ECLI:NL:GHSHE:2022:1451

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
20-002334-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake afpersing en poging tot afpersing

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg van 9 juli 2019. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing en poging tot afpersing. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte gedeeltelijk was vrijgesproken. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en de verklaringen van de betrokken partijen.

De advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de afpersing, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tweede variant van de tenlastelegging. Het hof achtte bewezen dat de verdachte samen met een medeverdachte de benadeelde partij, [slachtoffer], door bedreiging met geweld had gedwongen tot betaling van een geldbedrag.

Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf op van 223 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht, en kende de benadeelde partij een schadevergoeding toe van € 7.000,00, bestaande uit € 5.000,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade. De vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen werd eveneens toegewezen. Het hof concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat de feiten een ernstige inbreuk op de integriteit van de benadeelde partij hadden veroorzaakt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002334-19
Uitspraak : 4 mei 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 juli 2019, parketnummer 03-246472-18, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen onder parketnummers 03-015571-17 en 96-050002-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De officier van justitie heeft op 22 juli 2019 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair tenlastegelegde ‘medeplegen van afpersing’ en het onder 2 primair tenlastegelegde ‘medeplegen van een poging tot afpersing’ bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, aan welke proeftijd de bijzondere voorwaarde zal worden verbonden dat de verdachte zich ambulant zal laten behandelen.
Voorts heeft de advocaat-generaal zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] integraal en hoofdelijk zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 7.000,00, bestaande uit
€ 5.000,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de volledige tenuitvoerlegging zal gelasten van de eerder aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 15 uren subsidiair 7 dagen hechtenis onder parketnummer 03-015571-17 en van de eerder aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
1 week onder parketnummer 96-050002-17.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van hetgeen onder 1 aan de verdachte is tenlastegelegd. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ter zake van het onder 2 aan de verdachte tenlastegelegde. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en daarmee de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg in de zin van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, en na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering – tenlastegelegd dat:

1.primair

hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) € 50.000, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat [medeverdachte] met (iemand van) de Hells Angels en/of een ander contact had (gehad) en dat [medeverdachte] met (die persoon van) die Hells Angels en/of die ander had berekend/besproken dat [slachtoffer] aan [medeverdachte] € 50.000, in elk geval een (groot) geldbedrag, verschuldigd was en/of moest betalen en/of
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘luister met die onzinberichten hoef je me niet aan te komen je regelt er gewoon 5 anders schiet het niet op gaat dat niet gebeuren gaan we het vanaf maandag anders regelen’ (19 oktober 2018) en/of
- ‘ik zou je het even goed uitleggen sowieso ga je meer betalen’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘ik heb even overlegd met mijn oude vriend die staan op het punt hierheen te komen dat gaat ook gebeuren’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘interesseert me niet want gaat dat vandaag niet gebeuren kom ik jou morgen halen en komt er de helft bij dus even voor de duidelijkheid je krijg tot vandaag 20 uur gebeurt er niks komen er procenten bij en gaan er dingen gebeuren geloof me die wil je echt niet! Haal geen domme dingen in je kop want je hebt geen fucking recht om iets in je kop te halen, dus pannekoek je hebt tot 20 uur’ (22 oktober 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ;
OF
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen en/of te dulden, te weten het betalen van een geldbedrag van (ongeveer) € 50.000, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk(e) geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat [medeverdachte] met (iemand van) de Hells Angels en/of een ander contact had (gehad) en dat [medeverdachte] met (die persoon van) die Hells Angels en/of die ander had berekend/besproken dat [slachtoffer] aan [medeverdachte] € 50.000, in elk geval een (groot) geldbedrag, verschuldigd was en/of moest betalen en/of
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘luister met die onzinberichten hoef je me niet aan te komen je regelt er gewoon 5 anders schiet het niet op gaat dat niet gebeuren gaan we het vanaf maandag anders regelen’ (19 oktober 2018) en/of
- ‘ik zou je het even goed uitleggen sowieso ga je meer betalen’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘ik heb even overlegd met mijn oude vriend die staan op het punt hierheen te komen dat gaat ook gebeuren’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘interesseert me niet want gaat dat vandaag niet gebeuren kom ik jou morgen halen en komt er de helft bij dus even voor de duidelijkheid je krijg tot vandaag 20 uur gebeurt er niks komen er procenten bij en gaan er dingen gebeuren geloof me die wil je echt niet! Haal geen domme dingen in je kop want je hebt geen fucking recht om iets in je kop te halen, dus pannekoek je hebt tot 20 uur’ (22 oktober 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, verdachte, en of zijn medeverdachte(n) verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ;
1. subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) € 50.000, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan die [slachtoffer] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan die [medeverdachte] en/of zijn medeverdachte, welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, die [medeverdachte] , en/of zijn medeverdachte:
tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat [medeverdachte] met (iemand van) de Hells Angels en/of een ander contact had (gehad) en dat [medeverdachte] met (die persoon van) die Hells Angels en/of die ander had berekend/besproken dat [slachtoffer] aan [medeverdachte] € 50.000, in elk geval een (groot) geldbedrag, verschuldigd was en/of moest betalen en/of
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘luister met die onzinberichten hoef je me niet aan te komen je regelt er gewoon 5 anders schiet het niet op gaat dat niet gebeuren gaan we het vanaf maandag anders regelen’ (19 oktober 2018) en/of
- ‘ik zou je het even goed uitleggen sowieso ga je meer betalen’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘ik heb even overlegd met mijn oude vriend die staan op het punt hierheen te komen dat gaat ook gebeuren’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘interesseert me niet want gaat dat vandaag niet gebeuren kom ik jou morgen halen en komt er de helft bij dus even voor de duidelijkheid je krijg tot vandaag 20 uur gebeurt er niks komen er procenten bij en gaan er dingen gebeuren geloof me die wil je echt niet! Haal geen domme dingen in je kop want je hebt geen fucking recht om iets in je kop te halen, dus pannekoek je hebt tot 20 uur’ (22 oktober 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, [medeverdachte] , en/of zijn medeverdachte, verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
die [medeverdachte] een of meerdere personen naar de woning van die [slachtoffer] heeft gestuurd om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] te begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ;
OF
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen en/of te dulden, te weten het betalen van een geldbedrag van (ongeveer) € 50.000, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan die [medeverdachte] en/of zijn medeverdachte, welk(e) geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid hierin bestond(en) dat hij, die [medeverdachte] , en/of zijn medeverdachte:
tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat [medeverdachte] met (iemand van) de Hells Angels en/of een ander contact had (gehad) en dat [medeverdachte] met (die persoon van) die Hells Angels en/of die ander had berekend/besproken dat [slachtoffer] aan [medeverdachte] € 50.000, in elk geval een (groot) geldbedrag, verschuldigd was en/of moest betalen en/of
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘luister met die onzinberichten hoef je me niet aan te komen je regelt er gewoon 5 anders schiet het niet op gaat dat niet gebeuren gaan we het vanaf maandag anders regelen’ (19 oktober 2018) en/of
- ‘ik zou je het even goed uitleggen sowieso ga je meer betalen’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘ik heb even overlegd met mijn oude vriend die staan op het punt hierheen te komen dat gaat ook gebeuren’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘interesseert me niet want gaat dat vandaag niet gebeuren kom ik jou morgen halen en komt er de helft bij dus even voor de duidelijkheid je krijg tot vandaag 20 uur gebeurt er niks komen er procenten bij en gaan er dingen gebeuren geloof me die wil je echt niet! Haal geen domme dingen in je kop want je hebt geen fucking recht om iets in je kop te halen, dus pannekoek je hebt tot 20 uur’ (22 oktober 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, [medeverdachte] en/of zijn medeverdachte, verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
die [medeverdachte] een of meerdere personen naar de woning van die [slachtoffer] heeft gestuurd om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] te begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ;

2.primair

hij in of omstreeks de periode 23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) € 25.000, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘zo vandaag krijg ik mijn poen incl. boete zorg maar dat je in de buurt blijft vandaag want we gaan iedereen af’(24 oktober 2018) en/of
- ‘vandaag die poen anders problemen jongens staan te popelen, en dan komen er weer 10 bij regel je shit dan ben je er helemaal vanaf’ (9 november 2018) en/of
- ‘nu heb je een vette en het wordt verdubbeld en ik zou maar achter je kijken en morgen krijgt je vrouw een hele mooie mail kijken hoe lang jij nog gelukkig bent’ (11 november 2018) en/of
- ‘geen poen ga je kapot kankerhond’ (11 november 2018) en/of
- ‘ik zeg je 1 ding ik zou dat vandaag maar regelen ga naar je moeder regel het mijn geld want om 20 uur kan ik niks meer doen dan verdubbelt het en staat het sowieso buiten mij’ (12 november 2018) en/of
- ‘je hebt tot 19 uur voor die 50 zo niet verdubbelen ze het meer kan ik niet meer doen!’ (30 november 2018) en/of
- ‘zorg gewoon dat je vandaag dat regelt anders heb jij echt geen leuke maand december en die hoer van je ook niet even voor de duidelijkheid. Je hoeft niks meer te sturen ze nemen om 19 uur contact op ben zelf ver weg’ (30 november 2018) en/of
