3.1Resultaten documentenonderzoek
A. barcode op sigarettenpakje
Er zijn 15 verschillende barcodes aanwezig op de pakjes. Identieke barcodes zijn vaak merk gerelateerd, maar soms heeft een deel van deze merken weer een andere barcode. Een bijzonder resultaat vormt de barcode van de Marlboro sigaretten. Deze zijn voor alle Marlboro sigaretten identiek en conform de gangbare barcode voor Marlboro, maar ook vier van de zes monsters West sigaretten hebben deze barcode.
B. gezondheidswaarschuwing op sigarettenpakje
Bij de slof Pall Mall was ieder pakje voorzien van een unieke gezondheidswaarschuwing. Bij alle overige sloffen waren alle pakjes binnen een slof voorzien van identieke gezondheidswaarschuwingen. Dit laatste is niet toegestaan op grond van de aanduidingswet tabaksproducten. Bij deze sloffen, alsmede bij de afzonderlijke pakjes zijn totaal 15 verschillende gezondheidswaarschuwingen gevonden.
C. productiecode op sigarettenpakje
Bij 10 monsters was een productiecode aanwezig op de pakjes. Deze nummers waren gestanst of geprint.
D. materiaal sigarettenpakje
Het sigarettenpakje is óf van papier óf van karton. Zowel het papier als het karton kan optisch dood zijn (licht niet op onder een UV-lamp) of niet optisch dood (ligt wel op onder een UV-lamp). Zodoende zijn er 4 categorieën te maken:
1. papier, optisch dood
2. papier, niet optisch dood
3. karton, optisch dood
4. karton, niet optisch dood
E. oorspronkelijke vorm van het sigarettenpakje
Bij dit onderzoek is gekeken naar de vorm van het sigarettenpakje VOOR het verlijmen. Vroeger zag je dat de pakjes op bepaalde plaatsen opengesneden waren (opencut).
F. manier hoe lijm op het pakje is aangebracht
De lijm op het sigarettenpakje kan handmatig of machinaal zijn aangebracht.
G. gebruikte druktechniek
Alleen de twee Pall Mall pakjes zijn gedrukt met diepdruk. Alle andere monsters zijn met offset gedrukt.
H. perforatie papier om filter
Om een beter rookgedrag te krijgen, worden soms gaatjes in het papier rond het filter aangebracht. Bij dit onderzoek is gekeken of deze gaatjes aanwezig waren of niet aanwezig waren.
I. materiaal innerlay
De innerlay is ofwel staand of liggend. Of optisch dood of niet optisch dood.
J. sluitzegel (accijnszegel) sigarettenpakje
Voor zover er een sluitzegel aanwezig was, betrof dit een “duty free” zegel. Er was één uitzondering: het merk BECT (Russisch) was voorzien van een accijnszegel van Wit-Rusland. Een “duty free” zegel is in tabel 3 aangegeven met een 1, het Wit-Rusland accijnszegel is aangegeven met een 2.
Tabel 3: de resultaten voor de monsters sigaretten bij de afdeling Douane Documentenonderzoek
Lab. nummer
Handelsnaam
Code FIOD
aantal
J
Conclusie door
Documenten onderzoek
8804 O
L&M red label
D-1
1
Namaak
8805 O
Marlboro
E-1
10
1
Namaak
8806 O
Marlboro
E1-1
1
Namaak
8807 O
West
E1-2
1
1
Namaak
8808 O
L&M red label
E1-3
1
1
Namaak
8815 O
HB
LOC3-1
1
Namaak
8816 O
King Size JIM
LOC3-2
1
White
8818 O
Cesar Rood
LOC3-4
1
1
White
8819 O
Cesar Wit
LOC3-5
1
White
8820 O
Marlboro (Engels)
LOC3-6
10
1
Namaak
8822 O
Marlboro open
LOC3-8
1
1
Namaak
8823 O
Lion
LOC3-9
1
1
White
8824 O
L&B
LOC3-10
1
1
Namaak
4. Conclusie
Uit het documentenonderzoek is vast komen staan dat de Pall Mall sigaretten echt zijn, alsmede de BECT sigaretten. De overige officiële merken (L&M, West, Marlboro, L&B, HB) zijn namaak. Alle andere merken zijn bekend als “illicit white” sigaretten. Tussen de verschillende merken zijn geen overeenkomsten gevonden.
11.
het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 4 augustus 2016, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Betreft: onderzoek door de Douane inzake afgifte vergunning/EORI nummer.
