ECLI:NL:GHSHE:2022:1450

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
20-002332-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afpersing en poging tot afpersing met betrokkenheid van Hells Angels

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 9 juli 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, was in eerste aanleg veroordeeld voor afpersing en poging tot afpersing. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in Heerlen, samen met anderen, het slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van € 50.000 door middel van bedreiging met geweld. De verdachte heeft dreigende berichten gestuurd en heeft het slachtoffer onder druk gezet door te verwijzen naar de Hells Angels. Het hof heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de afpersing, maar heeft wel bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan dwang door middel van bedreiging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 482 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en moet schadevergoeding betalen aan het slachtoffer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002332-19
Uitspraak : 4 mei 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 juli 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-248380-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De officier van justitie heeft op 22 juli 2019 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 tenlastegelegde ‘medeplegen van afpersing’ en het onder 2 tenlastegelegde ‘medeplegen van een poging tot afpersing’ bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] integraal en hoofdelijk zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en daarmee de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg in de zin van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, en na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering – tenlastegelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) € 50.000, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte, met (iemand van) de Hells Angels en/of een ander contact had (gehad) en dat hij, verdachte, met (die persoon van) die Hells Angels en/of die ander had berekend/besproken dat [slachtoffer] aan hem, verdachte, € 50.000, in elk geval een (groot) geldbedrag, verschuldigd was en/of moest betalen en/of
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘luister met die onzinberichten hoef je me niet aan te komen je regelt er gewoon 5 anders schiet het niet op gaat dat niet gebeuren gaan we het vanaf maandag anders regelen’ (19 oktober 2018) en/of
- ‘ik zou je het even goed uitleggen sowieso ga je meer betalen’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘ik heb even overlegd met mijn oude vriend die staan op het punt hierheen te komen dat gaat ook gebeuren’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘interesseert me niet want gaat dat vandaag niet gebeuren kom ik jou morgen halen en komt er de helft bij dus even voor de duidelijkheid je krijg tot vandaag 20 uur gebeurt er niks komen er procenten bij en gaan er dingen gebeuren geloof me die wil je echt niet! Haal geen domme dingen in je kop want je hebt geen fucking recht om iets in je kop te halen, dus pannekoek je hebt tot 20 uur’ (22 oktober 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben (doen) begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ;

OF

hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen en/of te dulden, te weten het betalen van een geldbedrag van (ongeveer) € 50.000, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk(e) geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte, met (iemand van) de Hells Angels en/of een ander contact had (gehad) en dat hij, verdachte, met (die persoon van) die Hells Angels en/of die ander had berekend/besproken dat [slachtoffer] aan hem, verdachte, € 50.000, in elk geval een (groot) geldbedrag, verschuldigd was en/of moest betalen en/of
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘luister met die onzinberichten hoef je me niet aan te komen je regelt er gewoon 5 anders schiet het niet op gaat dat niet gebeuren gaan we het vanaf maandag anders regelen’ (19 oktober 2018) en/of
- ‘ik zou je het even goed uitleggen sowieso ga je meer betalen’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘ik heb even overlegd met mijn oude vriend die staan op het punt hierheen te komen dat gaat ook gebeuren’ (22 oktober 2018) en/of
- ‘interesseert me niet want gaat dat vandaag niet gebeuren kom ik jou morgen halen en komt er de helft bij dus even voor de duidelijkheid je krijg tot vandaag 20 uur gebeurt er niks komen er procenten bij en gaan er dingen gebeuren geloof me die wil je echt niet! Haal geen domme dingen in je kop want je hebt geen fucking recht om iets in je kop te halen, dus pannekoek je hebt tot 20 uur’ (22 oktober 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben (doen) begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ;

2.

hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) € 25.000, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘zo vandaag krijg ik mijn poen incl. boete zorg maar dat je in de buurt blijft vandaag want we gaan iedereen af’ (24 oktober 2018) en/of
- ‘vandaag die poen anders problemen jongens staan te popelen, en dan komen er weer 10 bij regel je shit dan ben je er helemaal vanaf’ (9 november 2018) en/of
- ‘nu heb je een vette en het wordt verdubbeld en ik zou maar achter je kijken en morgen krijgt je vrouw een hele mooie mail kijken hoe lang jij nog gelukkig bent’ (11 november 2018) en/of
- ‘geen poen ga je kapot kankerhond’ (11 november 2018) en/of
- ‘ik zeg je 1 ding ik zou dat vandaag maar regelen ga naar je moeder regel het mijn geld want om 20 uur kan ik niks meer doen dan verdubbelt het en staat het sowieso buiten mij’ (12 november 2018) en/of
- ‘je hebt tot 19 uur voor die 50 zo niet verdubbelen ze het meer kan ik niet meer doen!’ (30 november 2018) en/of
- ‘zorg gewoon dat je vandaag dat regelt anders heb jij echt geen leuke maand december en die hoer van je ook niet even voor de duidelijkheid. Je hoeft niks meer te sturen ze nemen om 19 uur contact op ben zelf ver weg’ (30 november 2018) en/of
- ‘ik kan je laten ophalen dan brengen ze je naar mij zoals ik net duidelijk zei! En ik zou even niet zo’n grote bek hebben als ik jou was meneer anders praat je dadelijk een paar jaar niet meer ik zou gewoon even je afspraken nu vandaag die ik je zeg nakomen doe je dat niet ook niet erg dan gaan we gewoon verder ze zijn rond half 8 bij je ik hoor het wel van ze’ (30 november 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem/hen, verdachte(n), verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
naar [benadeelde] een of meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘hij moet gewoon kapot en geloof me dat gaat ie’ (12 november 2018) en/of
- ‘schieten nee echt niet is het niet waard hoe het nu gaat zal die zien medelijden is er echt niet die zielige hond!’ (12 november 2018) en/of
- ‘hey ik ben een dag later terug en klaar en 1 tip zorg dat je weg bent daar’ (15 november 2018),
althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

OF

hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] en/of [benadeelde] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen en/of te dulden, te weten het betalen van een geldbedrag van (ongeveer) € 25.000, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk(e) geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘zo vandaag krijg ik mijn poen incl. boete zorg maar dat je in de buurt blijft vandaag want we gaan iedereen af’ (24 oktober 2018) en/of
- ‘vandaag die poen anders problemen jongens staan te popelen, en dan komen er weer 10 bij regel je shit dan ben je er helemaal vanaf’ (9 november 2018) en/of
- ‘nu heb je een vette en het wordt verdubbeld en ik zou maar achter je kijken en morgen krijgt je vrouw een hele mooie mail kijken hoe lang jij nog gelukkig bent’ (11 november 2018) en/of
- ‘geen poen ga je kapot kankerhond’ (11 november 2018) en/of
- ‘ik zeg je 1 ding ik zou dat vandaag maar regelen ga naar je moeder regel het mijn geld want om 20 uur kan ik niks meer doen dan verdubbelt het en staat het sowieso buiten mij’ (12 november 2018) en/of
- ‘je hebt tot 19 uur voor die 50 zo niet verdubbelen ze het meer kan ik niet meer doen!’ (30 november 2018) en/of
- ‘zorg gewoon dat je vandaag dat regelt anders heb jij echt geen leuke maand december en die hoer van je ook niet even voor de duidelijkheid. Je hoeft niks meer te sturen ze nemen om 19 uur contact op ben zelf ver weg’ (30 november 2018) en/of
- ‘ik kan je laten ophalen dan brengen ze je naar mij zoals ik net duidelijk zei! En ik zou even niet zo’n grote bek hebben als ik jou was meneer anders praat je dadelijk een paar jaar niet meer ik zou gewoon even je afspraken nu vandaag die ik je zeg nakomen doe je dat niet ook niet erg dan gaan we gewoon verder ze zijn rond half 8 bij je ik hoor het wel van ze’ (30 november 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
berichten waarin het aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
naar [benadeelde] een of meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘hij moet gewoon kapot en geloof me dat gaat ie’ (12 november 2018) en/of
- ‘schieten nee echt niet is het niet waard hoe het nu gaat zal die zien medelijden is er echt niet die zielige hond!’ (12 november 2018) en/of
- ‘hey ik ben een dag later terug en klaar en 1 tip zorg dat je weg bent daar’ (15 november 2018),
althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof merkt ten aanzien van de twee onder 1 tenlastegelegde feiten het volgende op. Het is tegen de achtergrond van de inhoud van het strafdossier de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging geweest om daarin het verwijt tot uitdrukking te brengen dat de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich naar de woning van [slachtoffer] heeft/hebben begeven, althans verdachte ‘zijn medeverdachte zich naar de woning van die [slachtoffer] heeft doen begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ’. Hiermee is de verdachte ter terechtzitting geconfronteerd en uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte door deze uitleg van de tenlastelegging niet in zijn belangen wordt geschaad. Derhalve is die zinsnede in de twee onder 1 tenlastegelegde feiten aangepast.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van afpersing
De verdachte wordt in de onder 1 tenlastegelegde eerste variant verweten dat hij al dan niet met een of meer anderen het slachtoffer [slachtoffer] zou hebben afgeperst. Het hof zal de verdachte hiervan vrijspreken nu naar het oordeel van het hof de verfeitelijkte middelen ontoereikend zijn voor de conclusie dat hier sprake was van afpersing. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte al dan niet in vereniging in de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 die [slachtoffer] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van € 50.000,00, althans enig geldbedrag.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tweede variant van het onder 1 alternatief tenlastegelegde en de eerste en de tweede variant van het onder 2 alternatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.a.

hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen een ander, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het betalen van een geldbedrag van € 45.000, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, welke bedreiging met enige andere feitelijkheid hierin bestond dat hij, verdachte,
tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, met (iemand van) de Hells Angels en/of een ander contact had (gehad) en dat hij, verdachte, met (die persoon van) die Hells Angels en/of die ander had berekend/besproken dat [slachtoffer] aan hem, verdachte, € 50.000 verschuldigd was en/of moest betalen en
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘ik zou je het even goed uitleggen sowieso ga je meer betalen’ (22 oktober 2018) en
- ‘ik heb even overlegd met mijn oude vriend die staan op het punt hierheen te komen dat gaat ook gebeuren’ (22 oktober 2018) en
- ‘interesseert me niet want gaat dat vandaag niet gebeuren kom ik jou morgen halen en komt er de helft bij dus even voor de duidelijkheid je krijg tot vandaag 20 uur gebeurt er niks komen er procenten bij en gaan er dingen gebeuren geloof me die wil je echt niet! Haal geen domme dingen in je kop want je hebt geen fucking recht om iets in je kop te halen, dus pannekoek je hebt tot 20 uur’ (22 oktober 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
berichten waarin het aan hem, verdachte, verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en
dat hij, verdachte, zijn medeverdachte zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft doen begeven om geld op dreigende wijze op te halen/te innen bij die [slachtoffer] ;

1.b.

hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander een ander, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het betalen van een geldbedrag van € 5.000, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, welke bedreiging met enige andere feitelijkheid hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte:
tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte, met (iemand van) de Hells Angels en/of een ander contact had (gehad) en dat hij, verdachte, met (die persoon van) die Hells Angels en/of die ander had berekend/besproken dat [slachtoffer] aan hem, verdachte, €50.000, verschuldigd was en/of moest betalen en
naar die [slachtoffer] een dreigend bericht heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst:
- ‘luister met die onzinberichten hoef je me niet aan te komen je regelt er gewoon 5 anders schiet het niet op gaat dat niet gebeuren gaan we het vanaf maandag anders regelen’ (19 oktober 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
berichten waarin het aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en
dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte zich naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te halen/te innen bij die [slachtoffer] ;

2.a.

