In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 april 2022, betreft het een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tussen Swiss Sense B.V. en Polypreen België N.V. Swiss Sense, vertegenwoordigd door mr. M.A.F. Evers, vorderde inzage in bepaalde stukken die door Polypreen, vertegenwoordigd door mr. F. Arts, zouden zijn opgesteld in verband met een onderzoek naar de kwaliteit van geleverde matraskernen. Swiss Sense stelde dat deze matraskernen non-conform waren vanwege de aanwezigheid van dichloorbenzeen en had rechtmatig belang bij de gevraagde stukken.
Het hof oordeelde dat Swiss Sense voldoende rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage en dat de gevraagde stukken voldoende specifiek waren omschreven. Het hof wees de vordering tot afgifte van de testresultaten toe, maar wees de vordering tot het opleggen van een dwangsom af, in de veronderstelling dat Polypreen aan de veroordeling zou voldoen. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, die op 31 mei 2022 zou plaatsvinden.
De uitspraak benadrukt het belang van artikel 843a Rv, dat partijen in staat stelt om inzage te vorderen in documenten die relevant zijn voor hun rechtsbetrekking, mits zij een rechtmatig belang kunnen aantonen. Het hof concludeerde dat de gevraagde stukken relevant konden zijn voor de onderbouwing van de stellingen van Swiss Sense, en dat Polypreen onvoldoende gewichtige redenen had aangevoerd om aan de vordering te voldoen.