Uitspraak
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Raad voor de Kinderbescherming,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013. De moeder verzoekt om de vernietiging van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 5 januari 2022, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige is verlengd. De minderjarige verblijft sinds 18 december 2018 in een gezinshuis en staat onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (de GI). De moeder betwist dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog aanwezig zijn en stelt dat zij in staat is om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen, met ondersteuning van ambulante hulpverlening.
De GI daarentegen stelt dat de minderjarige complexe problematiek heeft en dat de huidige uithuisplaatsing noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling en veiligheid. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2022. De moeder heeft aangegeven dat zij de zorg voor [minderjarige] kan en wil oppakken, maar de GI benadrukt dat de minderjarige momenteel gebaat is bij de stabiliteit en professionele begeleiding in het gezinshuis.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De rechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van één jaar noodzakelijk is, gezien de kwetsbaarheid van de minderjarige en de noodzaak van professionele begeleiding. De moeder wordt aangemoedigd om betrokken te blijven bij de opvoeding van [minderjarige], maar de huidige situatie in het gezinshuis wordt als het beste voor hem beschouwd.