In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, wegens faillissementsfraude. De verdachte, geboren in 1967 en bestuurder van een failliete rechtspersoon, heeft verzuimd om de gevraagde administratie aan de curator te verstrekken, ondanks herhaalde verzoeken. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de straf zal matigen naar 80 uren taakstraf, subsidiair 40 dagen hechtenis. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte wel heeft meegewerkt en dat er geen opzet was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van het bewezenverklaarde van toepassing waren.