ECLI:NL:GHSHE:2022:1310

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
200.299.846_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek eenhoofdig gezag vader in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2015. De moeder, verzoekster in hoger beroep, verzet zich tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de vader het eenhoofdig gezag over [minderjarige] had toegewezen. De moeder heeft in haar beroepschrift verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en haar verzoeken in eerste aanleg toe te wijzen. De vader heeft in zijn verweerschrift verzocht de grieven van de moeder af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen. De Jeugdbescherming Brabant en de Raad voor de Kinderbescherming hebben als belanghebbenden in de procedure opgetreden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2022 zijn beide ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de GI en de raad gehoord. De moeder heeft aangevoerd dat er recente positieve ontwikkelingen zijn in haar relatie met [minderjarige] en dat zij actief betrokken wil zijn bij de hulpverlening. De vader heeft echter betoogd dat de moeder nog steeds bezwaren tegen hem heeft en dat haar houding ten opzichte van hem en de GI niet is veranderd. De GI heeft aangegeven dat de moeder niet in staat is om op een verantwoordelijke manier invulling te geven aan haar gezag.

Het hof heeft na beoordeling van de stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de rechtbank terecht het verzoek van de vader tot eenhoofdig gezag heeft toegewezen. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de beslissing van de rechtbank en heeft de beschikking bekrachtigd. De verzoeken van de moeder zijn afgewezen, en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 21 april 2022
Zaaknummer : 200.299.846/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/320908 / FA RK 16-5486
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Loonstein,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.A. Lensink.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende heeft het hof aangemerkt:
Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: de moeder verzet zich tegen de beslissing van de rechtbank waarbij de vader het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft gekregen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 15 september 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en de door de vader in eerste aanleg gedane verzoeken alsnog af te wijzen, althans de door de moeder in eerste aanleg gedane verzoeken, zoals gewijzigd en vermeerderd in hoger beroep, toe te wijzen. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij het hof op 15 december 2021, heeft de vader verzocht de grieven van de moeder af te wijzen, voormelde beschikking te bekrachtigen, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot benoeming van een bijzondere curator dan wel dit verzoek eveneens af te wijzen.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij het hof op 21 december 2021, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en voormelde beschikking in stand te laten.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.A. van den Heuvel, kantoorgenoot van mr. Loonstein;
- de vader, bijgestaan door mr. Lensink;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] , via een telefonische verbinding.
2.5.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V8-formulier van 15 december 2022 van mr. Van den Heuvel, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 1 juni 2021;
  • de brief met bijlagen (inventarislijst) van mr. Loonstein, ontvangen op 11 oktober 2021;
  • de brieven van de raad van 21 december 2021, 15 maart 2022 en 23 maart 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van mr. Van den Heuvel van 7 maart 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van mr. Lensink van 7 maart 2022;
  • de tijdens de mondelinge behandeling van 17 maart 2022 door mr. Van den Heuvel overgelegde pleitnota;
  • de tijdens de mondelinge behandeling van 17 maart 2022 door mr. Lensink overgelegde pleitnota.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben tot juni 2016 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is de minderjarige [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 25 juni 2018 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 25 juni 2022.
3.2.1.
