnummer [telefoonnummer 1] , en
- vervolgens telefonisch contact opgenomen met een geïnteresseerde koper, te weten [aangever/benadeelde partij] , waarbij hij, verdachte, zich heeft voorgesteld als " [naam 3] ", en
- vervolgens met die [aangever/benadeelde partij] afgesproken dat er een aanbetaling zou worden gedaan van 8250,- euro en vervolgens het resterende (verkoop)bedrag van 4000,- euro aan verdachte zou worden betaald om een koopovereenkomst tot stand te laten komen, en
- vervolgens enkel de naam " [naam 4] " op het koopcontract geschreven, en
- vervolgens het koopcontract getekend als " [naam 5] " en een kaart getoond om zich te legitimeren als [naam 5] , en
- vervolgens een (gestolen) auto overgedragen aan die [aangever/benadeelde partij] , terwijl die auto was "omgekat" en terwijl op die auto een vals chassisnummer was aangebracht;
2.in of omstreeks de periode van 6 juni 2017 tot en met 12 juni 2017 in de gemeente Heerlen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een koopcontract van een auto (BMW cabrio), valselijk heeft opgemaakt, door de voornaam " [naam 4] " en/of de achternaam " [naam 3] " op dat koopcontract te schrijven en vervolgens het koopcontract te tekenen als [naam 5] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen worden genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het eindproces-verbaal documentcode PL2431 (doorgestreept 2300)-2017113671 van de eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Basisteam Heerlen, gesloten 23 november 2017 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 129).
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof maakt daarbij deels gebruik van niet vertaalde Duitse stukken. Gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:65 is het overleggen van een vertaling van een productie is in beginsel niet noodzakelijk als die productie is gesteld in de Engelse, Duitse of Franse taal. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het gebruikte niet vertaalde Duitse stuk als wettig bewijsmiddel kan worden gebruikt.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2017 (pagina’s 9 – 14), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van aangever [aangever/benadeelde partij] ;
(pagina 9)
Ik wil aangifte doen van fraude/oplichting/bedrog.
Ik zocht op internet en vond een auto op de internetsite [website] . Het nummer van de advertentie was 245309321. Het betrof in deze een BMW 118i Cabrio, kleur zwart, bouwjaar 2011. Ik zag dat de vraagprijs voor deze auto 12.500 Euro was. De opgegeven kilometerstand bedroeg zowat 70.000 kilometer.
Bij deze advertentie stond de naam van de verkoper, [naam 3] , wonende in [plaats 1] , Duitsland.
Op internet kon ik mijn gegevens invullen. Daarna werd ik gebeld door een man die zich meldde met [naam 3] . Ik kon lezen dat hij belde met het [telefoonnummer 2] . Volgens mij was dat op 5 of 6 juni.
Ik heb hem gezegd dat ik interesse had in de BMW en vroeg of ik de BMW mocht komen bekijken. Hij vond dat goed en zei dat de auto in [plaats 1] stond. Volgens mij dezelfde dag werd ik weer gebeld door [naam 3] . Hij zei toen tegen mij dat de BMW niet in [plaats 1] stond maar bij een vriend in [plaats 2] in Nederland.
(pagina 10)
Hij deelde mede dat de auto stond op het [adres 2] . Op 8 juni 2017 reed ik met mijn eigen auto naar dat adres.
Op het terrein werd ik begroet door een man die mij zei dat hij [naam 3] heette. Ik zag dat het een blanke man was, leeftijd ongeveer 30 jaar, donkerkleurige korte haren, zogenaamde ééndagsbaard, sportief gekleed. Hij was slank, lengte 1,85. Ik zag dat het terrein bestond uit een parkeerplaats die gebruikt werd door twee huurders. Die ene was [naam 6] en door die [naam 3] . Het terrein was omgeven door een hekwerk.
Ik zag dat de BMW waarvoor ik kwam, buiten op de parkeerplaats stond. Ik wilde een proefrit maken, maar dat ging niet omdat de auto afgemeld was. Die [naam 3] vond het wel goed als ik op die parkeerplaats zou rijden.
Ik reed vervolgens een stukje op dat terrein, zodat ik kon luisteren of alles in orde was. Ik hoorde dat de motor goed liep.