Op 2 augustus 2016 heb ik per mail aan [belastingambtenaar] , ambtenaar van de
Belastingdienst, bevoegd inzake douane, werkzaam bij de Belastingdienst/douane Nijmegen, verzocht om in de douanesystemen te kijken en te verifiëren of voor de hierna genoemde personen en/of panden-bedrijven een vergunning is afgegeven, voor opslag of het voorhanden hebben, al dan niet onder schorsing, van enig accijnsgoed. Aan [belastingambtenaar] heb ik ook gevraagd om in de douanesystemen te kijken of voor deze personen en/of panden-bedrijven een EORI nummer is afgegeven:
- [medeverdachte 1] ( [geboortedatum 2] ), Venlo
- [betrokkene 3] ( [geboortedatum 3] ), Venlo
- [verdachte] ( [geboortedag] 1957) [adres 1]
- Loods, [adres 6]
- Cafetaria [bedrijf 1] , [adres 2]
- Restaurant [bedrijf 2] , [adres 3] .
Op 4 augustus 2016 heb ik van [belastingambtenaar] een proces-verbaal van ambtshandeling ontvangen. In dit proces-verbaal van ambtshandeling staat beschreven dat voor de bovengenoemde verdachten en/of panden-bedrijven door de douane geen vergunning voor opslag of het voorhanden hebben, al dan niet onder schorsing, van enig accijnsgoed is afgegeven. Een EORI nummer is eveneens aan de bovengenoemde verdachten en/of panden-bedrijven niet verstrekt.
* Toelichting vergunning voorhanden hebben enig accijnsgoed:
Voor het opslaan van accijnsgoederen in Nederland dient men overeenkomstig de voorschriften in bezit te zijn van een “Vergunning opslag in een accijnsgoederenplaats”. Deze accijnsgoederen liggen onder schorsing van accijns opgeslagen. Voor de opslag van tabaksproducten (sigaren, sigaretten en rooktabak) gelden geen hoeveelheden. De accijns zijn verschuldigd als de goederen uit de accijnsgoederenplaats worden uitgeslagen voor
verbruik in Nederland.
* Toelichting EORI-nummer:
Met het EORI-nummer worden marktdeelnemers door de Douane in alle lidstaten op dezelfde manier geïdentificeerd. Dit levert voor zowel die marktdeelnemers als voor de Douane efficiencyvoordelen op. (EORI-nummer = Economie Operators Registration and Identification nummer). De Europese Unie registreert voor de douaneautoriteiten van de verschillende lidstaten alle EORInummers centraal in de EORI-database.
12.
het proces-verbaal van ambtshandeling, opgemaakt d.d. 4 augustus 2016, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik, ondergetekende, [belastingambtenaar] , ambtenaar van de Belastingdienst, bevoegd inzake douane, werkzaam bij de Belastingdienst/Douane Nijmegen verklaar het volgende:
Aanleiding:
Onder de codenaam “Spitfire” (gefis: 57576) is door de FIOD Arnhem een onderzoek gestart naar mogelijke strafbare activiteiten in Nederland gepleegd door personen die in georganiseerd verband betrokken zijn bij grootschalige import en handel van illegale sigaretten.
Op 29 juni 2016 hebben op diverse locaties in Nederland doorzoekingen plaatsgevonden, waarbij sigaretten zijn aangetroffen die niet overeenkomstig de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken.
Afgeven vergunning / EORI nummer:
Voor onderstaande verdachten en/of panden is door de Douane geen vergunning voor opslag of het voorhanden hebben, al dan niet onder schorsing, van enig accijnsgoed afgegeven en ook geen EORI nummer.
- [medeverdachte 1] ( [geboortedatum 2] ), Venlo;
- [betrokkene 3] ( [geboortedatum 3] ), Venlo;
- [verdachte] ( [geboortedag] 1957) [adres 1] .
- Loods, [adres 6] ;
- Cafetaria [bedrijf 1] , [adres 2] ;
- Restaurant [bedrijf 2] , [adres 3] .
Aanvulling bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de bewijsmiddelen zoals die door de rechtbank zijn opgenomen in de bijlage bij het vonnis en de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Op grond van de bewijsmiddelen zoals die door de rechtbank zijn opgenomen in de bijlage bij het vonnis en de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof - in aanvulling op de bewijsoverwegingen van de rechtbank - het navolgende vast.
Op 16 maart 2016 en 22 maart 2016 zijn bij de loods aan de [adres 6] in het bijzijn van en met medewerking van de verdachte dozen afgeleverd en opgeslagen. De leverancier van de dozen kwam niet zelf bij de loods. Op 16 maart 2022 werd de vrachtwagen met Pools kenteken door de medeverdachte [medeverdachte 1] naar de loods gereden en na het lossen bij de loods nabij cafetaria [cafetaria] in Venlo overgedragen aan de bestuurder van een Audi met Pools kenteken.
