2.17.Op 3 juni 2021 heeft CSPlus hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 mei 2021 in de zaak C/03/289380 / KG ZA 21-94. Tevens heeft CSPlus in hoger beroep een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring ingesteld. In het incident wordt op 26 oktober 2021 arrest gewezen (hof: deze datum is nadien gewijzigd; zie hierna rov. 3.3.3).”
3.2.1.Het hof voegt aan de bovenstaande door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten nog het volgende toe.
3.2.2.[appellant 1] , AH Beheer en Datakings hebben voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 mei 2021 in de zaak C/03/289380 / KG ZA 21-94.
3.2.3.Het hof heeft in het principaal hoger beroep, in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep en in het incident een eindarrest gewezen op 1 februari 2022 (zaaknummer 200.295.413/01). Bij dat arrest heeft het hof:
in principaal hoger beroep:
- het vonnis van 6 mei 2021 in de zaak C/03/289380 / KG ZA 21-94 vernietigd voor zover in reconventie gewezen;
- in zoverre opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [appellant 1] , AH Beheer en Datakings in reconventie alsnog afgewezen;
in incidenteel hoger beroep:
- het genoemde vonnis bekrachtigd voor zover gewezen in conventie;
in het incident:
- de vordering afgewezen omdat bij die vordering geen belang meer bestaat nu er een eindarrest is gewezen in de hoofdzaak;
verder in principaal en incidenteel hoger beroep en in het incident:
- [appellant 1] , AH Beheer en Datakings veroordeeld in de proceskosten van de reconventie in eerste aanleg, van het principaal hoger beroep, van het incidenteel hoger beroep en van het incident;
- het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het geding bij de voorzieningenrechter
3.3.1.CSPlus heeft in de onderhavige kortgedingprocedure in eerste aanleg bij dagvaarding van 6 oktober 2021 de in rov. 3.1.1 genoemde vijf partijen gedagvaard. CSPlus vorderde in eerste aanleg, na vermeerdering van eis, dat de voorzieningenrechter het gedaagden zou verbieden, althans voor de duur van het hoger beroep tegen het vonnis van 6 mei 2021, met zaak- en rolnummer C/03/289380 KG ZA 21-94 en zaak- en rolnummer C/03/290353 KG ZA 21-129, om executiemaatregelen te nemen op basis van dat vonnis, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding, met een maximum van € 250.000, en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.3.2.Aan deze vordering heeft CSPlus, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
CSPlus is geen dwangsommen verschuldigd aangezien zij in zaak 21-129 (jegens [persoon A] ) aan het vonnis heeft voldaan en aangezien zij ten laste van Kers IT rechtsgeldige bewijsbeslagen heeft gelegd conform Verlof 2. Die geldige bewijsbeslagen hebben blokkerende werking, zodat een teruggave van de gegevensdragers waarvan Kers IT pretendeerde eigenaar te zijn, niet meer aan de orde is. Het treffen van executiemaatregelen ter inning van de beweerdelijk verbeurde dwangsommen kan bovendien tot het faillissement van CSPlus leiden. De gedaagden maken misbruik van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het in zaak C/03/289380 KG ZA 21-94 in reconventie gewezen vonnis van 6 mei 2021.
3.3.3.De gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.4.In het beroepen vonnis van 25 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter, samengevat, als volgt geoordeeld.
- De voorzieningenrechter is bevoegd om over het gevorderde te oordelen. Het bepaalde in artikel 611d Rv staat daar niet aan in de weg (rov. 4.1).
- CSPlus heeft een spoedeisend belang bij haar vordering (rov. 4.2).
- CSPlus heeft ten aanzien van [persoon A] geen dwangsommen verbeurd. [persoon A] heeft geen recht tot executie van dwangsommen (rov. 4.8).
- Ten aanzien van de dwangsommen met betrekking tot Kers IT heeft te gelden dat de voorzieningenrechter in het vonnis van 6 mei 2021 heeft geoordeeld dat het meenemen/kopiëren van gegevensdragers van Kers IT het verkregen beslagverlof (Verlof 1) te buiten ging. Om die reden is het bewijsbeslag op die gegevensdragers door de voorzieningenrechter opgeheven met de bepaling dat de gegevensdragers op straffe van een dwangsom binnen vijf werkdagen na het vonnis (derhalve voor 13 mei 2021) dienden te worden geretourneerd aan Kers IT. Naar aanleiding van dit vonnis heeft CSPlus een nieuw beslagrekest ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant waarbij verlof werd verzocht om bewijsbeslag ten laste van Kers IT te mogen leggen. Dit verlof is door de rechtbank Oost-Brabant op 12 mei 2021 verleend en op 17 mei 2021 is door de deurwaarder beslag gelegd. De gedaagden kunnen daarom in redelijkheid geen gebruik maken van hun executiebevoegdheid over de aangezegde periode. Vast staat dat de aangezegde dwangsommen betrekking hebben op de periode vanaf 18 mei 2021 tot 5 augustus 2021. Op dat moment had de rechtbank Oost-Brabant al verlof verleend aan CSPlus tot het leggen van bewijsbeslag ten laste van Kers IT (Verlof 2) en was het beslag ook al gelegd. Van het ondermijnen van het vonnis van 6 mei 2021 is geen sprake nu in dat vonnis enkel is geoordeeld dat Verlof 1 niet zag op de gegevensdragers van Kers IT (rov. 4.9).