(…)
Ik zag dat de auto geen TüV-keuring had. Ik heb toen tegen die man gezegd dat ik de auto dan niet zou kopen. Ik ben toen vertrokken. Ik heb nog gezien dat deze man die BMW vervolgens een hal inreed. Deze hal lag, gezien vanaf de toegang, rechts naast het gebouw van die [naam 6] .
Dezelfde dag omstreeks 20.00 uur werd ik weer gebeld door die [naam 3] . Hij zei tegen mij dat hij garagekentekenplaten zou regelen en de volgende dag naar de TüV in Aachen zou rijden om de auto te keuren. Ik heb met hem toen afgesproken dat indien de TüV in orde zou zijn ik die BMW van hem zou kopen. Op vrijdag 9 juni 2017 werd ik weer gebeld door [naam 3] . Hij deelde mij mede dat alles gelukt was en de auto de papieren van de TüV had. Ik ben dezelfde dag ben ik weer met mijn eigen auto naar de [adres 2] gereden. Omdat de auto nog voorzien was van garagekentekenplaten vroeg ik of ik een proefrit mocht maken. We zijn vervolgens nog ongeveer 20 minuten in [plaats 2] gaan rijden. Ik besloot daarna de auto te kopen.
Hij toonde mij ook de documenten van de TüV. Ik deed een aanbetaling van 8250 Euro. Ik overhandigde die [naam 3] dit geld contant. De afspraak werd gemaakt dat indien ik de auto zou afhalen ik het restant zou betalen. Ik kreeg de Fahrzeugbrief en de oude Fahrzeugschein mee. Verder kreeg ik het document van de TüV mee.
(pagina 11)
Op 12 juni 2017 heb ik met behulp van die documenten de BMW officieel aangemeld, op mijn naam gezet, bij het Strassenverkehrsamt in [plaats 3] , Duitsland. Ik kreeg daar het [kenteken 1] .
Ik maakte vervolgens met [naam 3] de afspraak dat ik op 12 juni om 18.15 bij dat bedrijfsterrein zou zijn. […] Ik gaf die [naam 3] cash het resterende bedrag van 4000 Euro. Ik bevestigde de nieuwe kentekenplaten en reed met de BMW cabrio weg.
Op 26 juni 2017 om 14.00 uur werd ik gebeld door politie-collega's die in hetzelfde gebouw werken als ik. Deze collega's zijn gespecialiseerd in diefstallen van auto's. Deze collega's deelden mij mede dat zij een bericht hadden gekregen van politie-collega's uit [plaats 4] dat de originele radio die in mijn auto thuishoorde op EBay werd aangeboden.
We hebben samen gekeken en zagen dat mijn radio gewoon in de door mij gekochte BMW cabrio zat. Collega's hebben toen verder onderzocht en kwamen tot de ontdekking dat meerdere onderdelen die eigenlijk op of aan mijn BMW cabrio behoorden te zitten, ook bij dezelfde verkoper op EBay werden aangeboden. Via de unieke onderdeelnummers van de radio en de andere onderdelen konden mijn collega's met behulp van BMW Duitsland achter het chassisnummer komen van de auto waarin die onderdelen eigenlijk zouden thuishoren.
Dat betreffende [chassisnummer 1] . Dat betreft dus het chassisnummer dat dus nu was aangebracht in de auto die ik pas gekocht. De collega's hebben via de collega's van [plaats 4] vernomen dat de BMW Cabrio met dat betreffende chassisnummer gesloopt is naar aanleiding van een aanrijding met een total-loss schade.
(pagina 12)
Bij de BMW dealer heeft men met vijf mensen van BMW naar mijn BMW Cabrio gekeken. Men kon met zekerheid zeggen dat er nooit schade was geweest aan deze BMW Cabrio. Toen restte nog de vraag hoe het chassisnummer van die total-loss auto op mijn BMW terecht kwam. Die vijf mensen van BMW zeiden dat het chassisnummer zeer origineel uitzag en konden niet herkennen of er ergens geknoeid was. Vervolgens hebben die medewerkers enkele platen aan de onderzijde losgeschroefd en hebben het unieke nummer van de versnellingsbak en de motor bekeken en opgeschreven. Die nummers werden doorgegeven aan BMW Duitsland. Van BMW Duitsland kwam toen het bericht dat deze versnellingsbak en de motor thuishoorden in een BMW 1181 Cabrio die gestolen werd tussen 30 en 31 augustus 2016 in [plaats 5] in Duitsland. Bij deze gestolen auto hoort het [chassisnummer 2] . Het daarbij behorende originele kenteken was [kenteken 2] . De oorspronkelijke eigenaresse was [eigenaar] .
