In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind, geboren in 2012. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, stelde dat hij een betere band met het kind heeft opgebouwd en dat het in het belang van het kind zou zijn als hij ook beslissingen over het gezag kan nemen. De moeder, die het verzoek van de vader betwistte, voerde aan dat de vader nauwelijks contact heeft met het kind en dat het gezamenlijk gezag voor onrust zou zorgen. De rechtbank had eerder het gezamenlijk gezag beëindigd en het gezag aan de moeder alleen toevertrouwd, wat door het hof was bekrachtigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof oordeelde dat het onvoldoende informatie had om een verantwoorde beslissing te nemen en verzocht de Raad om een onderzoek in te stellen naar de situatie van het kind en de rol van de vader. De verdere behandeling van de zaak werd aangehouden tot 15 september 2022, in afwachting van het rapport van de Raad.