Bij beschikking van 19 december 2019 heeft de rechtbank beslist dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft. Deze beslissing is in hoger beroep bekrachtigd door het hof bij beschikking van 20 mei 2021.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat het gezag over de minderjarige [minderjarige] voortaan aan de vader alleen toekomt. Het meer of anders verzochte is door de rechtbank afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert ten eerste aan dat de beslissing op het hoger beroep moet worden aangehouden, gelet op recente positieve ontwikkelingen. Op 1 maart 2022 heeft er een mondelinge behandeling bij de rechtbank plaatsgevonden over de omgang tussen haar en [minderjarige] Er is een zogenoemd plan van aanpak opgesteld, waarin is afgesproken dat de moeder actief wordt betrokken bij het traject van [instantie 1] . Naast de therapie voor [minderjarige] staat ook de communicatie tussen de ouders hierin centraal. Een beslissing van het hof over het gezag zou deze ontwikkeling doorkruisen. Mocht het hof hier niet in meegaan, dan verzoekt de moeder het hof, een bijzondere curator te benoemen en/of een onderzoek door de raad te gelasten. Een onderzoek door de raad kan duidelijkheid verschaffen over wat [minderjarige] nodig heeft. Ook door de medewerkers van [instantie 2] is aangegeven dat er meer en ander onderzoek moet worden gedaan naar de situatie van [minderjarige] Tot slot is de moeder van mening dat er geen reden is om het gezag bij de moeder te beëindigen. Zij ontvangt geen e-mails van de vader met daarin vragen, maar indien nodig reageert zij op zijn verzoeken. De moeder handelt in het belang van [minderjarige] en probeert haar houding jegens de vader te wijzigen en de relatie tussen partijen te verbeteren. Er is dus wel degelijk sprake van een situatie die op afzienbare termijn kan veranderen, doordat partijen werken aan hun communicatie. De moeder kan afspraken maken rondom [minderjarige] en wil er met de vader naar toewerken dat zij kunnen overleggen over [minderjarige] De moeder werkt mee aan de ondertoezichtstelling en de gestelde doelen. De medewerkers van [instantie 2] kunnen dat verklaren.
3.6.
De vader voert aan dat de moeder nog steeds bezwaren tegen hem heeft en hem, ten onrechte, nog steeds niet vertrouwt. Bij elke gelegenheid is de moeder gefocust op iedere blauwe plek op het lichaam van [minderjarige] en het attenderen van de aanwezige hulpverlener hierop. De GI heeft een tijdelijke gezagsbeëindiging moeten aanvragen om [minderjarige] op de basisschool in Vlissingen te kunnen doen inschrijven en ook kwesties als het verkrijgen van een nieuwe identiteitskaart en het inschrijven bij een zorgverzekering bleven onmogelijk. De huidige situatie, waarin de vader alleen het gezag uitoefent, maakt dat er rust ontstaat en duidelijkheid is. Het beëindigen van het gezag is een ingrijpende beslissing, maar juist om die reden is er door de rechtbank een zeer zorgvuldig traject gehanteerd. Uit niets is gebleken dat de situatie nadien is gewijzigd en/of de moeder haar houding jegens de vader heeft bijgesteld. Een aanhouding van de beslissing op moeders hoger beroep is dan ook niet aan de orde. Het traject bij [instantie 1] is gericht op de problematiek van [minderjarige] en heeft niet als doel om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.
Ook een onderzoek door de raad acht de vader niet aan de orde. Er ligt al een rapport van de raad en er zijn al vele zittingen aan de kwestie gewijd. Alle informatie, ook van derden, is betrokken en een nieuw raadsonderzoek met dezelfde vragen zal niets toevoegen.
Het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen is in strijd met de goede procesorde. De vader wijst op artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Als het hof hier niet in meegaat, dient het verzoek van de moeder te worden afgewezen. Er is geen sprake van een belangenstrijd tussen [minderjarige] en de ouders en haar belangen worden door de betrokken hulpverleners voldoende behartigd. Ook brengt de inmenging van een bijzondere curator een onnodige verdere belasting met zich mee voor [minderjarige] en zal dit het toch al aanwezige loyaliteitsconflict versterken.
3.7.
De GI voert aan dat het de moeder niet is gelukt om op een verantwoordelijke manier invulling te geven aan haar gezag. De ondertoezichtstelling en de ingezette hulpverlening hebben er niet toe geleid dat de moeder haar houding ten opzichte van de vader, haar dochter en de GI heeft veranderd. De moeder is niet in staat om tot inzicht en gedragsverandering te komen. Zij blijft strijden. Zij reageert niet of zeer beperkt op de vragen die de vader stelt. De moeder nodigt de vader uit voor een mediationtraject, maar tegelijkertijd doet zij de uitspraak richting de GI dat zij geen samenwerking met de vader hoeft. De GI heeft met de moeder en haar advocaat een gesprek gevoerd over een uitbreiding van de contactregeling, maar dit heeft helaas niet geleid tot afspraken over de communicatie tussen de moeder en de vader en over de invulling van de omgang. Er vindt op dit moment twee uur per zes weken begeleid contact plaats tussen de moeder en [minderjarige] Tijdens het contact met de moeder heeft [minderjarige] altijd buikpijn en/of is zij misselijk. De GI benadrukt dat het belangrijk is voor [minderjarige] dat de moeder positief gaat reageren op haar leven, interesses en wat haar bezig houdt. Doordat de moeder dit niet doet, merkt [minderjarige] dat haar moeder haar huidige thuissituatie afkeurt. De moeder wil toewerken naar co-ouderschap, maar de GI wil allereerst toewerken naar een genormaliseerd contact, onbegeleid in de thuissituatie bij de moeder. Het benoemen van een bijzondere curator acht de GI niet in het belang van [minderjarige] Het is in het belang van [minderjarige] dat zij bij haar vader kan blijven wonen en zich daar kan hechten en ontwikkelen. De vader geeft de ruimte om ook het contact met de moeder vorm te geven. De moeder zal aan de slag moeten en haar houding moeten veranderen. Het is daarbij belangrijk dat de juridische kaders helder zijn.