Uit hieronder te noemen feiten en omstandigheden blijkt dat de dozen sigaretten bevatten die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken. De loods aan de [adres 6] was mede in gebruik bij de verdachte. Aan de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [betrokkene 3] noch voor de genoemde loods is door de Douane een vergunning voor de opslag of het voorhanden hebben van enig accijnsgoed afgegeven.
De in maart 2016 geleverde sigaretten werden direct op de markt gebracht, althans door (onder meer) de verdachte werden direct de nodige acties ondernomen om deze te verkopen. Uit taps van telefoongesprekken blijkt dat hij de sigaretten aan diverse personen te koop heeft aangeboden. De verdachte heeft de onveraccijnsde sigaretten vervolgens geleverd aan verschillende afnemers, onder meer op 26 april 2016 aan [betrokkene 1] / [betrokkene 2] op het adres [adres 5] en aan [medeverdachte 2] bij de [bedrijf 3] te Venlo. Deze [medeverdachte 2] is als verdachte in een soortgelijke zaak eerder in beeld gekomen in 2014 in een onderzoek van de FIOD met de naam Zeppelin. In die zaak zijn in een door [medeverdachte 2] gehuurde opslagruimte in totaal 2.270.000 stuks sigaretten van het merk Marlboro in beslag genomen die niet in de heffing van de Wet op de accijns betrokken waren.
Tijdens (door)zoekingen op 29 juni 2016 in de horecagelegenheden van de verdachte, te weten cafetaria [bedrijf 1] aan de [adres 2] en restaurant [bedrijf 2] aan de [adres 3] , in de auto van de verdachte en in de woning van de afnemer [betrokkene 2] / [betrokkene 1] aan de [adres 5] zijn onveraccijnsde sigaretten van verschillende merken aangetroffen en inbeslaggenomen. De inbeslaggenomen pakjes sigaretten waren niet voorzien van een geldig accijnszegel. In het Douane laboratorium te Amsterdam is een forensisch onderzoek ingesteld naar de echtheid van de sigaretten. Op basis van het documentenonderzoek is vast komen te staan dat sigaretten met de labels L&M, West, Marlboro, L&B en HB namaak waren.
Uit de taps van telefoongesprekken die de verdachte met anderen voerde blijkt dat er gebruik werd gemaakt van versluierd taalgebruik. De verdachte gebruikte in die gesprekken namelijk termen als M, M-tjes, MB, W, W-tjes, LB, rooie, rood wit, blauw, hard en zacht. Er is echter ook openlijk gesproken over West en Marlboro en over harde en zachte pakjes. In het tapgesprek TAP-003 sessie 502 d.d. 25 april 2016 (bewijsmiddel 14 in de bijlage met bewijsmiddelen van de rechtbank en meer uitgebreid opgenomen bij de bewijsmiddelen in dit arrest) zegt de verdachte dat de W-tjes hetzelfde zijn als die Marlboro-tjes. Dit duidt erop dat het ging om sigaretten die vermoedelijk afkomstig waren van een illegale sigarettenfabriek.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden - zoals die blijken uit de bewijsmiddelen - acht het hof met de rechtbank en de advocaat-generaal wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode met anderen opzettelijk sigaretten voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken. In het bijzonder heeft het hof daarbij gelet op de navolgende feiten en omstandigheden:
- de bij de verdachte en een afnemer in beslag genomen sigaretten waren niet voorzien van de juiste accijnszegels;
- er was aan de verdachte en de medeverdachten geen vergunning afgegeven om onveraccijnsde tabaksproducten voorhanden te mogen hebben;
- alle onder de verdachte inbeslaggenomen sigaretten waren namaak;
- in telefoongesprekken bediende de verdachte zich van versluierd taalgebruik, zoals M-tjes en W-tjes;
- er werd op een heimelijke manier gehandeld door het overgeven van vervoermiddelen bij de aflevering van dozen bij de loods;
- in telefoongesprekken heeft de verdachte expliciet merken van sigaretten genoemd die passen bij de versluierde bewoordingen, te weten Marlboro en West;
- één van de personen aan wie de verdachte goederen leverde was [medeverdachte 2] , een persoon die eerder in een ander strafrechtelijk onderzoek in beeld is gekomen in verband met het voorhanden hebben van niet in de heffing van de Wet op de accijns betrokken sigaretten.
Uit het onderzoek door de FIOD blijkt dat er bij de loods aan de [adres 6] in de tenlastegelegde periode minimaal 360 dozen à 10.000 stuks sigaretten zijn afgeleverd, te weten 100 dozen op 16 maart 2016 en 260 dozen op 22 maart 2016. Het gaat in totaal om 3.600.000 stuks sigaretten.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte andermaal een alternatief scenario naar voren gebracht, te weten dat hij in de tenlastegelegde periode heeft gehandeld in onder andere parfums, met merknamen die lijken of gelijkluidend zijn aan sigarettenmerken. Van handel in sigaretten is geen sprake geweest, aldus de raadsman.