Ik kan nog verklaren dat er een koopcontract getekend werd door die [naam 3] en door mij. Het koopcontract werd door [naam 3] ingevuld met groene pen.
(pagina 13)
Mij viel op dat hij niet zijn achternaam ingevuld had, enkel zijn voornaam [naam 4] , adres en geboortedatum. Ik vroeg hem toen nog eens en hij gaf op dat zijn achternaam [naam 3] was. Hij toonde mij een legitimatiebewijs met daarop zijn naam. Ik heb toen die achternaam opgeschreven.
Ik zou die [naam 5] zo weer herkennen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2017 (pagina’s 88 – 89), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
(pagina 88)
Op donderdag 13 juli 2017 werd er een aangifte gedaan ter zake overige horizontale fraude. Aangever heeft op de [adres 2] in de aldaar gelegen loods een personenauto van het merk BMW gekocht. Nadat de aangever de auto gekocht en ingevoerd had in Duitsland kwam men er vervolgens achter dat de auto voorzien was van een vals chassisnummer/vin-nummer en dat de personenauto gestolen was in Duitsland.
Op zaterdag 15 juli 2017 omstreeks 11:30 uur hebben wij verbalisanten ons begeven naar de [adres 2] om na te gaan om welke loods het precies ging daar het een industrieterrein betreft met meerdere bedrijven. Ter plaatste zagen wij dat het perceel [adres 2] onderverdeeld was in een aantal bedrijven.
Ter plaatse spraken wij met een persoon genaamd [naam 6] welke een constructiebedrijf heeft op het adres [adres 2] . [naam 6] heeft ons des gevraagd uitgelegd welke bedrijven waar op het terrein gevestigd waren. Naast het bedrijf van [naam 6] ligt een loods welke gehuurd wordt door een onbekende jongeman aldus [naam 6] . [naam 6] gaf te kennen dat hij enkele dagen geleden gesproken had met een Duitse man welke bij zijn onbekende buurman in de loods een BMW gekocht zou hebben. [naam 6] heeft ons, verbalisanten, de des betreffende loods aangewezen. Wij, verbalisanten, zagen dat de betreffende loods gelegen is tussen de bedrijven genaamd:
- [bedrijf 1] en
- [bedrijf 2] .
(pagina 89)
Op zaterdag 15 juli 2017 omstreeks 13:10 uur betraden wij de loods/kantoorruimte. Wij verbalisten zagen dat er eerst een kantoorgedeelte was. Vanuit het kantoor gedeelte konden wij door een openstaande deur lopen waardoor wij in de loods stonden. In de loods/kantoorgedeelte lag enkele brieven geadresseerd aan [verdachte] [adres 5] . In de (
het hof: loods) stond tevens een motor op naam van [verdachte] .
Ten tijde dat wij doende waren met ons onderzoek meldde zich een man genaamd [vriendin verdachte] geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . Deze gaf te kennen gebeld te zijn door zijn schoonschoon welke huurder zou zijn van deze loods omdat het alarm zou zijn afgegaan. De huurder van de loods zou zijn genaamd [verdachte] .
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een Kaufvertrag über ein Gebrachtkraftfahrzeug von privat (pagina’s 15 – 16) met middels een EOB in het Nederlands vertaald document te weten een koopovereenkomst inzake een tweedehandsvoertuig van een particulier, inhoudende;
Tussen verkoper particulier geboortedatum
[naam 5] [geboortedatum 3]
Straat, huisnummer
[straat]
ID-kaart nr./ paspoort nr. afgegeven d.d. Nederland 09-06-2017
En koper
Naam, voornaam geboortedatum
[aangever/benadeelde partij] [geboortedatum 4]
Over het voertuig
Merk KW/PS Type
BMW 143 PS cabrio
Model
118
VIN
[chassisnummer 1]
Totaalprijs
€ 12.250 euro
(…)
X. Betaling
Verkoper heeft van koper een aanbetaling ten bedrage van 8.250 Euro ontvangen.
