ECLI:NL:GHSHE:2022:138

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
200.296.116_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot eenhoofdig gezag en verplichting tot verstrekken van foto

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om het eenhoofdig gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2009, te verkrijgen. De moeder was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Limburg, die had bepaald dat zij de vader jaarlijks een recente foto van het kind moest sturen. De moeder stelde dat de vader niet meewerkte aan belangrijke beslissingen en dat het verstrekken van een foto schadelijk zou zijn voor het kind. De vader betwistte deze claims en voerde aan dat hij altijd had meegewerkt aan hulpverlening en dat de moeder zonder overleg met hem was verhuisd, wat leidde tot ouderverstoting.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico was dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind noodzakelijk was. Het hof wees het verzoek van de moeder af, omdat het toewijzen van het eenhoofdig gezag het negatieve vaderbeeld van het kind zou bevestigen. Daarnaast oordeelde het hof dat de moeder verplicht bleef om jaarlijks een recente foto van het kind aan de vader te verstrekken, omdat dit in het belang van de vader was en er geen reden was om deze verplichting te schrappen. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof verzocht om een afschrift van de uitspraak naar het centraal gezagsregister te sturen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 januari 2022
Zaaknummer: 200.296.116/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/03/244835 / FA RK 17-5150
C/03/266932 / FA RK 19-2694
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.C.M. Schreurs,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. A. Hollman.
Deze zaak gaat over: [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
regio Noord-Limburg, locatie [locatie],
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.
In het kort
De moeder wil het eenhoofdig gezag uitoefenen over [minderjarige] en kan zich niet vinden in de
beslissing van de rechtbank dat zij de vader jaarlijks een (recente) foto van [minderjarige] moet sturen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de
rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 maart 2021 uitgesproken onder
voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 21 juni 2021, met producties, ingekomen bij het hof op 23 juni 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover dat ziet op het bepaalde onder r.o. 7.2 en 7.6, en opnieuw rechtdoende, bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:
- het ouderlijk gezag over [minderjarige] toekomt aan de moeder, onder aantekening daarvan in het daarvoor bedoelde register;
- het verzoek van de vader om jaarlijks een recente foto van [minderjarige] te verstrekken af te wijzen als zijnde ongegrond en ook niet bewezen.
2.2.
Bij verweerschrift van 29 juli 2021, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de vader verzocht de moeder in haar verzoeken niet ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
2.3.
Bij verweerschrift van 16 november 2021, ingekomen op 17 november 2021, heeft de GI aangegeven zich af te vragen – kort gezegd – of gezamenlijk gezag van toegevoegde waarde is en de bestreden beschikking ten aanzien van de foto te bekrachtigen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- productie 7 en 8, ingekomen bij het hof op 2 juli 2021 (los ingediend);
- het V6-formulier van 19 augustus 2021, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van 19 november 2021, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van 25 november 2021, met bijlagen, van de advocaat van de moeder, ingekomen op diezelfde datum.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de advocaat van de vader;
- de GI, vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2];
- de raad, vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger van de raad].
2.5.1.
De vader is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet tijdens de mondelinge behandeling
verschenen.
2.6.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en het hof heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met [minderjarige] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling is de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen de moeder en de vader
is geboren:
- [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009.
3.2.
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige].
3.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.
3.4.
[minderjarige] staat met ingang van 8 november 2018 onafgebroken onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 8 november 2022.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de moeder de vader een keer per kwartaal dient te informeren over de ontwikkeling, gezondheid, schoolgang en vrijetijdsbesteding van [minderjarige]. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de moeder de vader een keer per jaar een recente herkenbare foto van [minderjarige] doet toekomen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat de moeder hieraan niet voldoet, met een maximum van € 1.000,- . De rechtbank heeft daarnaast aan de moeder vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] te verhuizen binnen Nederland binnen een straal van 90 kilometer van [woonplaats] en tevens is aan haar vervangende toestemming verleend om [minderjarige] in te schrijven op de basisschool in zijn nieuwe woonplaats. Het verzoek van de moeder haar met het eenhoofdig gezag te belasten is door de rechtbank afgewezen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing ten aanzien van het gezag en het verstrekken van een foto niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.1
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan. De moeder wil graag het eenhoofdig gezag uitoefenen over [minderjarige]. Ondanks alle inspanningen van de moeder is een goede oudercommunicatie met de vader niet mogelijk. De vader reageert niet tijdig als er een belangrijke beslissing voor [minderjarige] moet worden genomen. Hier is vaak tussenkomst van de advocaten voor nodig. Dit heeft een negatieve invloed op een gezonde ontwikkeling van [minderjarige]. Het sturen van een foto van [minderjarige] naar de vader doet afbreuk aan het veiligheidsgevoel dat [minderjarige] sinds de verhuizing heeft ontwikkeld. De moeder staat open voor hulpverlening om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, mits dit in een veilige setting plaats kan vinden.
