In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep over de hoogte van een schadevergoeding. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J.Th. van Stiphout, heeft in 2019 schade toegebracht aan een pand dat eigendom is van de geïntimeerde, die werd bijgestaan door mr. T. Delmée. De appellant erkent zijn aansprakelijkheid voor de schade, maar betwist de hoogte van de door de geïntimeerde gevorderde schadevergoeding. In het incident heeft de appellant op basis van artikel 843a Rv gevorderd dat de geïntimeerde de betaalde facturen voor de reparatie van de schade overlegt. Het hof heeft in een eerder arrest van 5 oktober 2021 deze incidentele vordering afgewezen wegens gebrek aan belang. Het hof heeft de zaak vervolgens terugverwezen naar de rol voor akte uitlating van producties aan de zijde van de appellant, waarbij het hof de gelegenheid biedt om te reageren op de ingediende producties. De uitspraak is gedaan op 26 april 2022, waarbij het hof de verdere beslissing aanhield en de zaak naar de roldatum van 24 mei 2022 verwees voor verdere behandeling.