Tussen partijen is de volgende betalingsafspraak gemaakt.
12.250 euro in totaal, aanbetaling 8.250 euro, restant bij ophalen van de personenauto.
4.
De eigen waarneming van het hof dat op de koopovereenkomst met een andere kleur bij de naam van koper ‘ [naam 3] ’ is geschreven en dat blijkens de overeenkomst deze getekend is op 9 juni 2017 door een verkoper genaamd [naam 7] .
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een bericht van [naam 8] Kriminalhauptkommissar (pagina’s 59 – 62) met middels een EOB in het Nederlands vertaald document, inhoudende;
Betreffende: verdenking van omkatten van schrootauto’s – alhier: BMW 118i Cabrio
VIN: [chassisnummer 1]
Volgens de koopovereenkomst gaat het bij de verkoper om
[naam 5] , geboren d.d. [geboortedatum 3]
[straat]
Nederland
Met toestemming zijn de getuige en de hoofdinspecteur van recherche [naam 8] vervolgens naar de onderneming BMW Hakvoort, [adres 6] gereden om het voertuig daar te laten vooronderzoeken.
Het eigenlijke voertuig was oorspronkelijk aan de gehele voorkant zwaar beschadigd, deze schade was begroot op een bedrag van 17.000 euro. Bij dit voertuig was de voorkant geheel naar behoren gemaakt. De medewerkers van de firma BMW Hakvoort konden daar geen verklaring voor vinden. Alle schroeven op het chassis en op de verbindingspunten waren nog in de originele stand af fabriek. Opvallend was dat de VIN op de bumper extreem precies was ingeslagen en daar was een zekerheidsfolie over geplakt. Volgens de verklaring van de BMW-medewerkers is dat qua werkwijze niet het geval.
Ondertekende heeft het leesbare nummer van de motor ( [nummer 1] ) evenals het opbouw- en ruwbouwnummer ( [nummer 2] ) genoteerd.
Op 30-06-2017 is het bovengenoemde motornummer in het recherchesysteem voor voertuigdata opgevraagd. Daaruit is gebleken dat het motornummer evenals het opbouw- en ruwbouwnummer bij een BMW 118i met VIN: [chassisnummer 2] en met kenteken [kenteken 2] thuishoren.
Dit VIN is door het opsporingssysteem van de politie gehaald. Daaruit is gebleken dat het voertuig met dit VIN in de periode van 30-08-2016 om 19.30 uur tot 31-08-2016 om 13.00 uur in Aken in zijn geheel is ontvreemd.
Derhalve bestaat de dringende verdenking dat het hier veiliggestelde voertuig uit de diefstal in Aken stamt en met delen van een schadeauto is uitgerust teneinde de gestolen auto een nieuw uiterlijk en binnenkant te geven.
6.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een e-mailbericht van [naam 9] , klantservice van [website] aan [aangever/benadeelde partij] (pagina 17) met middels een EOB in het Nederlands vertaald document, inhoudende;
Geachte heer [aangever/benadeelde partij] .
Ik kon aan de hand van de naam van de verkoper een advertentie met nummer 245309321 vinden. De advertentie betreft een BMW 118i Cabrio voor de prijs van 12.500 euro.