3.7.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan. De vader heeft steeds meegewerkt aan de hulpverleningstrajecten om de situatie tussen de ouders te verbeteren. De moeder heeft echter het BOR-traject gestopt en is zonder enig overleg met de vader én zonder zijn toestemming met [minderjarige] verhuisd. De vader heeft door de handelswijze van de moeder nu al ruim vier jaar geen contact meer met [minderjarige]. De situatie is ernstig verhard en er is sprake van ouderverstoting. Dit is zeer schadelijk voor [minderjarige]. De vader betwist dat hij niet tijdig meewerkt aan het nemen van beslissingen ten behoeve van [minderjarige]. Ook de vader staat open voor hulpverlening om de communicatie met de moeder te verbeteren. Het is de vraag welke vorm van hulpverlening het meest passend is gelet op de beperkingen van de vader. De vader zou tenslotte graag met regelmaat een foto van [minderjarige] ontvangen.
3.8.
De GI voert – kort samengevat – het volgende aan. De situatie tussen de ouders is zeer complex. Er zal veel hulpverlening en ondersteuning nodig zijn om de oudercommunicatie te
verbeteren. De GI heeft niet de indruk dat de vader niet tijdig meewerkt aan het geven van de benodigde toestemming voor [minderjarige], zoals de moeder stelt. Desondanks vraagt de GI zich
af of gezamenlijk gezag van toegevoegde waarde is, omdat de wijze waarop daar op dit moment uitvoering aan wordt gegeven omslachtig is en dit niets verandert aan een eventueel contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. De vader heeft recht op informatie en een foto van [minderjarige] eens per jaar.
3.9.
De raad voert – kort samengevat – het volgende aan. De raad kan de vraag of de vader in staat is het gezag uit te oefenen niet beantwoorden. Het is van belang dat het beeld dat de moeder en [minderjarige] van de vader hebben, wordt bijgesteld. De GI dient daarbij te helpen. De raad vindt het belangrijk dat het gezamenlijk gezag in stand blijft, omdat dit het laatste lijntje is dat de vader nu heeft met [minderjarige].
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.2.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.10.3.
Aan het hof ligt de vraag voor of er een wijziging dient plaats te vinden in de huidige situatie waarin beide ouders het gezag uitoefenen over [minderjarige]. Het hof is – evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank die het hof na eigen weging en waardering tot de zijne maakt – van oordeel dat dit niet het geval is. Het hof zal dat hieronder uitleggen.
3.10.4.
[minderjarige] heeft al veel meegemaakt in zijn leven. De ouders hebben een turbulent huwelijk gekend en er is al geruime tijd geen sprake van directe communicatie tussen de ouders. Ook is er al sinds 2017 geen contact meer tussen [minderjarige] en de vader. Desondanks is er geen sprake van dat [minderjarige] klem of verloren zit tussen de ouders. Immers, niet is gebleken dat de vader zijn toestemming voor het nemen van belangrijke beslissingen ten behoeve van [minderjarige] niet tijdig verleent, zoals door de moeder wordt gesteld. De enkele stelling van de moeder, tegenover de gemotiveerde betwisting van de vader en de GI, is hiervoor onvoldoende. Daar komt bij dat het hof de kans groot acht dat de vader volledig uit het leven van [minderjarige] zal verdwijnen indien de moeder het eenhoofdig gezag krijgt.
Toewijzing van het verzoek zou het negatieve vaderbeeld dat [minderjarige] heeft alleen maar bevestigen. Dat is niet in het belang van [minderjarige]. Dit laat onverlet dat het hof de ouders in dringende overweging geeft hulpverlening te zoeken voor verbetering van de oudercommunicatie in het belang van [minderjarige]. De ouders (de vader bij monde van zijn advocaat) hebben allebei tijdens de mondelinge behandeling aangegeven hiervoor open te staan. Van belang is dat hulpverlening wordt gezocht die aansluit bij de beperkingen van de vader, die hij heeft opgelopen ten gevolge van zijn ongeval. Nu ook anderszins niet is gebleken dat beëindiging van het gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige] is, zal het hof het verzoek van de moeder afwijzen.
