ECLI:NL:GHSHE:2022:1253

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
20-001238-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal van kabels en koper

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1976, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een nieuwe veroordeling. De verdachte is beschuldigd van diefstal van kabels en koper, gepleegd op 14 januari 2020 en 12 april 2020, waarbij hij samen met anderen handelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op beide data de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen van misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001238-20
Uitspraak : 4 april 2022
TEGENSPRAAK (ex. artikel 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 19 juni 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-012039-20 en 01-102108-20, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en
  • diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming’(parketnummer 01-102108-20)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-012039-20:
hij op of omstreeks 14 januari 2020 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere stuk(ken) kabel(s), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen stuk(ken) kabel(s) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Zaak met parketnummer 01-102108-20 (gevoegd):
hij op of omstreeks 12 april 2020 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, vanaf een/het middels hekken afgesloten terrein Coudewater, gelegen aan de [straatnaam 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid koper en/of ijzer en/of kabels, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen koper en/of ijzer en/of kabels onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-012039-20 en in de zaak met parketnummer 01-102108-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 01-012039-20hij op 14 januari 2020 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander meerdere stukken kabel die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen stukken kabel onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
parketnummer 01-102108-20hij op 12 april 2020 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, vanaf het middels hekken afgesloten terrein Coudewater, gelegen aan de [straatnaam 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen een grote hoeveelheid koper en ijzer en kabels, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden, te weten aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-012039-20:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2020009889, gesloten d.d. 16 januari 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-42.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 januari 2020, dossierpagina’s 4-5, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] namens [bedrijf 1] :
(dossierpagina 4)
Ik doe aangifte van diefstal van stroom/grondkabels. Ik ben hoofduitvoerder van [bedrijf 1] te Tilburg. Ik ben bevoegd namens het bedrijf tot het doen van aangifte. Op 14 januari 2020 heeft de politie twee personen aangehouden met kabels in hun bezit. Deze kabels zijn weggenomen van ons bouwterrein bij de [straatnaam 2] en de [locatie 1] in ’s-Hertogenbosch.
De locatie waar de kabels zijn weggenomen, bevindt zich nog binnen de afzetting van de hekken van het bouwterrein. Ze hebben de kabels echt kapot en uit de grond moeten
knippen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
(dossierpagina 5)
Object: Kabel
Aantal/eenheid: 4 stuks
2.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2020, dossierpagina’s 7-8, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(dossierpagina 7)
Op 14 januari (het hof begrijpt: 2020) omstreeks 04:10 uur waren wij belast met de opvallende surveillance. Via de meldkamer hoorden wij een melding aan de eenheden van ’s-Hertogenbosch, inhoudende dat er twee verdachten waren gezien op het bouwterrein nabij de [locatie 1] .
Op het moment dat wij het [straatnaam 3] over reden in de richting van de brug (het hof begrijpt: de [locatie 1] ) zagen wij dat de lift aan deze zijde van de brug net open ging. Wij zagen dat er twee mannen met ieder een fiets uit deze lift kwamen. Wij zullen beide mannen omschrijven door middel van signalement 1 en signalement 2.
Signalement 1:
  • Tenger postuur
  • Donkere jas
Signalement 2:
- Gezet postuur
Wij arriveerden tegelijk met een eenheid uit 's-Hertogenbosch bij de mannen en spraken hen aan. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag uit de
(dossierpagina 8)
fietstas van man 1 (het hof begrijpt: de verdachte) ijzeren dan wel koperen staven steken.
Wij brachten man 2 (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) over naar het politiebureau.
Aldaar bleek man 2 [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag] 1985, te zijn. Tijdens het opmaken van de ID-staat van de verdachte zag ik, verbalisant [verbalisant 3] , dat
de verdachte vervuilde handen had van modder en zand.
3.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2020, dossierpagina’s 9-10, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
(dossierpagina 9)
Op 14 januari 2020 omstreeks 04:10 uur kreeg ik van het regionaal meldcentrum politieregio Oost-Brabant, district 's-Hertogenbosch, de opdracht te gaan naar de [locatie 2] te 's-Hertogenbosch, alwaar opdat moment door twee personen ingebroken zou worden op een aldaar gelegen bouwterrein.
Door de centralist werd medegedeeld dat aan de zijde van de [straatnaam 4] met de [locatie 1] een lift aanwezig was om vanaf de [locatie 1] de [straatnaam 4] te bereiken.
Meteen toen wij ter plaatse kwamen bij de genoemde lift zagen wij twee personen, ieder op een fiets welke volledig aan het opgegeven signalement voldeden, de lift
verlaten en de [straatnaam 4] op fietsen.
Ik zag dat een van de verdachten (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) een schep in zijn handen had en dat de andere verdachte (het hof begrijpt: de verdachte) een voorwerp op zijn rug droeg.
Ik zag dat de fiets welke door de verdachte met het voorwerp op zijn rug aan beide
zijden fietstassen had.
Ik zag dat uit een van deze fietstassen afgeknipte stroomkabels staken.
(dossierpagina 10)
Dit betreft de latere verdachte [verdachte] .
Het voorwerp dat de verdachte [verdachte] op zijn rug droeg, bleek bij onderzoek
een groot model betonschaar te zijn gezeten in een foedraal.
De aangetroffen stroomkabels in de fietstas van verdachte [verdachte] , zijnde 4 stukken,
werden ter plaatse in beslag genomen.