- ‘ik kan je laten ophalen dan brengen ze je naar mij zoals ik net duidelijk zei! En ik zou even niet zo’n grote bek hebben als ik jou was meneer anders praat je dadelijk een paar jaar niet meer ik zou gewoon even je afspraken nu vandaag die ik je zeg nakomen doe je dat niet ook niet erg dan gaan we gewoon verder ze zijn rond half 8 bij je ik hoor het wel van ze’ (30 november 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n), verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
naar [benadeelde] een of meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘hij moet gewoon kapot en geloof me dat gaat ie’ (12 november 2018) en/of
- ‘schieten nee echt niet is het niet waard hoe het nu gaat zal die zien medelijden is er echt niet die zielige hond!’ (12 november 2018) en/of
- ‘hey ik ben een dag later terug en klaar en 1 tip zorg dat je weg bent daar’ (15 november 2018),
althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
OF
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] en/of [benadeelde] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen en/of te dulden, te weten het betalen van een geldbedrag van (ongeveer) € 25.000, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk(e) geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘zo vandaag krijg ik mijn poen incl. boete zorg maar dat je in de buurt blijft vandaag want we gaan iedereen af’(24 oktober 2018) en/of
- ‘vandaag die poen anders problemen jongens staan te popelen, en dan komen er weer 10 bij regel je shit dan ben je er helemaal vanaf’ (9 november 2018) en/of
- ‘nu heb je een vette en het wordt verdubbeld en ik zou maar achter je kijken en morgen krijgt je vrouw een hele mooie mail kijken hoe lang jij nog gelukkig bent’ (11 november 2018) en/of
- ‘geen poen ga je kapot kankerhond’ (11 november 2018) en/of
- ‘ik zeg je 1 ding ik zou dat vandaag maar regelen ga naar je moeder regel het mijngeld want om 20 uur kan ik niks meer doen dan verdubbelt het en staat het sowieso buiten mij’ (12 november 2018) en/of
- ‘je hebt tot 19 uur voor die 50 zo niet verdubbelen ze het meer kan ik niet meer doen!’ (30 november 2018) en/of
- ‘zorg gewoon dat je vandaag dat regelt anders heb jij echt geen leuke maand december en die hoer van je ook niet even voor de duidelijkheid. Je hoeft niks meer te sturen ze nemen om 19 uur contact op ben zelf ver weg’ (30 november 2018) en/of
- ‘ik kan je laten ophalen dan brengen ze je naar mij zoals ik net duidelijk zei! En ik zou even niet zo’n grote bek hebben als ik jou was meneer anders praat je dadelijk een paar jaar niet meer ik zou gewoon even je afspraken nu vandaag die ik je zeg nakomen doe je dat niet ook niet erg dan gaan we gewoon verder ze zijn rond half 8 bij je ik hoor het wel van ze’ (30 november 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n), verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
naar [benadeelde] een of meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘hij moet gewoon kapot en geloof me dat gaat ie’ (12 november 2018) en/of
- ‘schieten nee echt niet is het niet waard hoe het nu gaat zal die zien medelijden is er echt niet die zielige hond!’ (12 november 2018) en/of
- ‘hey ik ben een dag later terug en klaar en 1 tip zorg dat je weg bent daar’ (15 november 2018),
althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:[medeverdachte] in of omstreeks de periode 23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte] en/of zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) € 25.000, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, die [medeverdachte] , en/of zijn medeverdachte:
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘zo vandaag krijg ik mijn poen incl. boete zorg maar dat je in de buurt blijft vandaag want we gaan iedereen af’(24 oktober 2018) en/of
- ‘vandaag die poen anders problemen jongens staan te popelen, en dan komen er weer 10 bij regel je shit dan ben je er helemaal vanaf’ (9 november 2018) en/of
- ‘nu heb je een vette en het wordt verdubbeld en ik zou maar achter je kijken en morgen krijgt je vrouw een hele mooie mail kijken hoe lang jij nog gelukkig bent’ (11 november 2018) en/of
- ‘geen poen ga je kapot kankerhond’ (11 november 2018) en/of
- ‘ik zeg je 1 ding ik zou dat vandaag maar regelen ga naar je moeder regel het mijngeld want om 20 uur kan ik niks meer doen dan verdubbelt het en staat het sowieso buiten mij’ (12 november 2018) en/of
- ‘je hebt tot 19 uur voor die 50 zo niet verdubbelen ze het meer kan ik niet meer doen!’ (30 november 2018) en/of
- ‘zorg gewoon dat je vandaag dat regelt anders heb jij echt geen leuke maand december en die hoer van je ook niet even voor de duidelijkheid. Je hoeft niks meer te sturen ze nemen om 19 uur contact op ben zelf ver weg’ (30 november 2018) en/of
- ‘ik kan je laten ophalen dan brengen ze je naar mij zoals ik net duidelijk zei! En ik zou even niet zo’n grote bek hebben als ik jou was meneer anders praat je dadelijk een paar jaar niet meer ik zou gewoon even je afspraken nu vandaag die ik je zeg nakomen doe je dat niet ook niet erg dan gaan we gewoon verder ze zijn rond half 8 bij je ik hoor het wel van ze’ (30 november 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, die [medeverdachte] , en/of zijn medeverdachte(n), verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
naar [benadeelde] een of meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘hij moet gewoon kapot en geloof me dat gaat ie’ (12 november 2018) en/of
- ‘schieten nee echt niet is het niet waard hoe het nu gaat zal die zien medelijden is er echt niet die zielige hond!’ (12 november 2018) en/of
- ‘hey ik ben een dag later terug en klaar en 1 tip zorg dat je weg bent daar’
(15 november 2018),
althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
die [medeverdachte] een of meerdere personen naar de woning van die [slachtoffer] heeft gestuurd om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] te begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van afpersing