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een anzeigenprotokoll van [website] (pagina’s 79 – 80), inhoudende;
(pagina 79)
Anzeigen-Id: 245309321
BMW, 118i Cabrio, Cabrio/Roadster, Pkw
12.500 EUR (NEGOTIABLE)
Daten:
Erstzulassung: 03/2011, HU: 11/2016, 1995 ccm, 70000 km, 105 kW, Benzin, Schadstoffklasse: Euro5, Farbe: Schwarz, Anzahl Sitzplatze: 4, Anzahl Türen: 2/3, Schaltgetriebe, unbeschadigt
Extras:
Leichtmetallfelgen, Zentralusrriegelung, Elektr. Fensterheber, Elektr. Wegfahrsperre, Seruolenkung, ABS, ESP
Fahrzeugbeschreibung:
Anbieter (ACTIVE):
[e-mailadres]
[naam 2]
[adres 4]
[telefoonnummer 1]
(pagina 80)
Anzeigenhistorie
02.06.2017 16:18 Status: ACTIVE sichtbar: nein
IP: [IP adres]
8.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een mailbericht van [bedrijf 3] d.d. 25 juli 2017 (pagina 87), inhoudende;
De NAW-gegevens behorende bij IP-adres [IP adres] op genoemde periode in uw vordering
[vriendin verdachte]
[adres 1]
9.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW (pagina’s 113 – 119), inhoudende;
(pagina 113)
Ondergetekenden
Huurder
Naam [verdachte]
Straatnaam/huis nr [adres 1]
Postcode/woonplaats [adres 1]
Geboortedatum [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1]
(pagina 114)
Het gehuurde, bestemming
1.1
Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de [bedrijfsruimte in de zien van artikel 7:290 BW]
hierna ‘het gehuurde’ genoemd, gelegen in de gemeente Heerlen
straat/huisnr [adres 3]
1.2
Het gehuurde zal door of vanwege verhuurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als Autohandel.
3.1
Deze huurovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, ingaande op 31-8-16
10.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2017 (pagina 120), inhoudende – zakelijke weergegeven – het relaas van [verbalisant 1] ;
Op zaterdag 15 juli 2017 heb ik naar aanleiding van een onderzoek op het adres [adres 2] telefonisch contact opgenomen met [aangever/benadeelde partij] .
Ik, [verbalisant 1] , was achter de identiteit van de huurder van de loods gekomen en heb in de politiesystemen een foto van des betreffende persoon gevonden. Ik, [verbalisant 1] , vroeg aan aangever of hij de verkoper van de BMW op een foto zou kunnen herkennen.
Ik, [verbalisant 1] , hoorde dat aangever te kennen gaf dat hij de verkoper zeker zou kunnen herkennen. Ik, [verbalisant 1] , heb vervolgens de aangever de foto middels de e-mail laten toekomen. Na enkelen minuten ontving ik, [verbalisant 1] , een e-mail terug met het navolgende bericht.
"Sehr geehrter heer [verbalisant 1] ,
ich habe das Foto erhalten. Ich ben mit 100 Prozent sicher, dass es sich urn den Tater (Verkaufer des BMW Cabrio) handelt.
Als Anlage übersende ich Ihnen noch Fotos des Tatortes.
Mit freundlichen Grüsen
[aangever/benadeelde partij] ”
11.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017 (pagina’s 125 – 129), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van de verdachte;
(pagina 125)
O: Opmerking verbalisanten
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte
(pagina 126)
V: Waar woon je?
A: [adres 1]
V: Op welke locatie verricht jij je werkzaamheden.
A: Ja op de [adres 3] .
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
Uit het dossier volgt dat [aangever/benadeelde partij] via een advertentie op [website] , met het advertentienummer 245309321, in contact is gekomen met een verkoper genaamd ‘ [naam 3] ’ ter zake de koop van een zwarte BMW 118i Cabrio. Na het achterlaten van zijn gegevens op de site is aangever gebeld door een man die zich voorstelde als [naam 3] . Na telefonisch onderhoud met deze verkoper is aangever naar het adres [adres 2] gereden om daar met de verkoper de details van de verkoop te bespreken. Op het terrein werd aangever begroet door een man die zei dat hij [naam 3] heette. De BMW waarvoor aangever kwam stond geparkeerd op de parkeerplaats bij de loods. Aangever heeft op het terrein bij de loods een proefrit gemaakt. Omdat bij de auto geen TüV-keuring aanwezig was heeft aangever de koop op dat moment afgebroken. Bij het weggaan zag aangever dat de BMW door de verkoper in een hal, rechts van de ingang, werd gereden. Diezelfde dag werd aangever gebeld door [naam 3] met de mededeling dat hij een TüV-keuring zou gaan regelen. Op 9 juni 2017 is aangever wederom naar de [adres 2] gereden. Samen met de verkoper heeft aangever toen een proefrit van 20 minuten gemaakt, waarna hij besloot om de auto te kopen. Afgesproken werd dat aangever de auto voor een bedrag van € 12.250,- kon kopen. Aangever heeft die dag ook gelijk een aanbetaling gedaan van € 8.250,-. Op 12 juni 2017 is aangever de BMW gaan halen op het terrein [naam 3] en heeft hij de resterende € 4.000,- aan [naam 3] betaald. Tevens is een overeenkomst getekend tussen aangever en voornoemde [naam 3] .
