ECLI:NL:GHSHE:2022:1378

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
200.299.945_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van het ambtshalve ontslag van de bewindvoerder en de beoordeling van de financiële situatie van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ambtshalve ontslag van de bewindvoerder van de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.A. van den Heuvel, had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2021 te vernietigen, waarin de voormalige bewindvoerder ambtshalve was ontslagen en een opvolgend bewindvoerder was benoemd. De rechthebbende betwistte de redenen voor het ontslag van de voormalige bewindvoerder en voerde aan dat haar financiële situatie inmiddels weer op orde was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2022 werd duidelijk dat de rechthebbende geen vertrouwen had in de opvolgend bewindvoerder, maar het hof oordeelde dat de opvolgend bewindvoerder de financiële situatie van de rechthebbende had verbeterd en betalingsregelingen had getroffen voor de bestaande schulden. Het hof concludeerde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de voormalige bewindvoerder, aangezien deze onvoldoende rekening en verantwoording had afgelegd en er meerdere schulden waren ontstaan tijdens zijn bewind.

Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en verklaarde de rechthebbende niet-ontvankelijk in haar verzoek tot opheffing van het bewind. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het hof benadrukte het belang van goede communicatie tussen de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder om het vertrouwen te herstellen en het bewind succesvol te laten verlopen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 28 april 2022
Zaaknummer: 200.299.945/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7364367 TV VERZ 18-728
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. F.A. van den Heuvel.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de voormalige bewindvoerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de voormalige bewindvoerder] ,
[de opvolgend bewindvoerder] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de opvolgend bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 september 2021, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen in die zin dat:
primair:het bewind over het vermogen van de rechthebbende wordt opgeheven;
subsidiair:(naar het hof begrijpt:) [de voormalige bewindvoerder] de bewindvoerder blijft, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht, kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 maart 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Van den Heuvel;
  • [de voormalige bewindvoerder] ;
  • de opvolgend bewindvoerder, vertegenwoordigd door de heer [betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 2].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V8-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de rechthebbende op 24 september 2021.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het hof aan de orde gesteld dat het primaire verzoek van de rechthebbende, te weten het verzoek tot opheffing van het bewind, niet aan de rechtbank voor lag en dit verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan. Mr. Van den Heuvel heeft daarop het primaire verzoek ingetrokken. Aangezien de rechthebbende het primaire verzoek niet langer handhaaft, zal het hof de rechthebbende in dit verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.De beoordeling

3.1.
Over de goederen die [de rechthebbende] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren heeft de kantonrechter een bewind ingesteld.
Sinds 2011 is [de voormalige bewindvoerder] , de partner van de rechthebbende, de bewindvoerder over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant met ingang van 1 juli 2021 [de voormalige bewindvoerder] (de voormalige bewindvoerder) ambtshalve ontslagen en [de opvolgend bewindvoerder] B.V. met ingang van die datum tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat er aanwijzingen zijn dat het niet goed gaat met de geldzaken van de rechthebbende. Alle vaste lasten worden voldaan via een automatische incasso. De inkomsten en uitgaven van de rechthebbende zijn thans in balans. Er is zelfs een spaarpotje opgebouwd voor onvoorziene kosten.
De rechtbank heeft verder ten onrechte overwogen dat er gewichtige redenen aanwezig zijn om de bewindvoerder ambtshalve ontslag te verlenen. Het bewind wordt al een lange tijd door [de voormalige bewindvoerder] goed uitgevoerd. De rechthebbende erkent dat het bewind over de laatste jaren wat minder goed is uitgevoerd, waardoor een schuld aan de Belastingdienst is ontstaan. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat de kinderen van de rechthebbende en [de voormalige bewindvoerder] in deze periode uit huis zijn geplaatst. Na de uithuisplaatsing hebben de rechthebbende en [de voormalige bewindvoerder] ten onrechte toeslagen voor de kinderen ontvangen. [de voormalige bewindvoerder] had meteen de toeslagen bij de Belastingdienst moeten corrigeren, maar dat was voor hem een ‘een stap te ver’. [de voormalige bewindvoerder] heeft inmiddels een betalingsregeling getroffen voor de schuld aan de Belastingdienst. De rechthebbende betwist dat er andere schulden zijn ontstaan. De door de opvolgend bewindvoerder genoemde schuld bij het VGZ is veel lager, omdat op deze schuld is afgelost. Inmiddels zijn de kinderen perspectiefbiedend uit huis geplaatst, loopt met beide kinderen een omgangsregeling en is de rust wedergekeerd. [de voormalige bewindvoerder] heeft de administratie bijgewerkt en deze wordt thans ook weer goed door hem bijgehouden. WIJ Eindhoven is bereid om [de voormalige bewindvoerder] te helpen met het invullen van de rekening en verantwoording.