De verdachte wordt in de onder 1 tenlastegelegde eerste variant verweten dat hij al dan niet met een of meer anderen het slachtoffer [slachtoffer] zou hebben afgeperst. Het hof zal de verdachte hiervan vrijspreken nu naar het oordeel van het hof de verfeitelijkte middelen ontoereikend zijn voor de conclusie dat hier sprake was van afpersing. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte al dan niet in vereniging in de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 die [slachtoffer] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van € 50.000,00, althans enig geldbedrag.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tweede variant van het onder 1 alternatief tenlastegelegde en de eerste en de tweede variant van het onder 2 alternatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.primair

hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander een ander, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het betalen van een geldbedrag van € 5.000, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, welke bedreiging met enige andere feitelijkheid hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte:
tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat [medeverdachte] met (iemand van) de Hells Angels en/of een ander contact had (gehad) en dat [medeverdachte] met (die persoon van) die Hells Angels en/of die ander had berekend/besproken dat [slachtoffer] aan [medeverdachte] € 50.000, verschuldigd was en/of moest betalen en
naar die [slachtoffer] een dreigend bericht heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst:
- ‘luister met die onzinberichten hoef je me niet aan te komen je regelt er gewoon 5 anders schiet het niet op gaat dat niet gebeuren gaan we het vanaf maandag anders regelen’ (19 oktober 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
berichten waarin het aan hem, verdachte, en of zijn medeverdachte(n), verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en
zich naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te halen/te innen bij die [slachtoffer] ;

2.primair a.

hij in de periode 23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 25.000, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte:
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘geen poen ga je kapot kankerhond’ (11 november 2018) en
- ‘ik kan je laten ophalen dan brengen ze je naar mij zoals ik net duidelijk zei! En ik zou even niet zo’n grote bek hebben als ik jou was meneer anders praat je dadelijk een paar jaar niet meer ik zou gewoon even je afspraken nu vandaag die ik je zeg nakomen doe je dat niet ook niet erg dan gaan we gewoon verder ze zijn rond half 8 bij je ik hoor het wel van ze’ (30 november 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
naar [benadeelde] een dreigend bericht heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘hij moet gewoon kapot en geloof me dat gaat ie’ (12 november 2018),
‘althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2 primair b.

hij in de periode van 23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door de verdachte en/of zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] en/of [benadeelde] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het betalen van een geldbedrag van € 25.000, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, welke bedreiging met enige andere feitelijkheid hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte:
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘zo vandaag krijg ik mijn poen incl. boete zorg maar dat je in de buurt blijft vandaag want we gaan iedereen af’(24 oktober 2018) en
- ‘vandaag die poen anders problemen jongens staan te popelen, en dan komen er weer 10 bij regel je shit dan ben je er helemaal vanaf’ (9 november 2018) en
- ‘nu heb je een vette en het wordt verdubbeld en ik zou maar achter je kijken en morgen krijgt je vrouw een hele mooie mail kijken hoe lang jij nog gelukkig bent’ (11 november 2018) en
- ‘ik zeg je 1 ding ik zou dat vandaag maar regelen ga naar je moeder regel het mijngeld want om 20 uur kan ik niks meer doen dan verdubbelt het en staat het sowieso buiten mij’ (12 november 2018) en
- ‘je hebt tot 19 uur voor die 50 zo niet verdubbelen ze het meer kan ik niet meer doen!’ (30 november 2018) en
- ‘zorg gewoon dat je vandaag dat regelt anders heb jij echt geen leuke maand december en die hoer van je ook niet even voor de duidelijkheid. Je hoeft niks meer te sturen ze nemen om 19 uur contact op ben zelf ver weg’ (30 november 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
berichten waarin het aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en
naar [benadeelde] dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘schieten nee echt niet is het niet waard hoe het nu gaat zal die zien medelijden is er echt niet die zielige hond!’ (12 november 2018) en
- ‘hey ik ben een dag later terug en klaar en 1 tip zorg dat je weg bent daar’ (15 november 2018),
althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft de verdediging – kort weergegeven – aangevoerd dat geen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er zijn verschillende SMS-berichten aangetroffen maar deze hebben geen betrekking op het contact tussen medeverdachte [medeverdachte] en het slachtoffer [slachtoffer] . De enige omstandigheid die de verdachte zou kunnen verbinden aan de vermeende afpersing, betreft een envelop die de verdachte heeft opgehaald bij [slachtoffer] in opdracht van [medeverdachte] . Maar daarvan heeft de verdachte pas later vernomen dat daar een bedrag van € 5.000,00 in zou hebben gezeten. Bovendien is op geen enkele wijze gebleken dat er door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] afspraken zijn gemaakt over bijvoorbeeld een verdeling van het opgehaalde geld.