4.

Proces-verbaal van verhoor d.d. 14 januari 2020, dossierpagina’s 11-12, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :

(dossierpagina 11)
Op 14 januari 2020 werd ik omstreeks 04:00 uur wakker. Ik keek naar buiten en zag twee personen lopen. Ik zag dat het twee mannen betrof en het viel mij op dat een van hen wat forser was dan de ander.
Ik zag dat ze richting het bouwterrein (het hof begrijpt: het bouwterrein bij de [locatie 1] te ‘s-Hertogenbosch) liepen en toen ze daar waren aangekomen, zag ik dat ze beiden met zaklampen op de bouwplaats begonnen te schijnen.
Op een gegeven moment zag ik dat de smalle van de twee (het hof begrijpt: de verdachte) door de bouwhekken ging en ik zag dat hij de bouwplaats opliep. Ik zag dat hij langs het bouwhek bleef lopen. Ik zag dat de forsere (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) aan de andere kant van het hek bleef staan. Na een tijdje zag ik dat de smallere weer door het bouwhek ging en ik zag dat ze richting de lift bij de [locatie 1] liepen.

5.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2020, dossierpagina 13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

(dossierpagina 13)
De door de collega inbeslaggenomen tang betreft niet een betonschaar maar een zogenaamde kabelschaar, welke specifiek gebruikt wordt voor het doorknippen van dikke (stroom)kabels.
6.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2020, dossierpagina 15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
(dossierpagina 15)
Op 14 januari 2020 merkten wij tijdens het opmaken van de ID-staat van de verdachte [verdachte] , dat [verdachte] zijn handen vervuild waren. Wij zagen dat er zand aan zijn handen zat en dat zijn handen bruin waren.

7.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 december 2021, afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris als verklaring van [getuige 1] :

Nee, ik heb in die tijd niet bewust gezien dat wel eens stukken kabels naast/buiten het bouwterrein lagen. Het wordt altijd netjes opgeruimd. Volgens mij lag er niks buiten op het bouwterrein.
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-102108-20:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2020079457, gesloten d.d. 8 mei 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-101.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 april 2020, dossierpagina’s 5-6, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 2] namens [bedrijf 2] :
(dossierpagina 5)
Plaats delict: [adres 2] te Rosmalen, binnen de gemeente 's-Hertogenbosch
Pleegdatum/tijd: 12 april 2020
U heeft mij gebeld omdat u gisterenavond in Rosmalen bij ons terrein Coudewater drie personen heeft aangehouden met goederen die ze daar hebben weggenomen.
U vertelt mij dat u ijzer, koper en kabels uit de auto in beslag heeft genomen, die dus van ons zijn. Daar wil ik aangifte van doen.
(dossierpagina 6)
De panden zijn met hekken afgezet.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.

Proces-verbaal van verhoor d.d. 12 april 2020, dossierpagina’s 7-8, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :

(dossierpagina 7)
Op 12 april 2020 was ik bij de voormalige psychiatrische inrichting Coudewater.
Ik wilde dronebeelden maken en zag dat aan de achterzijde van pandnummer 41 een auto stond. Ik zag dat de auto klein van model en donkerblauw van kleur was. Ik vertrouwde dit direct niet, omdat ik de auto al eerder twee keer had zien rijden. Ik pakte mijn drone en liet deze opstijgen. Ik zag dat de auto met de achterzijde strak tegen het pand aan stond.
Ik zag dat een van de ramen van het pand open stond. Ik zag dat er een persoon uit het raam kwam. Ik zag dat hij een plastic tas in zijn handen had. Ik zag dat deze plastic tas vol met goederen zat en de persoon moeite had om deze te tillen. Ik zag dat hij de tas in de bagageruimte legde
(dossierpagina 8)
van de auto.

3.