3.10.5.
Aan het hof ligt voorts de vraag voor of de moeder jaarlijks een recente foto van [minderjarige] aan de vader dient te verstrekken. Het hof overweegt hierover als volgt.
3.10.6.
De rechter kan op grond van artikel 1:253a lid 2 sub c BW een regeling vaststellen over de wijze waarop informatie over gewichtige met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijf heeft, dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd.
3.10.7.
Evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank die het hof na eigen weging en waardering tot de zijne maakt, acht het hof het van belang dat de moeder jaarlijks een recente foto van [minderjarige] naar de vader stuurt. Het hof heeft de angst van [minderjarige] dat de vader hem herkent meegewogen bij het nemen van de beslissing, maar het belang van de vader om jaarlijks een foto van zijn zoon te kunnen ontvangen, doorslaggevend geacht. Vast staat dat recentelijk door de moeder een foto van [minderjarige] (weliswaar met mondkapje op) naar de vader is gestuurd. Waar [minderjarige] zegt dat hij angst heeft om door de vader herkend te worden, speelt zijn angst dat de vader hem en zijn moeder zal opzoeken. Het hof heeft bij de beoordeling betrokken dat in de afgelopen periode niet is gebleken dat de vader de moeder en [minderjarige] heeft opgezocht, terwijl het adres van de moeder bij hem wel bekend is. Het hof gaat er van uit dat de vader dit ook in de toekomst niet zal doen.
Overweging voor [minderjarige]
3.11.
[minderjarige], jij hebt op 30 november 2021 met één van de rechters gesproken en op een hele goede manier verteld wat jouw mening is over de dingen waar wij over moeten beslissen. Jij hebt verteld dat jij niet wil dat je vader het gezag over jou uitoefent. Je moeder zou de beslissingen over jou moeten nemen. Ook wil je dat de rechtszaken stoppen, want je wil gewoon rust. De rechter heeft goed naar jou geluisterd. Ook naar de reden waarom jij dat zo wil. De rechter heeft jou toen ook verteld dat er door de rechters in deze zaak gekeken moet worden naar wat het allerbelangrijkste is voor een kind. En dat de beslissing dan soms anders wordt dan een kind zelf graag zou willen. De drie rechters van het hof die jouw zaak behandelen hebben goed nagedacht. Zij hebben besloten dat het beter is als jouw vader wel het gezag over jou blijft houden. Samen met je moeder. De rechters vinden dat anders de kans heel groot is dat jouw vader helemaal uit jouw leven verdwijnt. Dat zou jij op dit moment wel willen, maar dat is toch niet in jouw belang, vinden de rechters. Ook heeft je vader de afgelopen periode laten zien mee te werken aan het nemen van beslissingen die voor jou belangrijk waren en zijn. Voor nu zouden de rechters het jou gunnen dat jouw ouders samen hard gaan werken aan een manier waarop zij weer met elkaar contact leren hebben. Dat zou heel goed zijn. Voor henzelf, maar vooral voor jou. De rechters hopen dat jij daardoor ooit een ander beeld kunt krijgen van jouw vader.
Ook wil je het liefst niet dat er een foto naar je vader wordt gestuurd, omdat je bang bent dat
je vader je dan zal herkennen. En dat wil je niet. Je wil namelijk geen contact met je vader en je bent bang dat als hij weet hoe je eruit ziet, hij je zal komen opzoeken. Daar ben je heel duidelijk over geweest. De rechters hebben gezien dat er pas geleden wel een foto naar je vader is gestuurd van jou. De rechters vinden het belangrijk dat dit één keer per jaar blijft gebeuren. In de wet staat namelijk dat jouw vader informatie over jou moet krijgen. De rechters zien geen reden om dit stukje informatie – de jaarlijkse foto - niet te geven. De rechters begrijpen dat dit voor jou een teleurstelling is en willen deze beslissing daarom goed aan je uitleggen.
3.12.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de verzoeken van de moeder afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 maart 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.M.C. Dumoulin en E.P. de Beij en is op 20 januari 2022 uitgesproken door mr. C.N.M. Antens in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.