Weliswaar heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte op dat moment – nadat [slachtoffer] heeft aangegeven dat er € 5.000,00 in de envelop zat – op een lachende en vieze manier zou hebben gezegd: “dan zie ik je snel weer”, maar [slachtoffer] heeft er belang bij zo te verklaren. Zijn verklaring moet dan ook met een korrel zout worden genomen. Hij heeft immers ook verklaard dat de verdachte op 2 december 2018 een dreigende houding aan zou hebben aangenomen toen hij bij [slachtoffer] voor de deur stond en [slachtoffer] op hem schoot, maar ook dat is – blijkens de camerabeelden – niet waar gebleken. Bovendien heeft hij de beelden nadien gewist, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer] – zoals door de verdediging is geïmpliceerd – als onbetrouwbaar heeft te gelden dat deze niet tot het bewijs kan worden gebezigd.
Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend, gelet op het navolgende.
De verklaringen van [slachtoffer] wijken sterk af van hetgeen door medeverdachte [medeverdachte] is verklaard. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart immers dat [slachtoffer] hem het bedrag van
€ 50.000,00 verschuldigd was wegens eerder door [medeverdachte] gedane investeringen in de autohandel van [slachtoffer] . Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft [medeverdachte] als getuige te kennen gegeven dat een onderlinge afspraak tussen hem en [slachtoffer] erin heeft geresulteerd dat [slachtoffer] hem dit bedrag verschuldigd was, omdat [medeverdachte] voor dit bedrag door hem was benadeeld. Hij kon het bedrag niet op de gangbare manier incasseren omdat er niets op papier stond. [medeverdachte] verklaart aldus niets concreets en/of verifieerbaars, zodat niet controleerbaar is of het geldbedrag van € 50.000,00 inderdaad verband houdt met investeringen die eerder door [medeverdachte] zijn gedaan in het autobedrijf van [slachtoffer] .
[slachtoffer] verklaart daarentegen al bij de politie dat de € 50.000,00 die hij aan [medeverdachte] moest betalen, verband hield met wiet. Ook ter zitting in eerste aanleg heeft [slachtoffer] als getuige verklaard dat het bedrag dat hij aan [medeverdachte] moest betalen te maken had met de opbrengsten uit de handel in wiet. Anders dan [medeverdachte] verklaart hij dat de verplichting tot betaling van de € 50.000,00 geen gevolg was van een onderlinge afspraak tussen hem en [medeverdachte] , maar dat [medeverdachte] gewoonweg eiste dat [slachtoffer] dit bedrag aan [medeverdachte] zou betalen. Volgens [slachtoffer] had [medeverdachte] tegen hem gezegd dat de Hells Angels bij het geschil betrokken waren. [slachtoffer] heeft verklaard bang te zijn voor de Hells Angels en volgens hem hebben ‘zij’ – het hof begrijpt [medeverdachte] en een of meer leden van de Hells Angels – uiteindelijk bepaald dat [slachtoffer] een bedrag van € 50.000,00 zou moeten voldoen. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij nooit zou hebben betaald als er geen bedreigingen zouden zijn geuit. [slachtoffer] ’ vrouw [benadeelde] heeft ook verklaard dat de dreiging jegens haar man en het gezin kwam vanuit [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) en de Hells Angels .
Gelet op het vorengaande ziet het hof geen aanleiding om de verklaringen van [slachtoffer] als onbetrouwbaar terzijde te schuiven. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een schuld, die [slachtoffer] bij [medeverdachte] had, gerelateerd aan de handel in auto’s. Het hof hecht wel geloof aan de verklaring van [slachtoffer] dat het bedrag van € 50.000,00 dat medeverdachte [medeverdachte] van [slachtoffer] vorderde, te maken had met de handel in hennep.
Het hof ziet niet in waarom [slachtoffer] hierover zou liegen. Hij belast immers ook zichzelf door aldus te verklaren. In dat kader weegt het hof ook mee dat de partner van [slachtoffer] ,
[benadeelde] , direct al op 2 december 2018 na het schietincident waarbij de verdachte het slachtoffer was heeft verklaard dat zij en [slachtoffer] te maken hadden met verschillende afpersingen die te maken hadden met de handel in wiet. Ze heeft op dat moment eveneens reeds verklaard dat [medeverdachte] om tafel is gaan zitten met iemand van de Hells Angels om af te spreken hoeveel geld [slachtoffer] zou moeten terugbetalen.
Gelet op het vorengaande ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] voor wat betreft de achtergrond van het bedrag van € 50.000,00 en de wijze waarop [medeverdachte] daarbij te werk is gegaan.