hij in de periode 23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 25.000, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte:
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘geen poen ga je kapot kankerhond’ (11 november 2018) en
- ‘ik kan je laten ophalen dan brengen ze je naar mij zoals ik net duidelijk zei! En ik zou even niet zo’n grote bek hebben als ik jou was meneer anders praat je dadelijk een paar jaar niet meer ik zou gewoon even je afspraken nu vandaag die ik je zeg nakomen doe je dat niet ook niet erg dan gaan we gewoon verder ze zijn rond half 8 bij je ik hoor het wel van ze’ (30 november 2018),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
berichten waarin het aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en/of
naar [benadeelde] een dreigend bericht heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst:
- ‘hij moet gewoon kapot en geloof me dat gaat ie’ (12 november 2018)
althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2b.

hij in de periode van 23 oktober 2018 tot en met 2 december 2018 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] en/of [benadeelde] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het betalen van een geldbedrag van € 25.000, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, welke bedreiging met enige andere feitelijkheid hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte:
naar die [slachtoffer] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘zo vandaag krijg ik mijn poen incl. boete zorg maar dat je in de buurt blijft vandaag want we gaan iedereen af’ (24 oktober 2018) en
- ‘vandaag die poen anders problemen jongens staan te popelen, en dan komen er weer 10 bij regel je shit dan ben je er helemaal vanaf’ (9 november 2018) en
- ‘nu heb je een vette en het wordt verdubbeld en ik zou maar achter je kijken en morgen krijgt je vrouw een hele mooie mail kijken hoe lang jij nog gelukkig bent’ (11 november 2018) en
- ‘ik zeg je 1 ding ik zou dat vandaag maar regelen ga naar je moeder regel het mijn geld want om 20 uur kan ik niks meer doen dan verdubbelt het en staat het sowieso buiten mij’ (12 november 2018) en
- ‘je hebt tot 19 uur voor die 50 zo niet verdubbelen ze het meer kan ik niet meer doen!’ (30 november 2018) en
‘zorg gewoon dat je vandaag dat regelt anders heb jij echt geen leuke maand december en die hoer van je ook niet even voor de duidelijkheid. Je hoeft niks meer te sturen ze nemen om 19 uur contact op ben zelf ver weg’ (30 november 2018), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
berichten waarin het aan hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte verschuldigde geldbedrag (telkens) verhoogd werd en
naar [benadeelde] meerdere dreigende berichten heeft/hebben verzonden met de navolgende tekst(en):
- ‘schieten nee echt niet is het niet waard hoe het nu gaat zal die zien medelijden is er echt niet die zielige hond!’ (12 november 2018) en
- ‘hey ik ben een dag later terug en klaar en 1 tip zorg dat je weg bent daar’ (15 november 2018),
althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
dat hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte, zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven om geld op dreigende wijze op te komen halen/te innen bij/van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft in de eerste plaats vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan afpersing, noch aan dwang, omdat de verdachte stelt dat hij verbintenisrechtelijk recht had op een bedrag van € 50.000,00 van [slachtoffer] . Derhalve kan niet worden geconcludeerd dat de verdachte zich wederrechtelijk wilde bevoordelen. Voorts ging er geen echte dreiging uit van de berichten die door de verdachte zijn verzonden. Het feit dat [slachtoffer] en [benadeelde] hebben verklaard dat ook de Hells Angels betrokken zouden zijn bij de vaststelling van het bedrag van € 50.000,00 of anderszins, is niet op feiten gebaseerd of concreet gemaakt. Dit kan een verzonnen verhaal zijn om te verklaren waarom [slachtoffer] uiteindelijk op [medeverdachte] heeft geschoten. De verklaringen van [slachtoffer] moeten dan ook behoedzaam worden gewogen, gelet op de soms aantoonbare leugens. Ook op de verklaringen van [benadeelde] valt het een en ander af te dingen. Gelet hierop valt dan ook niet wettig en overtuigend te bewijzen dat sprake is geweest van een dreiging met de Hells Angels , zodat de afpersing noch de dwang kan worden bewezenverklaard.
Voorts is [medeverdachte] geen medepleger van de verdachte geweest. Daarvoor is immers vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] . Bij de beoordeling daarvan gaat het in het bijzonder om de onderlinge samenwerking en in mindere mate om de vraag wie precies welke feitelijke handelingen heeft verricht. [slachtoffer] verklaart wisselend over het aantal keren dat [medeverdachte] geld bij hem heeft opgehaald. Bovendien is er geen aanleiding om aan te nemen dat [medeverdachte] wist van de mogelijk dreigende teksten van de verdachte dan wel überhaupt op de hoogte was van de reden waarvoor hij geld moest ophalen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat – anders dan de raadsman heeft bepleit – het enkele feit dat de verdachte verbintenisrechtelijk een vordering zou hebben op [slachtoffer] , niet uitsluit dat sprake kan zijn van het ‘zich wederrechtelijk bevoordelen’ in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Dat geldt eveneens voor het ‘wederrechtelijk dwingen’ in de zin van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht tot – in het onderhavige geval – betaling van een geldbedrag.
De verdachte heeft bij gelegenheid van zijn verhoor d.d. 5 december 2018 verklaard dat hij ‘die afpersingen’ niet zo bedoeld heeft. Op 6 december 2018, alsmede ter zitting in eerste aanleg d.d. 25 juni 2018 en ter zitting in hoger beroep, heeft hij verklaard dat hij alleen loze dreigementen zou hebben geuit. Zelfs als daarvan sprake is geweest, kunnen dergelijke dreigementen, die wellicht ‘loos’ zijn vanuit het perspectief van de verdachte, toch als reële dreigementen worden opgevat door degene aan wie dat dreigement is gericht, in dit geval [slachtoffer] . Voor [slachtoffer] was immers niet kenbaar of – en in hoeverre – gevolg gegeven zou worden aan bepaalde dreigende berichten. Uit het feit dat de verdachte regelmatig heeft gerefereerd aan zijn ‘loze dreigementen’ leidt het hof af dat hij zich wel degelijk realiseerde dat zijn berichten in de kern geschikt waren om dreigend over te komen.