3.8.
De raad adviseert het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het eenhoofdig gezag bij de vader in stand te laten. Het gezamenlijk gezag is niet in het belang van [minderjarige]
Het traject bij [instantie 1] richt zich op de omgang tussen de moeder en [minderjarige] en staat los van deze gezagskwestie. De raad ziet dan ook geen reden voor aanhouding. De raad geeft verder aan dat de vader open stond en staat voor hulp. Het gedrag van de moeder heeft gemaakt dat er geen hulp in het vrijwillig kader kon worden geboden. De raad acht zich voldoende voorgelicht en ziet geen reden voor een nieuw/aanvullend onderzoek. Er zijn jarenlange procedures gevoerd, de raad is al geruime tijd betrokken, er is al jaren een ondertoezichtstelling en er zijn een heleboel hulpverleners betrokken (geweest).
3.9.
Het hof acht zich op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een onderzoek door de raad te gelasten en evenmin om een bijzondere curator voor [minderjarige] te benoemen. Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
De rechtbank heeft terecht en op goede gronden (die het hof na zelfstandige beoordeling overneemt en tot de zijne maakt) het verzoek van de vader tot het verkrijgen van eenhoofdig gezag toegewezen. De rechtbank heeft uitvoerig gemotiveerd dat het in het belang is van [minderjarige] dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat er rust komt in haar bestaan. Het hof heeft geen reden om daar anders over te denken.
De moeder voert nu aan dat er sprake is van recente positieve ontwikkelingen, doordat zij voortaan betrokken wil zijn bij de hulpverlening door [instantie 1] . Het hof spreekt de hoop uit dat de moeder zich inderdaad alsnog actief betrokken zal gaan tonen bij de hulpverlening door [instantie 1] en dat [minderjarige] daarvan zal profiteren. Dit zou een onbelast contact tussen [minderjarige] en de moeder hopelijk dichterbij brengen. De huidige omstandigheden maken echter nog steeds dat [minderjarige] klem zit tussen haar ouders en het hof verwacht niet dat hierin binnen afzienbare tijd verandering komt. Uit de uitlatingen van de moeder tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat zij nog steeds zeer afwijzend staat tegenover de vader. Volgens de moeder is [minderjarige] bij de vader niet veilig. De moeder kan het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader daarom niet accepteren. De moeder toont dat in woord en daad, maar zij ontkent tegelijk dat [minderjarige] zich hierdoor in een loyaliteitsconflict bevindt.
Er is rondom [minderjarige] inmiddels al zes jaar lang sprake van strijd en procedures tussen de moeder en de vader. De beslissingen van de rechtbank over de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , over de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader en tenslotte haar hoofdverblijf bij de vader zijn alle bekrachtigd door het hof, maar de moeder geeft er nog steeds geen blijk van dat zij bereid is, zich bij die beslissingen neer te leggen en in het belang van [minderjarige] daadwerkelijk samenwerking met de vader en betrokken hulpverleners te zoeken. Het is deze houding van de moeder die aan het uitoefenen van het gezamenlijk gezag nog steeds in de weg staat.
3.9.2.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en de verzoeken van de moeder afwijzen.
3.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 juni 2021;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.N.M. Antens en E.H. Schijven-Bours en is op 21 april 2022 uitgesproken in het openbaar door mr. C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van de griffier.