Ook verdachtes verklaringen staan haaks op de verklaringen van [slachtoffer] . Zo verklaart de verdachte dat hij borg bij [slachtoffer] ging ophalen voor [medeverdachte] . Dit acht het hof volstrekt onaannemelijk. In de eerste plaats omdat borg normaal gesproken juist bij levering van goederen wordt voldaan. Borg strekt immers tot verzekering van juist die geleverde goederen. In de tweede plaats omdat een bedrag van € 5.000,00, gelet op de door medeverdachte [medeverdachte] gehanteerde prijs van € 125,00 borg per lachgasfles – die hij ter zitting in eerste aanleg als getuige heeft genoemd – het equivalent van de borg van veertig lachgasflessen is.
Uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt voorts dat – toen de verdachte een envelop met
€ 5.000,00 bij hem kwam ophalen – de verdachte wel degelijk wist dat hij een groot bedrag kwam ophalen. Nadat [slachtoffer] immers had aangegeven dat zich in de envelop een bedrag van € 5.000,00 euro bevond, zei de verdachte: “Dan zie ik je snel weer”. Hieruit leidt het hof af dat verdachte wel degelijk op de hoogte was van een zeker bedrag dat [slachtoffer] zou moeten betalen, en dat dit bedrag in ieder geval hoger was dan de € 5.000,00 die hij op dat moment had opgehaald.
Dat [slachtoffer] overigens daadwerkelijk onjuist heeft verklaard over hetgeen hij de avond van 2 december 2018 zou hebben waargenomen toen de verdachte aan zijn voordeur stond, doet overigens aan de betrouwbaarheid van diens verklaring ter zake het vorenoverwogene niets af. Niet ondenkbaar is dat [slachtoffer] bepaalde onderdelen van dat bewuste incident door de bedreigingen anders heeft ervaren, en mogelijk ook anders heeft onthouden, tot het moment dat hij met de desbetreffende camerabeelden werd geconfronteerd. Wat van die onjuistheid ook zij, daarmee is allerminst de onbetrouwbaarheid van diens verklaring voor het overige gegeven. Temeer, omdat zijn verklaringen als vermeld op onderdelen bevestiging vindt in overige bewijsmiddelen.
Medeplegen van de onder feit 1 tenlastegelegde dwang
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het door middel van dreiging met feitelijkheden dwingen om [slachtoffer] een bedrag van € 50.000,00 te laten betalen. Het hof ziet namelijk onvoldoende aanleiding om de verdachte voor de volledige
€ 50.000,00 als medepleger aan te merken, omdat niet kan worden vastgesteld dat tussen [medeverdachte] en de verdachte een nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgevonden die zag op de betaling door [slachtoffer] van een bedrag ter hoogte van € 50.000,00. Ook is niet duidelijk geworden of de verdachte op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] uiteindelijk een bedrag van € 50.000,00 aan [medeverdachte] zou moeten betalen.
Zoals reeds hiervoor is overwogen concludeert het hof dat dit anders ligt voor het bedrag ter hoogte van € 5.000,00 dat door de verdachte in persoon bij [slachtoffer] is opgehaald in een envelop. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de verdachte wel degelijk ervan op de hoogte was dat [slachtoffer] een bedrag hoger dan € 5.000,00 aan [medeverdachte] , al dan niet door tussenkomst van de verdachte, moest betalen. Ook was verdachte er – naar eigen zeggen – van op de hoogte dat [medeverdachte] en [slachtoffer] een geschil hadden. Bovendien ging reeds een dreiging uit van het bezoek van de verdachte, nu hij – anders dan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat wordt betaald via een overschrijving – voor een ander een substantieel bedrag van maar liefst € 5.000,00 ging ophalen. Daar komt bij dat [slachtoffer] bang was voor de verdachte, hij zag hem als professioneel kickbokser.