Voorts ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer] en [benadeelde] – zoals door de verdediging is geïmpliceerd – als onbetrouwbaar hebben te gelden zodat zij niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend, gelet op het navolgende.
Het hof ziet zich geconfronteerd met verschillende verklaringen die op onderdelen strijdig met elkaar zijn. De verdachte verklaart dat [slachtoffer] hem het bedrag van € 50.000,00 verschuldigd was wegens eerder door de verdachte gedane investeringen in de autohandel van [slachtoffer] . Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte te kennen gegeven dat een onderlinge afspraak tussen hem en [slachtoffer] erin heeft geresulteerd dat [slachtoffer] hem dit bedrag verschuldigd was. Daarnaar gevraagd – ook ter terechtzitting in hoger beroep – verklaart de verdachte echter dat hij voor wat betreft de grondslag van die afspraak daar verder niets over kan zeggen en dat hij het niet meer weet. Daarnaast verklaart hij in hoger beroep dat zijn vordering van € 50.000,00 op [slachtoffer] te maken had met zaken uit het verleden en dat er destijds door [slachtoffer] en/of verdachte weleens werd gesjoemeld met auto’s. Verdachte zou uit dien hoofde nog iets tegoed hebben van [slachtoffer] , zo begrijpt het hof. Hierover verklaart de verdachte desgevraagd vervolgens echter niets concreets en/of verifieerbaars, zodat niet controleerbaar is of het geldbedrag van € 50.000,00 inderdaad verband houdt met investeringen die eerder door de verdachte zijn gedaan in het autobedrijf van [slachtoffer] .
[slachtoffer] verklaart daarentegen dat de € 50.000,00 die hij aan de verdachte moest betalen, verband hield met wiet. Ook ter zitting in eerste aanleg heeft [slachtoffer] als getuige verklaard dat het bedrag dat hij aan de verdachte moest betalen te maken had met de opbrengsten uit de wiethandel. Anders dan de verdachte verklaart hij dat de verplichting tot betaling van de € 50.000,00 geen gevolg was van een onderlinge afspraak tussen hem en de verdachte, maar dat de verdachte gewoonweg eiste dat [slachtoffer] dit bedrag aan de verdachte zou betalen. Volgens [slachtoffer] had de verdachte tegen hem gezegd dat de Hells Angels bij het geschil betrokken waren. [slachtoffer] heeft verklaard bang te zijn voor de Hells Angels en volgens hem hebben ‘zij’ – het hof begrijpt de verdachte en een of meer leden van de Hells Angels – uiteindelijk bepaald dat [slachtoffer] een bedrag van € 50.000,00 zou moeten voldoen. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij nooit zou hebben betaald als er geen bedreigingen zouden zijn geuit. [slachtoffer] ’ vrouw [benadeelde] heeft ook verklaard dat de dreiging jegens haar man en het gezin kwam vanuit [verdachte] , de verdachte, en de Hells Angels .
Gelet op het vorengaande ziet het hof geen aanleiding om de verklaringen van [slachtoffer] als onbetrouwbaar terzijde te schuiven. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een schuld, die [slachtoffer] bij de verdachte had, gerelateerd aan de handel in auto’s. Het hof hecht wel geloof aan de verklaring van [slachtoffer] dat het bedrag van € 50.000,00, dat verdachte van [slachtoffer] vorderde, te maken had met de handel in wiet (hierna: hennep).
Het hof ziet namelijk niet in waarom [slachtoffer] hierover zou liegen. Hij belast immers ook zichzelf door aldus te verklaren. In dat kader weegt het hof ook mee dat de partner van [slachtoffer] , [benadeelde] , direct al op 2 december 2018 na het schietincident tegenover de toegesnelde politie heeft verklaard dat zij en [slachtoffer] te maken hadden met verschillende afpersingen die te maken hadden met de handel in hennep. Ze heeft op dat moment eveneens reeds verklaard dat de verdachte om tafel is gaan zitten met iemand van de Hells Angels om af te spreken hoeveel geld [slachtoffer] zou moeten terugbetalen.
Gelet op het vorengaande ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [benadeelde] voor wat betreft de achtergrond van het bedrag van € 50.000,00 en de wijze waarop verdachte daarbij is te werk gegaan.
Zoals eerder overwogen zal het hof de verdachte partieel vrijspreken van de onder 1 tenlastegelegde afpersing, nu geen sprake is geweest van (dreiging met) geweld.
Voor wat betreft de wel bewezenverklaarde dwang door middel van dreiging met enige andere feitelijkheid als bedoeld in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht overweegt het hof als volgt.
Feitelijkheden als bedoeld in – onder meer – dat artikel zijn alle handelingen die niet onder ‘geweld’ vallen. Daarbij moeten deze handelingen van zodanige aard zijn dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een zodanige psychische druk dat het slachtoffer daaraan geen weerstand kan bieden. Om te kunnen spreken van wederrechtelijk dwingen als bedoeld in dat artikel moet sprake zijn van een situatie waarin het slachtoffer door die feitelijkheid (of door de bedreiging met die feitelijkheid) iets heeft gedaan, zoals – in het onderhavige geval – het betalen van een geldsom.
Naar het oordeel van het hof is sprake geweest van dwang door dreiging met enige andere feitelijkheden die [slachtoffer] ertoe hebben gebracht een bedrag van € 50.000,00 te betalen aan de verdachte. Die dwang komt tot uiting in de combinatie van enerzijds de berichten van de verdachte aan [slachtoffer] , waarin de verdachte een dreigende toon aanneemt en anderzijds de omstandigheid dat de verdachte tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ook de Hells Angels betrokken zijn bij de afspraak dat [slachtoffer] € 50.000,00 moest betalen aan de verdachte. Die omstandigheid maakt dat – nu het een feit van algemene bekendheid is dat er een correlatie bestaat tussen het lidmaatschap van de Hells Angels [1] en de mate van betrokkenheid bij gewelddadigheden – de berichten van de verdachte naar [slachtoffer] , objectief bezien serieus door [slachtoffer] als bedreigend konden en mochten worden opgevat.