Een professionele bewindvoerder levert voor de rechthebbende een nieuwe maandelijkse kostenpost op. Bovendien verloopt het contact met de opvolgend bewindvoerder moeizaam. Er heeft maar één keer fysiek contact met de opvolgend bewindvoerder plaatsgevonden, ondanks dat de rechthebbende om meer fysiek contact heeft verzocht. Ook is de opvolgend bewindvoerder moeilijk telefonisch bereikbaar. Verder verschaft de opvolgend bewindvoer-der de rechthebbende geen inzicht in haar financiën. Het leefgeld van € 50,- per week dat de rechthebbende ontvangt is te weinig om van rond te komen waardoor [de voormalige bewindvoerder] financieel moet bijspringen. De rechthebbende heeft om die redenen geen vertrouwen in de opvolgend bewindvoerder. De opvolgend bewindvoerder moet worden ontslagen.
3.5.
[de voormalige bewindvoerder] voert tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Op het moment dat [de voormalige bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder werd benoemd bedroeg het vermogen van de rechthebbende geen € 45.000,-; dit was het vermogen van [de voormalige bewindvoerder] en de rechthebbende tezamen. Het aandeel van de rechthebbende daarin bedroeg circa € 8.000,-. [de voormalige bewindvoerder] heeft -desgevraagd- verklaard dat de vermogensafname is veroorzaakt doordat de rechthebbende en [de voormalige bewindvoerder] in de afgelopen jaren naar hun vermogen hebben geleefd. In de rekening en verantwoording van de rechthebbende worden niet alle vaste lasten genoemd omdat een deel van deze lasten door [de voormalige bewindvoerder] wordt betaald. Verder wordt door [de voormalige bewindvoerder] in de rekening en verantwoording een aantal posten, zoals de post ‘kleding en schoenen’, geschat op basis van wat de rechthebbende daar ongeveer aan uitgeeft.
3.6.
De opvolgend bewindvoerder voert tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
De opvolgend bewindvoerder heeft na de benoeming door de kantonrechter -ondanks meerdere verzoeken daartoe- geen (financiële) stukken van de rechthebbende en [de voormalige bewindvoerder] ontvangen. De opvolgend bewindvoerder heeft alle rekeningafschriften bij de bank opgevraagd om aan de hand daarvan de financiële situatie van de rechthebbende in kaart te kunnen brengen. De opvolgend bewindvoerder heeft daarbij geconstateerd dat door [de voormalige bewindvoerder] in de afgelopen jaren geen deugdelijke administratie is gevoerd. De rechthebbende heeft geen vermogen meer. Bovendien heeft de rechthebbende inmiddels een aanzienlijke schuldenlast opgebouwd. De rechthebbende heeft een schuld aan de Belastingdienst van € 2.000,-, een schuld aan het VGZ van € 2.250,-, een schuld aan Vattenfall van € 420,-, een schuld aan de advocaat ter zake de kosten van deze procedure en een schuld aan de opvolgend bewindvoerder ter zake de intakekosten van het bewind. De opvolgend bewindvoerder heeft inmiddels voor alle schulden betalingsregelingen getroffen. Genoemde schuldenlast vormt volgens de opvolgend bewindvoerder een gewichtige reden om [de voormalige bewindvoerder] als bewindvoerder te ontslaan. De opvolgend bewindvoerder erkent dat er geen intensief contact is geweest met de rechthebbende. Hij weerspreekt echter dat hij moeilijk bereikbaar is. Met de opvolgend bewindvoerder kan per telefoon, per Whatsapp en per e-mail contact worden opgenomen. De rechthebbende heeft zelf weinig contact gezocht.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstel-ling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Het hof is op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling, evenals de kantonrechter, van oordeel dat sprake is van gewichtige redenen die het ambtshalve ontslag van [de voormalige bewindvoerder] als bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder rechtvaardigen en ook noodzakelijk maken.
