Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.De zaak in het kort
2.Het geding in eerste aanleg
3.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. De Graaf;
- de man.
- het V6-formulier van de zijde van de vrouw d.d. 28 juli 2021 met als bijlagen de stukken uit de eerste aanleg;
- het journaalbericht van de zijde van de vrouw d.d. 2 september 2021 met als bijlage een voorstel van de vrouw tot boedelverdeling;
- het V6-formulier van de zijde van de vrouw d.d. 12 oktober 2021 met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 februari 2021;
- het V6-formulier van de zijde van de vrouw d.d. 21 december 2021 met een aanvullend/wijziging verzoek schorsing uitvoerbaar bij voorraad en inzage bescheiden alsmede akte overleggen bijlagen.
4.De beoordeling
vrouwstelt daartoe het volgende. De beslissing van de rechtbank om voornoemde punten uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is niet gemotiveerd, berust op een kennelijke misslag en is in strijd met het belang van de vrouw.
manvoert tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, aan dat hij zich verzet tegen iedere door de vrouw verzochte schorsing van de beschikking van 21 april 2021, van welke aard dan ook. Er hebben zich geen nieuwe feiten of omstandigheden na de uitspraak in eerste aanleg voorgedaan, die een schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad rechtvaardigen. Van een kennelijke misslag is ook geen sprake. Als het hof toe zou komen aan een belangenafweging, dan is de man van mening dat zijn belang om de beschikking ten uitvoer te kunnen leggen dient te prevaleren bij het door de vrouw gestelde belang van schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad. Hij heeft er belang bij dat de overwaarde van de woning zo snel mogelijk liquide gemaakt kan worden, omdat hij het vrijgekomen geld nodig heeft om te investeren in zijn bedrijf om dit zodoende op een gezonde manier te kunnen voortzetten. Verder wil de man met het geld een schuld bij de gemeente [gemeente] aflossen. De vrouw heeft de woning ook niet nodig. Zij heeft elders werkruimte en de jongste dochter van partijen, [dochter] , is inmiddels meerderjarig en woont op kamers.
hofstelt allereerst vast dat de vrouw in haar hoger beroepschrift tevens verzoek schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad en inzage bescheiden onder het kopje “Verzoek tot schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad” heeft gesteld dat, in het geval de woning aan een derde wordt verkocht voordat de beslissing van het hof bekend is, geldt dat, zolang in hoger beroep niet tussen partijen vaststaat wat de vordering van partijen over en weer is en welk bedrag de vrouw uit hoofde van de verdeling en verrekening van de man zal ontvangen, zij er belang bij heeft dat de overwaarde van de woning niet verdeeld wordt, maar onverdeeld blijft totdat het hof heeft beslist.
vrouwheeft haar incidentele verzoek zoals weergegeven onder rov. 3.1 onder B, ter zitting toegelicht. Zij stelt dat reeds uit de inhoud van de door haar opgeworpen grieven tegen de bestreden beschikking blijkt dat zij de door haar verzochte bescheiden in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden nodig heeft. De man heeft geen opgave gedaan van de bankrekeningen op zijn naam en de bijbehorende saldi. Verder stelt zij dat partijen hebben afgesproken dat zij ieder de activa en passiva van hun eigen eenmanszaak toegedeeld zullen krijgen, zonder nadere verrekening. In dat verband is het van belang om te weten of de leningen door de kinderen aan de man of aan zijn eenmanszaak zijn verstrekt. Voor zover de man stelt dat hij alle benodigde stukken reeds heeft overgelegd, wordt dit door de vrouw betwist.
manstelt dat het bevreemding wekt dat de vrouw ingevolge de bestreden beschikking (onder “De saldi op de bankrekeningen”) op haar beurt gehouden is om inzage te verstrekken over het saldo van haar bankrekening en dat zij dit niet doet, terwijl zij van de man verlangt dat hij informatie overlegt die volgens hem niet eens relevant is. Hij heeft alle banksaldi reeds overgelegd.
hofoverweegt als volgt. Op grond van art. 843a lid 1 Rv kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is, van degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, welke vordering, bij gebreke van eventuele tegenspraak, in beginsel toewijsbaar is. Op grond van het vierde lid van dat artikel is degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft of onder zich heeft niet gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige, door deze partij aan te voeren redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde bescheiden is gewaarborgd.
5.De beslissing
- opgave van alle bankrekeningen en bankaccountants van de man (op zijn naam) op peildatum 20 november 2019 met vermelding van het saldo;
- bankafschriften waaruit van de leningen bij de kinderen blijken en bescheiden betreffende de stortingen van deze leningen op de rekening van de man en bescheiden waaruit blijkt waar de geleende bedragen aan zijn besteed;