Uit onderzoek door de Duitse politie is gebleken dat het chassisnummer van de auto van aangever, te weten [chassisnummer 1] , niet overeenkwam met het bij de motor ( [nummer 1] ) en het opbouw- en ruwbouwnummer ( [nummer 2] ) behorende chassisnummer te weten [chassisnummer 2] .
De Nederlandse politie is de loods waar de verkoop plaatsvond op de [adres 2] binnengetreden. In het kantoor van deze loods heeft de politie meerdere brieven op naam van de verdachte aangetroffen. Het hof heeft vastgesteld dat de door de verdachte gehuurde loods aan de [adres 3] op de hoek ligt van de straat [adres 2] , waardoor het hof van oordeel is dat de binnengetreden loods de loods van de verdachte betreft aan de [adres 3] . Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ook bevestigd dat de loods waar de politie is binnengetreden en spullen van hem werden aangetroffen, de loods is die door hem werd gehuurd.
Door de site [website] is aan de politie medegedeeld dat de advertentie onder nummer 245309321 is aangemaakt op het IP-adres [IP adres] met als verdere gegevens [e-mailadres] , adres [adres 4] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Door [bedrijf 3] is het betreffende IP-adres gekoppeld aan het adres van [vriendin verdachte] aan de [adres 1] , aldaar ingeschreven blijkens p. 4 van het dossier en op welk adres ook de verdachte staat ingeschreven en woonachtig is. Door de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij niet zelf deze advertentie heeft geplaatst maar dat iemand gebruik moet hebben gemaakt van zijn onbeveiligde WIFI-netwerk om zodoende de advertentie te plaatsen. De verdachte heeft daarbij aangevoerd dat hij aan [getuige] heeft gevraagd in hoeverre dit mogelijk is geweest. [getuige] heeft ter terechtzitting in hoger beroep als getuige verklaard dat hij bij de verdachte is geweest omdat er iets mis was met de aansluiting van zijn bekabelde camera’s. Daarbij heeft de verdachte geen vragen gesteld over het al dan niet beveiligde gastennetwerk en de mogelijkheid tot het hacken hiervan.
Aangever heeft verdachte herkend als degene die aan hem de auto heeft verkocht. Het hof heeft geen enkele reden om aan de herkenning van aangever te twijfelen nu aangever de verkoper meermaals heeft gezien en samen met de verkoper een 20 minuten durende proefrit heeft gemaakt.
Gelet op het vorenstaande te weten het aanmaken van de advertentie op het IP-adres van de verdachte, de verkoop van de BMW bij de loods die door de verdachte werd gehuurd, het in de loods naar binnen rijden van de BMW, alsmede de herkenning van aangever van de verdachte als de verkoper van de auto, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dat de verdachte zich heeft voorgedaan als de verkoper genaamd [naam 3] en zodoende aangever heeft opgelicht door een gestolen, omgekatte auto aan hem te verkopen voor een bedrag van € 12.250,-. Daartoe heeft de verdachte een valse koopovereenkomst opgesteld onder de naam [naam 3] .
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrift.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
oplichting.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [aangever/benadeelde partij] door hem € 12.250,- afhandig te maken. De verdachte heeft zich daarbij tevens schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Het hof rekent dit alles de verdachte aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging in strafverzwarende zin, acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 februari 2022, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte inmiddels is gescheiden. Vorig jaar juni is de verdachte door een noodlottig ongeval zodanig verbrand dat hij aan een oog blind is geworden. Dit alles heeft invloed gehad op het werk van de verdachte als zzp’er.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn bij de behandeling in eerste aanleg niet is overschreden.
De aanvang van de termijn in hoger beroep stelt het hof vast op de datum waarop namens verdachte hoger beroep is ingesteld, te weten 2 april 2019. Het einde van de termijn stelt het hof op 9 mei 2022, de datum waarop het hof arrest zal wijzen. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep, die voor deze fase doorgaans op twee jaren wordt gesteld, overschreden.