De primaire taak van een bewindvoerder bestaat uit het behartigen van de financiële belangen van de rechthebbende, waarbij de bewindvoerder de rechthebbende behoort te beschermen. De bewindvoerder dient binnen deze taak het inkomen en het vermogen van de rechthebbende te beheren en te bewaken. Het hof stelt vast dat tijdens het bewindvoerderschap van [de voormalige bewindvoerder] meerdere schulden zijn ontstaan, daar waar de rechthebbende, naar [de voormalige bewindvoerder] stelt, aanvankelijk over een vermogen beschikte van € 8.000,- en volgens de rekening en verantwoording 2013 in januari van dat jaar over een vermogen van € 10.596,13. De stelling van de rechthebbende dat het bewind door de uithuisplaatsing van de kinderen tijdelijk wat minder goed is uitgevoerd en nadien door [de voormalige bewindvoerder] weer op een goede wijze is opgepakt, strookt niet met de bevindingen van de opvolgend bewindvoerder. Het hof stelt met de opvolgend bewindvoerder vast dat ook in de periode na de definitieve uithuisplaatsing van de kinderen meerdere (nieuwe) schulden zijn ontstaan.
Daarbij komt dat uit de overgelegde stukken volgt dat [de voormalige bewindvoerder] onvoldoende rekening en verantwoording over het door hem gevoerde bewind heeft afgelegd. Zo heeft [de voormalige bewindvoerder] pas in 2018 -na herhaaldelijke verzoeken van de kantonrechter- alsnog met terugwerkende kracht tot 2013 rekening en verantwoording afgelegd. Het hof constateert verder dat de door [de voormalige bewindvoerder] (te laat) afgelegde rekening en verantwoording niet aan de daaraan gestelde eisen voldoet. Door [de voormalige bewindvoerder] wordt onder meer het aanzienlijke verschil tussen de inkomsten en uitgaven van de rechthebbende enerzijds en het begin- en eindsaldo van de bankrekening van de rechthebbende anderzijds, in alle jaren, niet (voldoende) toegelicht. Ook heeft [de voormalige bewindvoerder] een aantal uitgaven geschat in plaats van deze exact weergeven.
Voor zover de rechthebbende tijdens de mondelinge behandeling nog heeft aangevoerd dat het ambtshalve ontslag van [de voormalige bewindvoerder] niet noodzakelijk is omdat WIJ Eindhoven hem kan helpen met het invullen van de rekening en verantwoording, kan dat niet tot een ander oordeel van het hof leiden. Het uitvoeren van het bewind omvat, naar het oordeel van het hof, meer dan alleen het op een correcte wijze afleggen van rekening en verantwoording aan de rechthebbende. De primaire taak van de bewindvoerder ziet, zoals het hof reeds hiervoor heeft overwogen, op het beheren en bewaken van het inkomen en het vermogen van de rechthebbende en hierin is [de voormalige bewindvoerder] -gelet op het verlies van het volledige vermogen van de rechthebbende en de ontstane schulden- ernstig tekort geschoten.
3.7.3.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de rechthebbende verklaard dat zij geen vertrouwen heeft in de opvolgend bewindvoerder en dat deze daarom moet worden ontslagen. Omdat uit het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de opvolgend bewindvoerder juist orde op zaken heeft gesteld in de financiële situatie van de rechthebbende en met alle schuldeisers betalingsregelingen heeft getroffen, ziet het hof geen aanleiding om de opvolgend te bewindvoerder te ontslaan. Het hof heeft wel geconstateerd dat de onderlinge communicatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder moet worden verbeterd teneinde het vertrouwen van de rechthebbende in de opvolgend bewindvoerder te kunnen herstellen. Het hof merkt in dit verband op dat om het bewind te laten slagen alle betrokkenen intensief met elkaar zullen moeten gaan communiceren en samenwerken. Het hof verwacht daarom zowel van de rechthebbende (en [de voormalige bewindvoerder] ) als van de opvolgend bewindvoerder dat zij zich hiervoor ten volle zullen inzetten.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
Proceskosten
3.9.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
4. De beslissing
Het hof:
verklaart de rechthebbende niet-ontvankelijk in het verzoek tot opheffing van het bewind;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2021;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, A.M. Bossink en A.M. van Riemsdijk en is op 28 april 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.