Ook voor het hof is dit alternatieve scenario geenszins aannemelijk geworden. De raadsman heeft ter onderbouwing van het alternatieve scenario onder meer aangevoerd dat de woorden ‘hard’ en ‘zacht’ in de telefoontaps gaan over de wijze waarop de parfums zijn gemaakt, namelijk op oliebasis of waterbasis. Het hof stelt echter vast dat in de taps zo nu en dan letterlijk wordt gesproken over een zachte verpakking en ook over een “zachte softpakkung”. Dat duidt er geenszins op dat werd gesproken over de basisstof van een parfum, maar juist dat het over de verpakking van een product ging.
In hoger beroep zijn op verzoek van de verdediging bij de raadsheer-commissaris als getuigen [getuige 1] en [getuige 2] gehoord. Deze personen komen in het dossier voor in taps van telefoongesprekken met de verdachte. Hun verklaringen vormen geen onderbouwing voor het standpunt dat in die telefoongesprekken met de verdachte is gesproken over parfum.
Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel dat er een duidelijk verband is tussen de in maart 2016 bij de loods aan [adres 6] afgeleverde dozen, de op 26 april 2016 bij [betrokkene 1] / [betrokkene 2] aan de [adres 5] door de verdachte afgeleverde dozen en de tijdens de zoekingen op 29 juni 2016 onder de verdachte en de afnemer [betrokkene 1] / [betrokkene 2] aangetroffen sigaretten. Bij dit oordeel betrekt het hof de omstandigheid dat de verdachte in de tussenliggende periode in getapte telefoongesprekken het steeds heeft gehad over termen zoals West, Marlboro, MB-tjes, M-tjes, W-tjes enzovoort. Onder de verdachte zijn op 29 juni 2016 daadwerkelijk onveraccijnsde sigaretten van de merken West en Marlboro aangetroffen en bij [betrokkene 1] / [betrokkene 2] werden dergelijke sigaretten van het merk Marlboro aangetroffen.
Het verweer wordt verworpen.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem bij een bewezenverklaring een straf zal worden opgelegd met een aanzienlijk groter voorwaardelijk deel dan is gevorderd door de advocaat-generaal. Daartoe is aangevoerd dat het inmiddels gaat om een oude zaak, om welke reden het de vraag is welk nut de oplegging van een straf nu nog heeft. In dat kader heeft de raadsman gewezen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat het niet gaat om iemand die duidelijk op het verkeerde pad is. Voorts is aandacht gevraagd voor de mate van overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, namelijk het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid niet in de accijnsheffing betrokken tabaksproducten. Dit handelen van de verdachte staat in directe relatie met de handel in illegale sigaretten, waarbij voor een groot bedrag aan accijns is ontdoken waarmee de maatschappij ernstig is benadeeld. Bovendien wordt op dergelijke wijze een oneerlijke concurrentiepositie verkregen ten opzichte van producenten van en handelaren in tabaksproducten die de accijnsrechtelijke verplichtingen wel naleven.
Door de FIOD is becijferd dat het aan de fiscus toegebrachte nadeel € 653.455,61 bedraagt. De LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting in fraudezaken geven als indicatie voor de op te leggen straf bij een benadelingsbedrag dat ligt tussen € 500.000,00 en € 1.000.000,00: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 januari 2022, waaruit blijkt dat hij eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van (in beginsel) een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, een passende en geboden straf is.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
De verdachte is op 29 juni 2016 in verzekering gesteld, terwijl de rechtbank een eindvonnis heeft gewezen op 18 juni 2019. Gelet hierop stelt het hof vast dat de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna 12 maanden is overschreden.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 19 juni 2019 met het instellen van hoger beroep door de verdachte. Het hof wijst op 12 april 2022 arrest. Ook de behandeling in hoger beroep is daarom niet afgerond met een einduitspraak binnen 24 maanden na aanvang van de redelijke termijn. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in hoger beroep met bijna 10 maanden is overschreden.
De totale overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en hoger beroep tezamen bedraagt ongeveer 22 maanden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof het voorwaardelijk strafdeel verhogen en volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 6 pakjes L&M red label;
- 15 sloffen à 200 stuks Marlboro;
- 1 pakje Marlboro;
- 10 pakjes Marlboro;
- 10 pakjes West;
- 4 pakjes L&M red label.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met in achtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 12 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. drs. P. Fortuin is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.