Gelet op het volgende kan het niet anders zijn dan dat de verdachte moet hebben geweten dat er meer speelde. Het hof gaat er namelijk niet in mee dat de verdachte louter als koerier van lachgas bij [slachtoffer] aan de deur kwam. Nog daargelaten dat daarvoor het dossier geen enkele onderbouwing biedt, is het immers allerminst geloofwaardig dat dermate grote bedragen aan borg voor lachgasflessen contant worden opgehaald. Ook getuigt het telefoonbericht van 2 november 2018 van de verdachte aan [medeverdachte] “hahahahaha incasso [bijnaam medeverdachte] en [bijnaam verdachte] ”, duidend op [medeverdachte] als ‘ [bijnaam medeverdachte] ’ en op de verdachte als ‘ [bijnaam verdachte] ’ ervan dat de verdachte zeer wel doorhad dat hij zich samen met [medeverdachte] met incassopraktijken bezig hield. Weliswaar is dit een bericht dat later in tijd plaatsvond, maar gelet ook op inhoud van de berichten die daaraan voorafgingen met betrekking tot [slachtoffer] , tussen [medeverdachte] en de verdachte was de verdachte zeer wel ervan op de hoogte dat [slachtoffer] aan [medeverdachte] geld ‘verschuldigd’ was en dat de verdachte druk doende was met het op buitenwettelijke wijze incasseren daarvan.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Het onder 2 a bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 b bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander en derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft primair verzocht dat het hof aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de verdediging verzocht dat het hof daarnaast nog een voorwaardelijke straf aan de verdachte zal opleggen, waaraan als bijzondere voorwaarde zal worden verbonden dat de verdachte zich zal laten behandelen, zodat hij in het behandeltraject voor zijn psychisch letsel als gevolg van het schietincident voorrang krijgt. De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte al lange tijd in voorarrest heeft doorgebracht en het voor hem – alsook voor [medeverdachte] en
[slachtoffer] – met name van belang is om de onderhavige zaak te kunnen afsluiten, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het door een andere feitelijkheid dwingen tot betaling van [slachtoffer] van een geldbedrag en zulks heeft gepoogd en voorts dat hij heeft geprobeerd samen met [medeverdachte] [slachtoffer] af te persen.
Door deze feiten te plegen heeft de verdachte zowel een inbreuk gemaakt op de geestelijke integriteit van [slachtoffer] als op zijn eigendomsrecht. [slachtoffer] heeft immers verklaard dat hij nooit zou hebben betaald als hij niet bedreigd zou zijn geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een traumatische gebeurtenis als de onderhavige, waarin [slachtoffer] gedurende een periode van enkele maanden is bedreigd met zowel feitelijkheden als met geweld, nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden. Uit de omstandigheden is ook gebleken dat de bewezenverklaarde feiten zodanige impact op [slachtoffer] hebben gehad, dat er zelfs een schietincident plaatsvond met de verdachte die bij hem aan de deur kwam voor geld. Voorts had een en ander ook de nodige impact op het gezin van [slachtoffer] . Zijn partner [benadeelde] en zijn moeder [moeder slachtoffer] merkten dat [slachtoffer] door de afpersing en dwang niet zichzelf was en vreesde zijn leven te moeten laten. [benadeelde] is nota bene zelfs vertrokken uit de echtelijke woning wegens de bedreigingen aan het adres van [slachtoffer] . Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 april 2022, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit, te weten ter zake van bedreiging.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsman van de verdachte heeft bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte door een psychiater in Maastricht is gediagnosticeerd met PTSS. De verdachte zou dientengevolge slecht slapen en nog steeds dromen van het voorval. Hij woont in een eigen flat en ontvangt een Wajong-uitkering wegens een scooterongeluk. De verdachte is als gevolg van dat ongeluk afgekeurd en kan fysiek werk niet aan. Voorts staat de verdachte onder schuldeisersbewind en heeft hij ongeveer € 30.000,00 aan schulden. Als gevolg van het schietincident waarbij de verdachte in zijn zij en knie is geraakt door [slachtoffer] ondervindt de verdachte nog klachten aan zijn knie. Hiervoor dient hij nog geopereerd te worden, naar eigen zeggen van de verdachte.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te melden duur met zich brengt.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, een passende en geboden straf is.
Redelijke termijn
Ten slotte heeft het hof in aanmerking genomen dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
De redelijke termijn in eerste aanleg is aangevangen op 2 december 2018 met de inverzekeringstelling van de verdachte. De meervoudige kamer van de rechtbank heeft vonnis gewezen op 9 juli 2019. De behandeling in eerste aanleg is derhalve afgerond met een einduitspraak binnen de redelijke termijn van 16 maanden die voor de verdachte – als preventief gehechte – gold.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 22 juli 2019 met het instellen van hoger beroep door de officier van justitie. Het hof wijst heden, 4 mei 2022, arrest. De behandelduur in hoger beroep bedraagt derhalve ongeveer 2 jaren en 9,5 maanden. De behandeling in hoger beroep is daarom niet afgerond met een einduitspraak binnen 24 maanden na aanvang van de redelijke termijn. Gelet hierop stelt het hof vast dat de redelijke termijn in hoger beroep met ongeveer 9,5 maanden is overschreden.
Gelet op het vorengaande concludeert het hof dat sprake is van een totale overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep van ongeveer 9,5 maanden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden (gelijk aan 300 dagen), met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden zijn geweest. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof de verdachte echter veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 223 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 52.000,00 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in een bedrag van € 50.000,00 aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering met betrekking tot de gevorderde materiële schade, wegens de vrijspraak van de verdachte in eerste aanleg van feit 1. De rechtbank heeft de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaard in de vordering met betrekking de gevorderde immateriële schade, nu een onderzoek naar de hoogte daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de gehele vordering aan het oordeel van het hof onderworpen is.