Op grond van deze oordelen heeft de voorzieningenrechter het gedaagden verboden om executiemaatregelen te nemen op basis van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 6 mei 2021, met zaak- en rolnummer C/03/289380 KG ZA 2194 en zaak- en rolnummer C/03/290353 KG ZA 21-129, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding, met een maximum van € 250.000,--, en gedaagden in de proceskosten veroordeeld.
Het geding in hoger beroep
3.4.1.[appellant 1] en Kers IT hebben in hoger beroep zeven grieven aangevoerd tegen het kortgedingvonnis van 25 oktober 2021. [appellant 1] en Kers IT hebben geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vordering van CSPlus, met veroordeling van CSPlus in de proceskosten.
3.4.2.CSPlus heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het beroepen vonnis, met veroordeling van [appellant 1] en Kers IT in de proceskosten.
3.4.3.A.H. Beheer, Datakings en [persoon A] hebben geen hoger beroep ingesteld tegen
het vonnis van 6 mei 2021. De beslissing dat CS Plus ten aanzien van [persoon A] geen dwangsommen heeft verbeurd, valt buiten de rechtsstrijd van dit hoger beroep.
Over grief II: spoedeisend belang CSPlus
3.5.1.Het hof zal eerst grief II beoordelen. Deze grief is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat CSPlus een spoedeisend belang heeft bij het door haar gevorderde. In de toelichting op de grief betogen [appellant 1] en Kers IT dat van een spoedeisend belang geen sprake is omdat CSPlus in het hoger beroep tegen het vonnis van 6 mei 2021 ook reeds een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van dat vonnis (voor zover in reconventie gewezen) heeft ingesteld.
3.5.2.Het hof verwerpt deze grief. Het hof heeft over de genoemde incidentele vordering uiteindelijk pas beslist bij arrest van 1 februari 2022. De voorzieningenrechter heeft op de vordering van CSPlus tot het verbieden van gedaagden om executiemaatregelen te nemen al aanzienlijk eerder beslist, namelijk op 25 oktober 2021. CSPlus had er een gerechtvaardigd belang bij om toen al een beslissing over die vordering te krijgen, aangezien de gedaagden bij exploot van 5 augustus 2021 hadden doen aanzeggen dat de volgens hen op grond van het vonnis van 6 mei 2021 verbeurde dwangsommen tot een totaalbedrag van € 100.000,-- binnen twee dagen betaald moesten worden, en vervolgens hebben geweigerd om te bevestigen dat zij niet tot verdere tenuitvoerlegging zouden overgaan. Er was dus sprake van een situatie waarin verdere executiemaatregelen dreigden voor een bedrag van € 100.000,--. CS Plus had er een spoedeisend belang bij haar bezwaren tegen deze executiemaatregelen in kort geding te kunnen laten toetsen.
Over de grieven III tot en met V: mochten [appellant 1] en Kers IT overgaan tot het innen van dwangsommen op grond van de bij vonnis van 6 mei 2021 in zaak C/03/289380 / KG ZA 21-94 in reconventie uitgesproken veroordeling?
3.6.1.Het hof zal de grieven 3 tot en met 5 gezamenlijk behandelen. Door middel van deze grieven betogen [appellant 1] en Kers IT naar de kern genomen dat de voorzieningenrechter het hun in het beroepen vonnis ten onrechte heeft verboden om executiemaatregelen te nemen op basis van het vonnis van 6 mei 2021 in zaak C/03/289380 / KG ZA 21-94.
3.6.2.Deze grieven kunnen reeds geen doel treffen omdat het genoemde vonnis in reconventie door dit hof is vernietigd bij het arrest van 1 februari 2022 (zie rov. 3.2.3 van dit arrest). Het hof heeft, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [appellant 1] , AH Beheer en Datakings in reconventie (die op basis van lastgeving mede namens Kers IT waren ingesteld) alsnog afgewezen. De executoriale titel waar [appellant 1] en Kers IT zich op beroepen, bestaat op dit moment niet meer. Voorshands kan alleen al om deze reden nu geen sprake zijn van het treffen van executiemaatregelen op basis van het vonnis. Als [appellant 1] en Kers IT wel verdere executiemaatregelen zouden hebben getroffen, zouden die maatregelen nu voorshands onrechtmatig moeten worden geacht.
3.6.3.Ook los van het voorgaande kan het hof zich volledig verenigen met het bestreden oordeel van de voorzieningenrechter. Het hof acht hierbij het volgende van belang:
- De veroordeling in het vonnis van 6 mei 2021 in reconventie ter zake van de gegevensdragers van Kers IT is gegeven omdat het meenemen/kopiëren van gegevensdragers van Kers IT het verkregen beslagverlof (Verlof 1) te buiten ging, en Kers IT stelde dat er zich gegevensdragers van haar bij de inbeslaggenomen zaken bevonden (hetgeen CSPlus overigens heeft betwist).