Bovendien heeft [slachtoffer] ter zitting in eerste aanleg d.d. 25 juni 2019 verklaard dat hij het bedrag nooit betaald zou hebben als hij niet bedreigd zou zijn. Daaruit leidt het hof af dat voor de verdachte sprake was van zodanige psychische druk dat de verdachte daaraan geen weerstand kon bieden en derhalve sprake is van het wederrechtelijk dwingen in de zin van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht.
Ook uit het berichtenverkeer tussen de verdachte en [slachtoffer] blijkt dat [slachtoffer] zich gedwongen heeft gevoeld het bedrag van € 50.000,00 te betalen. Zo verklaart hij dat hij zijn laatste buffer aan de verdachte heeft gegeven en ook rust aan zijn hoofd wil. Op 1 oktober 2018 verklaart hij voorts dat ook zijn caravan te koop staat en zijn moeder borg gaat staan voor de overwaarde van het huis.
Voor het hof staat buiten redelijke twijfel vast dat [slachtoffer] in totaal een bedrag van
€ 50.000,00 aan de verdachte heeft betaald. Niet alleen wordt een groot gedeelte hiervan via de overschrijvingen in de bankafschriften van [slachtoffer] inzichtelijk, ook staat niet ter discussie dat ten minste € 5.000,00 contant aan de verdachte is betaald via medeverdachte [medeverdachte] . Dat er uiteindelijk € 50.000,00 door [slachtoffer] aan de verdachte is betaald, baseert het hof op de verklaringen van [slachtoffer] en [benadeelde] , alsook het bericht dat [slachtoffer] aan de verdachte heeft gestuurd op 22 oktober 2018, waarin [slachtoffer] heeft verklaard dat het geld is overgeboekt naar de rekening van de verdachte. Vervolgens heeft [slachtoffer] op 24 oktober 2018 nog een bericht gestuurd waarin hij stelt zich aan zijn woord gehouden te hebben en dat de verdachte zijn € 50.000,00 compleet heeft omdat [slachtoffer] op 22 oktober 2018 alles heeft overgemaakt. Dat bericht en in het bijzonder voor zover inhoudende dat [slachtoffer] zijn woord gehouden zou hebben door een bedrag van in totaal € 50.000,00 aan de verdachte te hebben betaald, is destijds niet door de verdachte tegengesproken of ontkracht.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde.
Medeplegen van de onder feit 1 tenlastegelegde dwang
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het door middel van dreiging met enige andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen om een bedrag van € 50.000,00 te laten betalen. Het hof ziet namelijk onvoldoende aanleiding om [medeverdachte] voor de volledige € 50.000,00 als medepleger aan te merken, omdat niet kan worden vastgesteld dat tussen de verdachte en [medeverdachte] een nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgevonden die zag op de betaling door [slachtoffer] van een bedrag ter hoogte van € 50.000,00. Ook is niet duidelijk geworden of [medeverdachte] op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] uiteindelijk een bedrag van € 50.000,00 aan de verdachte zou moeten betalen.
Dit ligt anders voor het bedrag ter hoogte van € 5.000,00 dat door [medeverdachte] in persoon bij [slachtoffer] is opgehaald in een envelop. [slachtoffer] heeft daarover verklaard dat [medeverdachte] vroeg hoeveel geld er in de envelop zat. Nadat [slachtoffer] hierop had geantwoord dat zich in de envelop een bedrag van € 5.000,00 bevond, antwoordde [medeverdachte] : “Dan zie ik je snel weer”. Hieruit leidt het hof af dat [medeverdachte] wel degelijk op de hoogte was van een zeker bedrag dat [slachtoffer] zou moeten betalen, en dat dit bedrag in ieder geval hoger was dan de € 5.000,00 die [medeverdachte] op dat moment had opgehaald. Ook was [medeverdachte] er – naar eigen zeggen – van op de hoogte dat verdachte en [slachtoffer] een geschil hadden. Bovendien ging reeds een dreiging uit van het bezoek van [medeverdachte] , nu hij – anders dan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat wordt betaald via een overschrijving – voor een ander een substantieel bedrag van maar liefst
€ 5.000,00 ging ophalen. Daar komt bij dat [slachtoffer] bang was voor [medeverdachte] ; hij zag hem als professioneel kickbokser.
Gelet op het volgende kan het niet anders zijn dan dat [medeverdachte] moet hebben geweten dat er meer speelde. Het hof gaat er namelijk niet in mee dat hij louter als koerier van lachgas bij [slachtoffer] aan de deur kwam. Nog daargelaten dat daarvoor het dossier geen enkele onderbouwing biedt, is het allerminst geloofwaardig dat dermate grote bedragen aan borg voor lachgasflessen contant worden opgehaald. Ook getuigt het telefoonbericht van 2 november 2018 van [medeverdachte] aan verdachte “hahahahaha incasso [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte] ”, duidend op verdachte [verdachte] als ‘ [bijnaam verdachte] ’ en op [medeverdachte] als ‘ [bijnaam medeverdachte] ’ ervan dat [medeverdachte] zeer wel doorhad dat hij zich samen met verdachte met incassopraktijken bezig hield. Weliswaar is dit een bericht dat later in tijd plaatsvond, maar gelet ook op inhoud van de berichten die daaraan voorafgingen met betrekking tot [slachtoffer] , tussen verdachte en [medeverdachte] , was [medeverdachte] zeer wel ervan op de hoogte dat [slachtoffer] aan verdachte geld verschuldigd was en dat [medeverdachte] druk doende was met het op buitenwettelijke wijze incasseren daarvan.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging strekkende tot integrale vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen.