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het hof de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen tot een bedrag van € 52.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij zal worden bepaald dat de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk is voor de voldoening van de vordering. Subsidiair heeft de advocaat-generaal verzocht dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 7.000,00, bestaande uit € 5.000,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij zal worden bepaald dat de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk is voor de voldoening van de vordering.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet inhoudelijk betwist. Wel heeft de verdediging bepleit dat het toewijzen van een uit drugsgeld betaald afpersingsbedrag, neerkomt op witwassen via de constructie van de voeging van een benadeelde partij in het strafproces. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren en zal verwijzen naar de burgerlijke rechter, dan wel de vordering zal afwijzen.
De advocaat van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat in de visie van de benadeelde partij vaststaat dat er € 50.000,00 betaald is als gevolg van de bedreigingen door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Niet is gebleken dat het geld waarmee de benadeelde partij dit bedrag heeft betaald, afkomstig is uit enig misdrijf, zodat mag worden aangenomen dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen.
Materiële schade
Met betrekking tot de gevorderde materiële schade overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.000,00. Deze door de benadeelde partij gevorderde schade is voldoende onderbouwd, niet inhoudelijk betwist en komt volledig voor vergoeding in aanmerking. De verdachte is derhalve
hoofdelijktot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Overigens, voor de stelling dat het door [slachtoffer] aan de verdachte in de envelop gegeven bedrag (rechtstreeks) afkomstig is van enig misdrijf, ontbreekt iedere onderbouwing en ziet het hof in het dossier geen aanknopingspunt, zodat het hof reeds daarom daaraan voorbij gaat. Van een witwasconstructie die aan toewijzing in de weg staat kan derhalve geen sprake zijn.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2018, zijnde de einddatum van de bewezenverklaarde periode waarin de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige stelt het hof vast dat de gevorderde post geen rechtstreekse schade betreft van het bewezenverklaarde, zodat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het restantbedrag van € 45.000,00 aan materiële schade.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2a en 2b bewezenverklaarde handelen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat, maar uit een ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
De hoogte van de door de benadeelde partij geleden immateriële schade begroot het hof op basis van de thans beschikbare gegevens omtrent de duur en intensiteit van het door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bewezenverklaarde handelen, op grond van genoemd wetsartikel naar billijkheid op een bedrag van € 2.000,00. De verdachte is derhalve
hoofdelijktot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Hierbij heeft het hof in het bijzonder gelet op het feit dat [slachtoffer] – zo blijkt uit verklaringen van zijn partner en moeder – zichzelf niet was, paranoïde leek door de jegens hem gepleegde bedreigingen, en zelfs documenten bij zijn moeder had gebracht met het verzoek deze aan de politie te overhandigen wanneer hem iets zou overkomen en om diezelfde reden ook afscheid had genomen van zijn vrouw. Hij heeft daarvoor in detentie ook psychische hulp gehad en gevoelens van angst overgehouden aan de bedreigingen. Voorts heeft het hof hierbij gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2018, zijnde de einddatum van de bewezenverklaarde periode waarin de poging tot afpersing en dwang van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Ten slotte zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door verdachtes onder 1, 2a en 2b bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 7.000,00. De verdachte is daarvoor
hoofdelijkjegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
22 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening voor wat betreft de materiële schade en vanaf 2 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening voor wat betreft de immateriële schade, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 03-015571-17
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 15 uren subsidiair 7 dagen hechtenis, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg van 29 juni 2018 onder parketnummer
03-015571-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de gehele voorwaardelijk opgelegde straf.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf zal verlengen.
Het hof is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde straf, te weten taakstraf voor de duur van 15 uren subsidiair 7 dagen hechtenis, dient te worden gelast, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Ten overvloede merkt het hof op dat het – anders dan door de verdediging bepleit – verlengen van de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf niet tot de mogelijkheden behoort, indien deze proeftijd reeds is verstreken.
Vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 96-050002-17
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één (1) week, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg van 13 juli 2017 onder parketnummer 96-050002-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de gehele voorwaardelijk opgelegde straf.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf zal verlengen.
Het hof is – met de advocaat-generaal – van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde straf, te weten gevangenisstraf voor de duur van één (1) week, dient te worden gelast, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Voor wat betreft de mogelijkheid tot het verlengen van een proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf verwijst het hof voor het overige nog naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 284 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2a en 2b tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2a en 2b bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
223 (tweehonderddrieëntwintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1, 2a en 2b bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) bestaande uit € 5.000,00 (vijfduizend euro) materiële schade en
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1, 2a en 2b bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.000,00 (zevenduizend euro) bestaande uit € 5.000,00 (vijfduizend euro) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 70 (zeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 oktober 2018 en van de immateriële schade op 2 december 2018;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg van 29 juni 2018, parketnummer 03-015571-17, te weten een
taakstrafvoor de duur van
15 (vijftien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg van 13 juli 2017, parketnummer 96-050002-17, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 4 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.J. Schiffers, mr. E.E. van der Bijl en griffier mr. J.A.A. Vulto zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.