In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het civiel recht en specifiek het personen- en familierecht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Limburg, die de ondertoezichtstelling had verlengd tot 20 november 2022. De vader voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij en de moeder een wisselende houding hadden ten aanzien van hulpverlening en dat hij niet voldoende meewerkte aan de geboden hulp. De GI, Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, verzocht het hof om het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2022 werd de vader bijgestaan door zijn advocaat, mr. Y. Kunze, terwijl de GI vertegenwoordigd was door twee medewerkers. De moeder was niet verschenen, ondanks een oproep. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, wat hij ook deed in een gesprek met de voorzitter van het hof.
Het hof overwoog dat er geen sprake meer was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, en dat de GI onvoldoende had gemotiveerd waarom de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk was. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank Limburg voor zover het de verlenging van de ondertoezichtstelling betrof, en wees het verzoek van de GI tot verlenging af met ingang van de datum van de beschikking. De beschikking van de rechtbank werd wel bekrachtigd voor de periode tot 21 april 2022. De beslissing werd genomen door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en werd in het openbaar uitgesproken door E.M.C. Dumoulin.