Bijzondere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Voorts heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Daartoe is
– kort weergegeven – aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat er reeds een bedrag ter hoogte van € 50.000,00 aan de verdachte was betaald door [slachtoffer] , zodat niet kan worden gesteld dat [slachtoffer] nog eens € 25.000,00 zou moeten voldoen. De enige grond hiervoor zijn de verklaringen van [slachtoffer] en [benadeelde] ; twee getuigen die een reden hebben om iets anders dan de waarheid te verklaren. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat hij alleen de dreiging van de Hells Angels dreigend vond en de dreiging vanuit [verdachte] zelf niet, aldus de raadsman van de verdachte.
Voorts heeft de verdediging bepleit dat [medeverdachte] geen medepleger van de verdachte is geweest. Daarvoor is immers vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] . Bij de beoordeling daarvan gaat het in het bijzonder om de onderlinge samenwerking en in mindere mate om de vraag wie precies welke feitelijke handelingen heeft verricht. [slachtoffer] verklaart wisselend over het aantal keren dat [medeverdachte] geld bij hem heeft opgehaald. Bovendien is er geen aanleiding om aan te nemen dat [medeverdachte] wist van de mogelijk dreigende teksten van de verdachte dan wel überhaupt op de hoogte was van de reden dat hij geld moest ophalen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof verwijst voor een bespreking van de verweren omtrent het totaal betaalde bedrag door [slachtoffer] en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [benadeelde] , naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het onder 1 aan de verdachte bewezenverklaarde. Het hof verwerpt die verweren op dezelfde gronden.
Het hof stelt voorop dat het onder 2 bewezenverklaarde onlosmakelijk verbonden is met het onder 1 bewezenverklaarde. Zoals overwogen is voor het hof buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat [slachtoffer] in de periode van 1 september 2018 tot en met 22 oktober 2018 een bedrag van € 50.000,00 aan de verdachte heeft betaald. [slachtoffer] heeft ter zitting in eerste aanleg als getuige verklaard dat hij dacht dat het – het hof begrijpt: de bedreigingen – zou stoppen nadat hij de € 50.000,00 voldaan had. [slachtoffer] heeft zelfs verklaard dat er niets zou zijn gebeurd als de bedreigingen van de verdachte zouden zijn opgehouden. Uit die laatste toevoeging van [slachtoffer] begrijpt het hof dat hij doelt op het schietincident dat uiteindelijk op 2 december 2018 een einde maakte aan alle dreigingen die daaraan vooraf gingen.
[slachtoffer] bevond zich aanvankelijk dus in de situatie waarin hij, weliswaar tegen zijn zin, ervan was doordrongen dat van hem een betaling van € 50.000,00 aan de verdachte werd verwacht. Dat bedrag heeft [slachtoffer] blijkens het dossier met de nodige moeite bij elkaar weten te krijgen én aan de verdachte betaald. Toen vervolgens de verdachte eiste dat [slachtoffer] nog meer moest gaan betalen, was dit voor [slachtoffer] financieel niet meer mogelijk. Op 12 november 2018 stuurt [slachtoffer] een bericht aan de verdachte, inhoudende dat hij zijn woord naar de verdachte is nagekomen en de verdachte zijn € 50.000,00 heeft ontvangen. Uit datzelfde bericht valt de wanhoop bij [slachtoffer] af te leiden. Hij verklaart dat hij geld heeft moeten lenen van iemand anders, dat hij zijn gezin bijna niet meer kan verzorgen, en dat hij niet meer zou weten hoe hij dit moet oplossen.
Deze situatie waarin [slachtoffer] zich blijkens zijn berichten op enig moment geen raad meer weet, in combinatie met het feit dat [slachtoffer] in ieder geval in de veronderstelling verkeert dat de Hells Angels betrokken zijn, mede op basis van de berichten van de verdachte aan [slachtoffer] waarin de verdachte steeds spreekt van ‘ze’, maakt dat naar het oordeel van het hof sprake is van bedreiging met geweld. Zo stuurt de verdachte op 11 november 2018 aan [slachtoffer] : “geen poen ga je kapot kankerhond” en op 30 november 2018: “ik kan je laten ophalen dan brengen ze je naar mij zoals ik net duidelijk zei! En ik zou even niet zo’n grote bek hebben als ik jou was meneer anders praat je dadelijk een paar jaar niet meer ik zou gewoon even je afspraken nu vandaag die ik je zeg nakomen doe je dat niet ook niet erg dan gaan we gewoon verder ze zijn rond half 8 bij je ik hoor het wel van ze”. Uitgaande van de veronderstelling dat met ‘ze’ de Hells Angels werden bedoeld, staat er niets aan in de weg dat [slachtoffer] deze berichten, zoals ook reeds eerder is overwogen, als serieuze bedreigingen aan zijn adres kon en mocht opvatten en aldus heeft opgevat.
Deze berichten kunnen – in onderlinge samenhang bezien met het onder 1a en 1b bewezenverklaarde – dan ook zonder meer worden beschouwd als een poging tot afpersing, nu het ‘kapot maken’ en het door ‘ze’ laten ophalen en ‘een paar jaar niet meer praten’ in de context van de betrokkenheid van de Hells Angels naar ’s hofs oordeel heeft te gelden als dreiging met geweld.
Daaraan doet niet af dat [slachtoffer] ter zitting in eerste aanleg d.d. 25 juni 2019 heeft verklaard dat hij, zo begrijpt het hof, niet zozeer bang was voor de verdachte, maar wel voor de verdachte samen met/of de Hells Angels die samen met verdachte hadden bepaald dat [slachtoffer] een bedrag van € 50.000,00 moest betalen.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.
Het vorenstaande laat onverlet dat enkele berichten van de verdachte aan [slachtoffer] niet als een poging tot afpersing worden aangemerkt, doch slechts als een poging tot dwang door middel van andere feitelijkheden, zodat het hof daarin aanleiding heeft gezien om de bewezenverklaring in zoverre te splitsen.
