In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ambtshalve ontslag van de bewindvoerder van de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.A. van den Heuvel, had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2021 te vernietigen, waarin de voormalige bewindvoerder ambtshalve was ontslagen en een opvolgend bewindvoerder was benoemd. De rechthebbende betwistte de redenen voor het ontslag van de voormalige bewindvoerder en voerde aan dat haar financiële situatie inmiddels weer op orde was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2022 werd duidelijk dat de rechthebbende geen vertrouwen had in de opvolgend bewindvoerder, maar het hof oordeelde dat de opvolgend bewindvoerder de financiële situatie van de rechthebbende had verbeterd en betalingsregelingen had getroffen voor de bestaande schulden. Het hof concludeerde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de voormalige bewindvoerder, aangezien deze onvoldoende rekening en verantwoording had afgelegd en er meerdere schulden waren ontstaan tijdens zijn bewind.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en verklaarde de rechthebbende niet-ontvankelijk in haar verzoek tot opheffing van het bewind. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het hof benadrukte het belang van goede communicatie tussen de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder om het vertrouwen te herstellen en het bewind succesvol te laten verlopen.