ECLI:NL:GHSHE:2022:1404

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
200.270.449_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitleg van een overeenkomst en deskundigenonderzoek naar de werking van geleverde printplaten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Solid Semecs B.V. tegen De Daviotten B.V. over de uitleg van een overeenkomst en de vraag of de geleverde printplaten functioneren zoals gedemonstreerd. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin al verschillende aspecten van de zaak zijn behandeld. Het hof heeft in eerdere arresten geoordeeld dat Semecs onvoldoende heeft aangetoond dat zij 200 printplaten heeft geleverd aan Daviotten, wat een cruciaal punt in het geschil is. Semecs heeft in een brief aan het hof verzocht om terug te komen op deze bindende eindbeslissing, omdat zij van mening is dat het hof een (feitelijke) misslag heeft gemaakt. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en besloten dat het deskundigenonderzoek zich moet richten op de R&D-overeenkomst en de productie-overeenkomst B. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over deze kwestie naar voren te brengen in een memorie. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken op 3 mei 2022, waarbij het hof de zaak heeft verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen van beide partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.270.449/01
arrest van 3 mei 2022
in de zaak van
Solid Semecs B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Semecs,
advocaat: mr. S.H.L. Moolenaar te Rotterdam,
tegen
De Daviotten B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Daviotten,
advocaat: mr. R.M.M. Menting te Eindhoven,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 15 juni 2021, 19 oktober 2021 en 8 februari 2022 in het hoger beroep tegen de vonnissen van 6 december 2017 (incidenteel vonnis), 19 september 2018 (tussenvonnis) en 29 mei 2019 (eindvonnis), door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen Semecs als gedaagde en Daviotten als eiseres.

11.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenarresten van 15 juni 2021, 19 oktober 2021 en 8 februari 2022 en de daarin vermelde processtukken;
  • het H16 formulier met daarbij een brief van 25 februari 2022 van Semecs met (primair) het verzoek om terug te komen op de beslissing in overweging 9.3.3. van het tussenarrest van 8 februari 2022;
  • de akte na tussenarrest van 22 maart 2022 waarin Daviotten stelt dat dit verzoek in strijd is met de goede procesorde en buiten beschouwing dient te worden gelaten, althans dat zij in de gelegenheid dient te worden gesteld om daarop inhoudelijk te reageren.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

12.De verdere beoordeling

12.1.
In het tussenarrest van 8 februari 2022 heeft het hof in overweging 9.3.3. onder meer overwogen dat Semecs onvoldoende heeft onderbouwd 200 printplaten te hebben geleverd, zoals Semecs in de memorie van grieven had betoogd.
Het hof heeft deze beslissing gebaseerd op de mededeling van Semecs in de akte van 16 november 2021 dat zij ten laatste male eind april/begin mei 2016 tien printplaten aan Daviotten heeft verstrekt (genoemd in de e-mail 19 april 2016). Deze mededeling betrof het antwoord op de vraag van het hof uit het tussenarrest van 19 oktober 2021 wat Semecs als laatste aan Daviotten heeft verstrekt. Als gevolg van de beslissing dat Semecs geen 200 printplaten heeft geleverd, heeft het hof overwogen dat in het geval dat de software geen onderdeel zou uitmaken van de overeenkomst zoals Semecs betoogt, dit niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kan leiden. Om die reden heeft het hof in overweging 9.3.5 bepaald dat het deskundigenonderzoek dient te worden beperkt tot de R&D-overeenkomst.
In overweging 9.3.4 van het tussenarrest van 8 februari 2022 heeft het hof overwogen dat Semecs onvoldoende heeft betwist tenminste een deel van de in april/mei 2016 aan Daviotten verstrekte tien printplaten weer retour te hebben genomen om het probleem daarvan te kunnen onderzoeken, omdat Semecs niet is ingegaan op de e-mail van 30 april 2016 waarin staat dat Semecs de retouren gaat onderzoeken.
12.2.
Semecs heeft in genoemde brief van 25 februari 2022 het hof verzocht om op de in overweging 9.3.3. vermelde bindende eindbeslissing terug te komen, onder meer omdat de conclusie van het hof dat Semecs in het kader van productie-overeenkomst B als laatste eind april/begin mei 2016 tien printplaten heeft verstrekt, volgens haar op een (feitelijke) misslag berust. Verder berust de beslissing volgens Semecs op een (juridische) misslag omdat Semecs in oktober 2014 ook al 200 stuks printplaten aan Daviotten had verstrekt en het hof in het tussenarrest van 15 juni 2021 heeft overwogen dat Semecs gemotiveerd heeft betwist dat deze printplaten niet aan de overeenkomst zouden voldoen.
Semecs stelt dat zij had moeten worden gehoord omdat de bindende eindbeslissing niet strookt met overweging 6.5.2. van het tussenarrest van 19 oktober 2021 dat minder van belang is of er in 2016 200 stuks printplaten zijn geleverd.
Daarnaast is het hof volgens Semecs ten onrechte ervan uitgegaan dat voornoemde e-mail van 30 april 2016 betrekking had op de productie-overeenkomst B.
12.3.
Het hof acht het verzoek van Semecs niet in strijd met de twee-conclusie-regel omdat de inhoud ervan betrekking heeft, althans voortborduurt op de antwoorden die Semecs op verzoek van het hof heeft gegeven in de akte van 16 november 2021.
Het hof heeft in overweging 9.3.3. op het geschilpunt tussen partijen rond productie-overeenkomst B uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist. In beginsel is het hof hieraan in het verdere verloop van het geding gebonden. Deze gebondenheid geldt echter niet onverkort. De eisen van de goede procesorde brengen immers mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
Het hof ziet aanleiding om de zojuist weergegeven (bindende) eindbeslissing in heroverweging te nemen omdat deze mogelijk berust op een onjuiste juridische/feitelijke grondslag. Uit de door Semecs in de brief van 25 februari 2022 gegeven verklaring blijkt dat Semecs de vraag van het hof uit het tussenarrest van 19 oktober 2021 - wat Semecs als laatste aan Daviotten heeft verstrekt - zo heeft begrepen dat het ging om de laatst verstrekte printplaten die waren voorzien van software. Semecs stelt daarom niet in de akte van 16 november 2021 te hebben vermeld op 20 juli 2016 de 200 printplaten zonder software en met touch-key functie te hebben verstrekt aan Daviotten. Het hof acht deze lezing van de in het tussenarrest van 19 oktober 2021 gestelde vraag begrijpelijk, ook omdat in het tussenarrest voorafgaand aan de vraag van het hof wat Semecs als laatste aan Daviotten heeft verstrekt, staat vermeld dat Semecs in elk geval een aantal van de 200 printplaten in de periode april/mei 2016 aan Daviotten heeft gegeven.
Semecs heeft ter onderbouwing van de stelling op 20 juli 2016 200 printplaten te hebben verstrekt aan Daviotten een productie overgelegd waarin voor de ontvangst van onder meer “PCB panelen TOUCH” is getekend.
Verder heeft Semecs erop gewezen niet op de e-mail van 30 april 2016 te zijn ingegaan omdat die e-mail betrekking heeft op de R&D-overeenkomst en niet op productie-overeenkomst B. Semecs wijst erop dat deze e-mail afkomstig is van [persoon A] die zich binnen Semecs bezighield met de R&D overeenkomst en niet van [persoon B] , die zich binnen Semecs bezighield met de productie-overeenkomst B. Semecs wijst op de mailwisseling tussen [persoon B] en Daviotten, waarin geen melding wordt gemaakt van retouren en waarin Daviotten op 30 april 2016 meldt dat is besproken om Semecs software te gebruiken en [persoon B] op 1 mei 2016 daarop antwoordt