Medeplegen van de onder feit 2 tenlastegelegde poging tot afpersing en poging tot dwang
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2a en 2b bewezenverklaarde feiten tezamen en in vereniging heeft gepleegd met medeverdachte [medeverdachte] .
[medeverdachte] is op verzoek van de verdachte meermalen bij [slachtoffer] langsgegaan om geld op te halen. [slachtoffer] heeft ook ter terechtzitting in eerste aanleg als getuige verklaard dat [medeverdachte] verschillende keren bij hem is langsgegaan om geld op te halen, en dat hij bang was voor [medeverdachte] , die [slachtoffer] kende als een professionele kickbokser.
Zoals ook reeds eerder is overwogen blijkt verder uit de SMS-berichten tussen [medeverdachte] en de verdachte dat [medeverdachte] in die periode wist dat [slachtoffer] onder bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheden door de verdachte werd gedwongen tot de afgifte van geld. Tekenend daarvoor is het berichtenverkeer tussen de verdachte en [medeverdachte] van 2 november 2018, waarin de verdachte onder meer stuurt: “Dat denk ik die gek pakken hem alles echt alles af”, waarop [medeverdachte] antwoordt: “Hahahahaha incasso [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte] ”. Uit de daaraan voorafgaande berichten blijkt dat deze zien op [slachtoffer] .
Het hof betrekt hierbij ook nog dat uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] ook bij [naam 1] geld heeft opgehaald in opdracht van een andere persoon, en dat [medeverdachte] , nadat de verdachte geld aan [naam 2] had uitgeleend, dreigende SMS-berichten ter terugbetaling van het geld aan die [naam 2] heeft gestuurd. Het hof ziet hierin – evenals de rechtbank – een vergelijkbaar patroon met de afpersing van [slachtoffer] .
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1a bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Het onder 1b bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Het onder 2a bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2b bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander en derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft primair verzocht dat het hof aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om daarnaast nog een voorwaardelijke straf op te leggen. Daartoe is – kort weergeven – aangevoerd dat de voorlopige hechtenis van de verdachte al sinds 30 maart 2020 geschorst is en hij sindsdien al twee jaar werkt en inmiddels ook een vaste baan heeft. Daarnaast betreft het een oud feit en kan er nauwelijks preventieve werking worden toegedicht aan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf waardoor de verdachte weer gedetineerd zou raken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is in meerdere varianten bewezenverklaard dat hij zich – deels samen met medeverdachte [medeverdachte] – schuldig heeft gemaakt aan het door het dreigen met een andere feitelijkheid dwingen tot betaling van [slachtoffer] van een geldbedrag dan wel zulks heeft gepoogd en voorts dat hij geprobeerd heeft samen met [medeverdachte] [slachtoffer] af te persen.
Door deze feiten te plegen heeft de verdachte zowel een inbreuk gemaakt op de geestelijke integriteit van [slachtoffer] , als op zijn eigendomsrecht. [slachtoffer] heeft immers verklaard dat hij nooit € 50.000,00 zou hebben betaald als hij niet bedreigd zou zijn geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een traumatische gebeurtenis als de onderhavige, waarin [slachtoffer] gedurende een periode van enkele maanden is bedreigd met zowel feitelijkheden als met geweld, nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden. Uit de omstandigheden is ook gebleken dat de bewezenverklaarde feiten zodanige impact op [slachtoffer] hebben gehad, dat er zelfs een schietincident plaatsvond met [medeverdachte] die bij hem aan de deur kwam voor geld. Voorts had een en ander ook de nodige impact op het gezin van [slachtoffer] . Zijn partner [benadeelde] en zijn moeder [moeder slachtoffer] merkten dat [slachtoffer] door de afpersing en dwang niet zichzelf was en vreesde zijn leven te moeten laten. [benadeelde] is nota bene zelfs vertrokken uit de echtelijke woning wegens de bedreigingen aan het adres van [slachtoffer] . Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 april 2022, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit, te weten bedreiging, doch dat dit een veroordeling uit 2010 betreft, zodat het hof daar geen rekening mee zal houden.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de inhoud van het afloopbericht toezicht van de reclassering d.d. 10 april 2020, betreffende de verdachte. Daaruit komt naar voren dat hij destijds gestart is met zijn huidige baan en gestart is met gesprekken bij een relatietherapeut en een psycholoog.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat er in detentie een ouders-kinderen-detentieprogramma is opgestart. De verdachte is uit de gevangenis gekomen en werkt bij een restaurant, waar hij via de reclassering terecht is gekomen. Hij heeft een vast contract en werkt ongeveer 40 uur per week. Zijn netto maandinkomen bedraagt ongeveer
€ 1.600,00 à € 1.700,00. De verdachte heeft nog belastingschulden maar hij weet niet hoe hoog deze schulden zijn. Ten slotte heeft de verdachte het initiatief tot herstelbemiddeling tussen hem en [slachtoffer] genomen via de humanist in de gevangenis en heeft de verdachte gedurende een periode psychologische behandeling ondergaan.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, een passende en geboden straf is.
Redelijke termijn
Ten slotte heeft het hof in aanmerking genomen dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
De redelijke termijn in eerste aanleg is aangevangen op 5 december 2018 met de inverzekeringstelling van de verdachte. De meervoudige kamer van de rechtbank heeft vonnis gewezen op 9 juli 2019. De behandeling in eerste aanleg is derhalve afgerond met een einduitspraak binnen de redelijke termijn van 16 maanden die voor de verdachte – als preventief gehechte – gold.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 22 juli 2019 met het instellen van hoger beroep door de officier van justitie. Het hof wijst heden, 4 mei 2022, arrest. De behandelduur in hoger beroep bedraagt derhalve ongeveer 2 jaren en 9,5 maanden.
Het hof zal voor de behandeling in hoger beroep een redelijke termijn hanteren van 20 maanden na aanvang van de redelijke termijn in hoger beroep. De reden hiervoor is dat de voorlopige hechtenis van de verdachte ongeveer 8 maanden na het instellen van hoger beroep is geschorst, dat wil zeggen na ongeveer de helft van de redelijke termijn van 16 maanden die voor de verdachte – als preventief gehechte – gold.