Een deel van deze overschrijding heeft te maken met de eerdere behandeling van de zaak op de zitting van 14 april 2021 waarbij de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting is aangehouden teneinde de [getuige] op zitting te horen, alsmede de verdachte in de gelegenheid te stellen om correspondentie met [bedrijf 3] over het IP-adres aan te leveren en om de advocaat-generaal in gelegenheid te stellen om de Duitse stukken in het dossier te vertalen naar de Nederlandse taal.
Het hof is van oordeel dat in verband hiermee de overschrijding mede in het belang van de verdediging is geweest waardoor het hof, mede gelet op de strafmodaliteit en hoogte, volstaat met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof acht een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de [aangever/benadeelde partij]
De [aangever/benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 12.250,-, alsmede een bedrag van € 1.085,98 aan buitengerechtelijke kosten.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van €12.250,-.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de gevolmachtigde de vordering verlaagd met een reeds door de verdachte terugbetaald bedrag van € 5.600,-, waardoor thans nog een totaalbedrag in hoofdsom wordt gevorderd van € 6.650,-.
Het gevorderde bedrag heeft betrekking op de door de benadeelde partij betaalde gelden voor de aanschaf van de BMW 118i Cabrio. Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de benadeelde partij, nadat de strafbare feiten aan het licht waren gekomen, een civiele procedure jegens de verdachte heeft geëntameerd om het betaalde geldbedrag voor de BMW 118i Cabrio terug te kunnen krijgen. Voor de kantonrechter van de rechtbank Limburg is een procedure gevoerd met de benadeelde partij als eiser en de verdachte als gedaagde. De kantonrechter heeft bij vonnis van 4 december 2019 ( [zaaknummer] ) de koopovereenkomst tussen de partijen ontbonden en de gedaagde veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te voldoen een bedrag van € 12.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts is de verdachte veroordeeld om aan de benadeelde partij een schadevergoeding van € 60,80 te betalen alsmede de proceskosten te betalen. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat voormeld vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en dat de verdachte met de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling heeft getroffen van € 500,- per maand. Tot op heden heeft de verdachte zich gehouden aan deze betalingsregeling. Er was op 25 april 2022 een totaal bedrag van € 11.500,- betaald, waarmee het Hof vaststelt dat van het bedrag van € 12.250,- toen nog € 750,- resteerde.
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij aldus reeds voorafgaand aan de onderhavige strafrechtelijke procedure de civiele rechter heeft geadieerd met een vordering tot schadevergoeding die zijn grond vindt in het in deze strafzaak bewezenverklaarde feit. De kantonrechter heeft op die vordering in de voor de benadeelde partij toewijzende zin beslist en wel tot een bedrag van € 12.250,- dat betrekking heeft op de aanschafwaarde van de BMW 118i Cabrio.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van het hof met zich dat de benadeelde partij in zoverre niet in zijn vordering kan worden ontvangen. Immers, de benadeelde partij heeft zich voor de geleden schade gewend tot de civiele rechter. Deze heeft bij vonnis van 4 december 2019 voor recht verklaard dat de gedaagde (zijnde de verdachte in de onderhavige strafrechtelijke procedure) aansprakelijk is voor terugbetaling aan eiser (zijnde de benadeelde partij) als gevolg van het ontbinden van de koopovereenkomst. Over het in eerste aanleg gevorderde bedrag van € 12.250,-, betrekking hebbende op het aanschafbedrag van de BMW 118i Cabrio, is dus reeds bij onherroepelijk rechterlijk oordeel beslist. Mitsdien zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
Thans is derhalve nog slechts het meer gevorderde, zijnde een bedrag van € 1.085,98 aan buitengerechtelijke kosten, aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is van oordeel dat de buitengerechtelijke kosten zien op het ten uitvoer leggen van het vonnis van de kantonrechter en niet zien op de gemaakte proceskosten van de benadeelde partij in de strafrechtelijke procedure. Om die reden zal het hof de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroten op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis;
verklaart de [aangever/benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. B. Stapert en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 9 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.