Zal ik z.s.m. de 200pcs geproduceerde producten (volgens CDS BOM, met touch/switch PCBA, plastic topcover en adapter kabel) programmeren met Semecs software en klaar maken voor uitlevering.”
Aangezien het hof voornemens is om terug te komen op de in de overwegingen 9.3.3., 9.3.4. en 9.3.5. van het tussenarrest van 8 februari 2022 gegeven beslissingen, zal het hof partijen in de gelegenheid stellen zich dienaangaande bij memorie uit te laten.
12.4.
Voor zover partijen uit overweging 3.8.2. van het tussenarrest van 15 juni 2021 zouden opmaken dat Semecs volgens het hof voldoende gemotiveerd heeft betwist dat de 200 in 2014 geleverde printplaten niet zouden voldoen aan de overeenkomst, zal het hof deze overweging als volgt verduidelijken.
Nadat Semecs in oktober 2014 200 stuks printplaten had verstrekt, hebben partijen de overeenkomst voortgezet en nadere afspraken gemaakt, onder meer op 16 december 2015 (de zogenaamde schoolbordafspraken). Partijen verschillen van mening over hetgeen is afgesproken, maar stellen allebei dat deze afspraken ook betrekking hadden op de productie-overeenkomst B. Verder stelt Semecs in het kader van deze overeenkomst op verzoek van Daviotten de CDS software te hebben gecompileerd en op de printplaten te hebben gezet en op 8 maart 2016 werkende printplaten met daarop CDS software te hebben geleverd aan Daviotten. Gezien deze nadere afspraken en de uitvoering die daaraan is gegeven, is het hof voornemens om de conformiteit van hetgeen in 2016 is verstrekt aan Daviotten te beoordelen en niet van hetgeen in 2014 is verstrekt.
Vervolgens is de vraag of partijen de productie-overeenkomst B verder hebben uitgebreid in die zin dat Semecs een touch-key functie zou aanbrengen, welk(e) gevolg(en) dat heeft voor de werking van de software van CDS en de verplichtingen van Semecs dienaangaande en of is overeengekomen dat Semecs haar eigen software op de printplaten zet (zoals aangekondigd in de e-mail van [persoon B] van 1 mei 2016).
Het beantwoorden van deze vragen heeft het hof aangehouden in afwachting van het deskundigenonderzoek. Het hof heeft om die reden in 3.8.2 van het tussenarrest van 15 juni 2021 overwogen dat de 200 printplaten (bedoeld zijn die uit 2016) en de
tweeversies van de software die Semecs daarbij stelt te hebben aangeboden (dus zowel die van CDS als die van Semecs), dienen te worden onderzocht.
Het hof gaat ervan uit dat Semecs de twee versies van de software (de software die ze van CDS heeft ontvangen en de Semecs software) kan aanbieden aan de deskundige en dat de deskundige vervolgens kan bekijken in hoeverre de software en/of (een aantal van de in 2016 verstrekte) 200 printplaten werken.
Het hof is voornemens om daarnaast ook de eind april/begin mei 2016 geleverde tien printplaten (als vermeld in de e-mail van 19 april 2016) aan de deskundige te laten verstrekken.
Ook hierover mogen partijen zich uitlaten.
12.5.
De te nemen memories zijn niet voor een ander doel bestemd dan hiervoor vermeld in 12.3. en 12.4.

13.De uitspraak

Het hof:
13.1
verwijst de zaak naar de rol van 31 mei 2022 voor gelijktijdige uitlating door beide partijen in een memorie na tussenarrest over hetgeen het hof in 12.3 en 12.4 heeft overwogen.
13.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.W. Vermeulen, A.L. Bervoets en J.K.B. van Daalen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 mei 2022.
griffier rolraadsheer