- CSPlus heeft vervolgens een nieuw beslagrekest ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant waarbij verlof werd verzocht om bewijsbeslag ten laste van Kers IT te mogen leggen. Dit verlof (Verlof 2) is door de rechtbank Oost-Brabant op 12 mei 2021 verleend en op 17 mei 2021 is door de deurwaarder beslag gelegd.
- Vanaf dat moment behoefde CSPlus, vanwege het op grond van Verlof 2 rechtsgeldig gelegde nieuwe beslag en de daaraan verbonden blokkerende werking, de gegevensdragers waarvan Kers IT beweerde eigenaar te zijn en de daarvan gemaakte kopieën niet meer te retourneren.
- De aangezegde dwangsommen hebben betrekking op de periode vanaf 18 mei 2021 tot 5 augustus 2021. Op dat moment had de rechtbank Oost-Brabant al verlof verleend aan CSPlus tot het leggen van bewijsbeslag ten laste van Kers IT (Verlof 2) en was het beslag ook al gelegd.
- In het vonnis van 6 mei 2021 valt niet te lezen dat het niet mogelijk of niet toegestaan zou zijn om een tweede beslagverlof te vragen, ditmaal jegens Kers IT, om zo het beweerdelijke gebrek aan de eerdere beslaglegging te repareren. In het vonnis van 6 mei 2021 is het CS Plus niet verboden een dergelijke route te volgen.
Het hof deelt het oordeel van de voorzieningenrechter in het beroepen vonnis dat, voor zover thans van belang, [appellant 1] en Kers IT bij deze stand van zaken in redelijkheid geen gebruik konden maken van hun recht tot executie van de dwangsomveroordeling uit het vonnis van 6 mei 2021 in reconventie in zaak C/03/289380 / KG ZA 21-94. Het executeren van de dwangsommen dient in de gegeven omstandigheden voorshands geen in rechte te respecteren belang en levert misbruik van recht op.
3.6.4.Om bovenstaande redenen verwerpt het hof de grieven III tot en met V.
Over grief I: executierechter of dwangsomrechter
Over grief VI: tijdelijk of blijvend verbod om het vonnis te executeren.
3.7.1.Door middel van grief I betogen [appellant 1] en Kers IT, naar het hof begrijpt, dat de voorzieningenrechter bij het nemen van haar beslissing toepassing heeft gegeven aan artikel 611d Rv en dus ten onrechte op de stoel van de dwangsomrechter is gaan zitten. Door middel van grief VI betogen zij, naar het hof begrijpt, dat de voorzieningenrechter in elk geval had moeten volstaan met een tijdelijke schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, en geen blijvend verbod tot tenuitvoerlegging van het vonnis had mogen opleggen.
3.7.2.Grief VI is terecht voorgedragen. Naar het oordeel van het hof had de voorzieningenrechter het door haar opgelegde verbod om executiemaatregelen te treffen op basis van het in zaak C/03/289380 / KG ZA 2194 in reconventie gewezen vonnis van 6 mei 2021 moeten beperken tot een periode eindigend op het moment waarop onherroepelijk zou zijn beslist op het hoger beroep tegen dat vonnis (vergelijk artikel 438 lid 3 Rv). Door het verbod niet in tijd te beperken, heeft de voorzieningenrechter in feite de veroordeling uit het vonnis van 6 mei 2021 aangepast, hetgeen op de weg lag van de appelrechter. Het hof zal het beroepen vonnis in zoverre vernietigen en opnieuw recht doen.
3.7.3.Grief I hoeft bij deze stand van zaken niet meer afzonderlijk behandeld te worden. Bij oplegging van een tijdelijk verbod tot executie, zoals het hof in dit arrest zal doen, is van strijd met artikel 611d Rv in elk geval geen sprake.
Over grief VII: de proceskosten
3.8.1.Uit het voorafgaande volgt dat het bij het vonnis van 25 oktober 2021 opgelegde verbod om executiemaatregelen te treffen op basis van het in zaak C/03/289380 / KG ZA 2194 in reconventie gewezen vonnis van 6 mei 2021 grotendeels in stand blijft, zij het dat het verbod in tijd wordt beperkt tot het moment waarop onherroepelijk is beslist op het hoger beroep tegen het vonnis van 6 mei 2021.
3.8.2.Bij deze stand van zaken blijven [appellant 1] en Kers IT de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Het hof acht het daarom juist dat zij in de proceskosten van het geding in eerste aanleg zijn veroordeeld, en verwerpt de daartegen gerichte grief VII.
3.9.1.Uit het voorgaande volgt dat de grieven slechts leiden tot een beperkte aanpassing van de aangevochten veroordeling, in die zin dat daaraan een tijdsbepaling wordt verbonden. Voor het overige hebben de grieven geen doel getroffen,
3.9.2.Het hof zal [appellant 1] en Kers IT als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief nakosten en vermeerderd met wettelijke rente.