Na schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte geldt in beginsel een redelijke termijn van 24 maanden. Echter, omdat ongeveer de helft van de redelijke termijn van 16 maanden was verlopen, zal het hof daarbij ook van de reguliere redelijke termijn van 24 maanden, de helft optellen van de redelijke termijn voor verdachten die niet preventief gehecht zijn, te weten 12 maanden, om tot de totale redelijke termijn te komen.
Gelet hierop hanteert het hof dus een redelijke termijn van (8+12=) 20 maanden. Gelet hierop stelt het hof vast dat de redelijke termijn in hoger beroep met ongeveer 13,5 maanden is overschreden.
Gelet op het vorengaande concludeert het hof dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep van ongeveer 13,5 maanden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden (gelijk aan 570 dagen), met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden zijn geweest. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof de verdachte echter veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 482 dagen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 52.000,00 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in een bedrag van € 50.000,00 aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering met betrekking tot de gevorderde materiële schade, nu onderzoek naar de vraag of – en in hoeverre – de vordering rechtmatig is een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank heeft de gevorderde immateriële schade toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, onder niet-ontvankelijkverklaring van de resterende gevorderde immateriële schade, nu onderzoek naar de vaststelling daarvan eveneens een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de gehele vordering aan het oordeel van het hof onderworpen is.
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het hof de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen tot een bedrag van € 52.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij zal worden bepaald dat de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk is voor de voldoening van de vordering.
De verdediging heeft ter zitting in hoger beroep bepleit dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering van de materiële schade, nu de vordering niet eenvoudig is en aanhouding van de zaak om uit te zoeken hoeveel er precies is betaald, welke schuld er voorafgaand aan de betalingen al bestond, en of het geld afkomstig is uit de handel in hennep, een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging eveneens verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu ten minste sprake is van enige mate van eigen schuld aan de zijde van [slachtoffer] , omdat hij bewust betalingen voor de verdachte heeft achtergehouden.
De advocaat van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat in de visie van de benadeelde partij vaststaat dat er € 50.000,00 betaald is als gevolg van de bedreigingen door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Niet is gebleken dat het geld waarmee de benadeelde partij dit bedrag heeft betaald, rechtstreeks afkomstig is uit enig misdrijf, zodat mag worden aangenomen dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen.
Materiële schade
Met betrekking tot de gevorderde materiële schade overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het onder 1a bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 45.000,00. Deze door de benadeelde partij gevorderde schade is voldoende onderbouwd, niet voldoende betwist en komt volledig voor vergoeding in aanmerking. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof eveneens genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het onder 1b bewezenverklaarde handelen van de verdachte tezamen met de medeverdachte [medeverdachte] rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.000,00. Deze door de benadeelde partij gevorderde schade is voldoende onderbouwd, niet voldoende betwist en komt volledig voor vergoeding in aanmerking. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het gedeelte van de materiële schade dat is veroorzaakt door het onder 1b bewezenverklaarde handelen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is de verdachte
hoofdelijktot vergoeding van die schade – ter hoogte van € 5.000,00 – gehouden.
Deze beide toe te wijzen bedragen zullen, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2018, zijnde de einddatum van de bewezenverklaarde periode waarin de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2a en 2b bewezenverklaarde handelen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat, maar uit een ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
De hoogte van de door de benadeelde partij geleden immateriële schade begroot het hof op basis van de thans beschikbare gegevens omtrent de duur en intensiteit van het door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bewezenverklaarde handelen, op grond van genoemd wetsartikel naar billijkheid op een bedrag van € 2.000,00. De verdachte is derhalve
hoofdelijktot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Hierbij heeft het hof in het bijzonder gelet op het feit dat [slachtoffer] – zo blijkt uit verklaringen van zijn partner en moeder – zichzelf niet was, paranoïde leek door de jegens hem gepleegde bedreigingen, en zelfs documenten bij zijn moeder had gebracht met het verzoek deze aan de politie te overhandigen wanneer hem iets zou overkomen. Hij heeft daarvoor in detentie ook psychische hulp gehad en gevoelens van angst overgehouden aan de bedreigingen. Voorts heeft het hof hierbij gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2018, zijnde de einddatum van de bewezenverklaarde periode waarin de poging tot afpersing en dwang van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Ten slotte zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door verdachtes onder 1a bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 45.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door verdachtes onder 1b bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 5.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door verdachtes onder 2a en 2b bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 2.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Tot slot overweegt het hof dat het om de toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij en de op te leggen schadevergoedingsmaatregel praktisch uitvoerbaar te doen zijn, deze heeft gesplitst. Om te voorkomen dat de verdachte hiervan nadeel ondervindt doordat het totaal aantal toe te wijzen dagen gijzeling daarmee zou toenemen, is het hof bij de bepaling van het aantal dagen gijzeling uitgegaan van het maximale aantal dagen gijzeling dat het hof zou opleggen als de vordering van de benadeelde partij niet zou zijn gesplitst. De verdachte ondervindt hiervan aldus geen nadeel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 284 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 a, 1 b, 2 a en 2 b tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 a, 1 b, 2 a en 2 b bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
482 (vierhonderdtweeëntachtig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1a bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 45.000,00 (vijfenveertigduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1a bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 45.000,00 (vijfenveertigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 201 (tweehonderdéén) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 oktober 2018;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1b bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1b bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 oktober 2018;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 2a en 2b bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 2a en 2b bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 30 (dertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 december 2018;
heft op het (op 27 maart 2020 reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 4 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.J. Schiffers, mr. E.E. van der Bijl en griffier mr. J.A.A. Vulto zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie Van Dale onder ‘hell’s angel’: lid van een bepaalde internationaal georganiseerde motorclub die bekendstaat om zijn hechte organisatie en ondoordringbaarheid en regelmatig geassocieerd wordt met gewelddadigheid.