ECLI:NL:GHSHE:2022:1255

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
20-001314-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor faillissementsfraude met betrekking tot niet verstrekken van administratie aan curator

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, wegens faillissementsfraude. De verdachte, geboren in 1967 en bestuurder van een failliete rechtspersoon, heeft verzuimd om de gevraagde administratie aan de curator te verstrekken, ondanks herhaalde verzoeken. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de straf zal matigen naar 80 uren taakstraf, subsidiair 40 dagen hechtenis. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte wel heeft meegewerkt en dat er geen opzet was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van het bewezenverklaarde van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001314-21
Uitspraak : 4 april 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 6 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-023163-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte bij verstek ter zake van ‘als bestuurder of commissaris van een rechtspersoon, tijdens het faillissement van de rechtspersoon desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht de straf te matigen en een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij als bestuurder of commissaris van de rechtspersoon [bedrijf] , tijdens het faillissement van de rechtspersoon, te weten in of omstreeks de periode van 4 september 2018 tot en met 4 juni 2019 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij als bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf] tijdens het faillissement van de rechtspersoon in de periode van 4 september 2018 tot en met 4 juni 2019 in Nederland desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat het opzet van de verdachte ontbreekt. De verdachte heeft aangegeven wel te hebben meegewerkt aan het verstrekken van de stukken aan de curator. Uit de aangifte blijkt dat er veel communicatie tussen de betrokken partijen heeft plaatsgevonden, echter zonder dat er gespreksverslagen of notulen beschikbaar zijn, waardoor niet kan worden vastgesteld wat er precies is besproken. Bovendien heeft de curator selectief e-mailberichten aan het dossier toegevoegd, terwijl er volgens de verdediging vaker contact is geweest tussen de curator en de verdachte. Voorts is door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat toegang tot het computerprogramma Exact niet mogelijk was nu daarvoor moest worden betaald maar de verdachte op dat moment geen geld bezat, zoals hij naar eigen zeggen ook aan de curator heeft verteld.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel is gebleken dat de verdachte sinds 22 februari 2006 enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf] was. Voorts volgt uit het vonnis faillietverklaring van de rechtbank Oost-Brabant dat [bedrijf] op 20 augustus 2018 failliet is verklaard. Door de curator is op 4 juni 2019 aangifte gedaan van faillissementsfraude jegens de verdachte.
Aan de verdachte is na de faillietverklaring gevraagd een overzicht van aandeelhouders en bestuurders, crediteuren, debiteuren, personeel, voertuigen (eigendom en lease) en activa aan te leveren. De curator heeft verklaard dat hij op meerdere data om deze administratieve bescheiden heeft verzocht, te weten 4 september 2018, 5 september 2018, 14 september 2018, 27 september 2018, 28 september 2018, 8 oktober 2018, 12 oktober 2018, 16 oktober 2018, 17 oktober 2018, 19 oktober 2018, 25 oktober 2018, 29 oktober 2018, 31 oktober 2018, 5 november 2018, 6 november 2018, 7 november 2018, 7 december 2018, 10 december 2018, 21 februari 2019, 25 februari 2019, 25 maart 2019, 14 april 2019, 15 april 2019 en 23 april 2019. Het verzoek om administratie te verstrekken heeft op verschillende wijzen plaatsgevonden, onder meer mondeling tijdens besprekingen, schriftelijk per brief, per e-mail en telefonisch. Er is regelmatig een reactie gekomen vanuit de verdachte, echter nooit inhoudelijk. Door de verdachte is aangegeven dat de administratie in Exact stond. De verdachte heeft desalniettemin nooit toegang gegeven tot dit programma waardoor de curator geen inzicht heeft kunnen krijgen in de administratie.
Het hof is gelet op deze feiten en omstandigheden – met name de hoeveelheid aan momenten en de verschillende wijzen waarop de curator heeft geprobeerd contact te krijgen met de verdachte – van oordeel dat de verdachte opzettelijk niet terstond de gevraagde administratie heeft verstrekt aan de curator. Anders dan door de raadsvrouw van de verdachte wordt betoogd, is voldaan aan het opzetvereiste. De verdachte is immers na meerdere verzoeken, waarvan blijkt dat hij daarvan op de hoogte was, niet overgegaan tot het verstrekken van de gevraagde administratie/de toegang tot die administratie in Exact. De verdachte had als enige toegang tot de administratie via het programma Exact en heeft de curator daar geen toegang tot gegeven. Het opzet is daarmee gegeven. Verder is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte zoals gedaan ter terechtzitting in hoger beroep – te weten dat voor toegang tot Exact betaald moest worden, de verdachte daar geen geld voor had en dat hij dit gemeld heeft bij de curator – niet aannemelijk is geworden, nu dit geenszins uit de stukken in het dossier volgt.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
in staat van faillissement zijn verklaard en desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende een ingevolge de wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolgde de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem een geheel voorwaardelijke straf zal worden opgelegd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude. Het handelen van de verdachte heeft kwalijke gevolgen. Ten eerste lijden de schuldeisers van de B.V. daardoor mogelijk financiële schade. De verdachte heeft het werk van de curator in aanzienlijke mate bemoeilijkt door het niet ter beschikking stellen van enige administratie. De verdachte heeft zijn verplichtingen uit dien hoofde volledig verzaakt. Door dergelijk handelen is het voor een curator over het algemeen onmogelijk om correct vast te kunnen stellen welke baten er zijn en onder wie die moeten worden verdeeld. Ook het kunnen onderkennen van eventuele onregelmatigheden in het zicht van het faillissement om daarna via acties als de pauliana of onrechtmatige daad de daardoor veroorzaakte schade op te heffen of te verminderen, wordt door dergelijke handelen ernstig bemoeilijkt dan wel gefrustreerd. Dit alles neemt het hof de verdachte zeer kwalijk. Daarnaast wordt het vertrouwen tussen ondernemers onderling, dat van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer, erdoor aangetast.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 januari 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder in aanmerking is gekomen met politie en justitie ter zake van rijden onder invloed en in verband met het Wetboek van Militair Strafrecht.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat het niet goed met hem gaat. Hij is dakloos en leeft tijdelijk in een antikraak-woning, ontvangt daarnaast geen uitkering en werkt af en toe door mensen te helpen.
Het hof ziet, anders dan de verdediging heeft bepleit, geen aanleiding om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De in dat verband naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht om tot een andersluidend oordeel te komen. Het straftoemetingsverweer wordt derhalve verworpen.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 344a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 4 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Pelsser en mr. Lonterman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.