Proces-verbaal van verhoor met fotobijlagen d.d. 15 april 2020, dossierpagina’s 9-13, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :

(dossierpagina 9)
Ik had gehoord van mijn baas dat er koperdieven zijn aangehouden bij het pand
Brigitta (het hof begrijpt: het pand gelegen op het terrein Coudewater). Hierop heb ik de technische dienst gevraagd om vandaag bij het pand te gaan kijken. Ze hebben gezien dat er een groot aantal mantels (omhulsels van het koper) lagen.
De slopers hebben op 8 april 2020 het pand verlaten. Toen de slopers het pand verlieten, was de verdeelkast dicht en lagen er geen omhulsels op de grond.
Het pand was rondom afgesloten. Ik hoorde de man van de technische dienst zeggen dat er nu een deur naast de voordeur opengebroken was en dat er een raam open stond.
4.
Proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen d.d. 13 april 2020, dossierpagina’s 17-26, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 6] :
(dossierpagina 17)
Wij waren belast met de in beslaggenomen goederen uit een blauwe Opel, voorzien van het kenteken [kenteken] , te halen. Wij haalden de goederen uit de auto. Wij zagen dat het ging om het volgende:
- 5 grote boodschappen tassen vol met koper en ijzer
- 1 pallet gevuld met kabels, koper en ijzer
- 1 sporttas vol met gereedschappen.
5.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2020, dossierpagina’s 27-28, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] :
(dossierpagina 27)
Wij kregen de melding om te gaan naar de [straatnaam 1] te Rosmalen.
Wij troffen hier ook melder [getuige 2] . Hij nam ons mee naar het gebouw waar hij de diefstal had gezien. Ik liep vervolgens naar de kamer waar de verdachten door het raam waren gekomen. Ik zag in deze kamer kabels liggen die gestript waren. Ik zag ook nog bevestigingsonderdelen op de grond liggen. Ik zag in
(dossierpagina 28)
de kamer ook kabels die afgeknipt waren.
6.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2020, dossierpagina’s 14-15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 9] , [verbalisant 12] en [verbalisant 13] :
(dossierpagina 14)
Op 12 april 2020 kregen wij van personeel van de politiemeldkamer de melding te gaan naar de oude GGZ locatie Coudewater te Rosmalen in verband met een heterdaad koperdiefstal welke gaande was.
Wij zijn direct ter plaatse gegaan. Al aanrijdende kregen wij van onze meldkamer de
volgende extra informatie:
-Minimaal twee daders
-Met hoge snelheid weggereden in een oude blauwe Opel
-Kenteken beginnende met [kenteken]
Ik, [verbalisant 12] , reed op de [straatnaam 5] , gaande in de richting van de [straatnaam 6] . De
[straatnaam 5] is de doorgaande weg, liggende langs de locatie van Coudewater. Ik zag
aan de andere kant van de weg een oude, blauwe Opel rijden voorzien van het [kenteken]
Ik zag dat er drie mannelijke personen in zaten, welke mij aankeken. Hierop
heb ik mijn motor gekeerd en de achtervolging ingezet.
Nadat ik via de portofoon had doorgegeven dat het voertuig voor mij reed en waar ik
reed, zag ik direct links van mij, op de [straatnaam 6] , collega's rijden in een
politieauto. Hierop hebben wij samen het voertuig een stopteken gegeven op de
[straatnaam 6] te Rosmalen, waaraan werd voldaan.
Wij zagen dat er drie manspersonen in het voertuig zaten. Wij zagen op de achterbank vele, vele kabels liggen.
(dossierpagina 15)
Verdachte: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag] 1980.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1976.
Verdachte: [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag] 1981.

7.

Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 april 2020, dossierpagina’s 94-98, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] :

(dossierpagina 94)
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
(dossierpagina 95)
V = Je hebt aangegeven dat je auto bij [medeverdachte 2] stond en dat je naar hem toe bent
gefietst. Toen je in je auto stapte, wat lag er allemaal in?
A = Niks.
(dossierpagina 97)
V = Lagen er al kabels in de auto toen jullie die kant op reden?
A = Nee.
A = Ik weet alleen dat de spullen daar (het hof begrijpt: locatie Coudewater) lagen. We hebben ze daar schoongemaakt dus die komen daar gewoon vandaan.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van parketnummer 01-012039-20:
De raadsman van de verdachte heeft op de gronden zoals nader in de pleitnota vermeld, aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is in de kern aangevoerd dat er geen wegnemingshandelingen zijn waargenomen door de getuige [getuige 1] en dat de kabels die zijn aangetroffen bij de verdachte en zijn medeverdachte als res nullius kunnen worden aangemerkt aangezien deze kabels door de verdachte en zijn medeverdachte op de openbare weg zijn aangetroffen. Voorts heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake is van diefstal in vereniging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt het volgende naar voren. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 14 januari 2020 twee mannen ziet bij het bouwterrein nabij de [locatie 1] , waarbij een van de mannen zich op het bouwterrein begeeft en de andere man zich bij het hek ophoudt. Nadat [getuige 1] melding heeft gemaakt bij de politie, begeven de verbalisanten zich naar de desbetreffende locatie. De verdachte en medeverdachte, welke voldoen aan het signalement dat [getuige 1] heeft gegeven, worden vervolgens samen aangetroffen en aangehouden bij de [locatie 1] te ’s-Hertogenbosch. De medeverdachte wordt door de verbalisanten aangetroffen met een schep in zijn handen en de verdachte blijkt een kabelschaar en een viertal kabels bij zich te hebben. Bij het opmaken van de ID-staat van beide verdachten wordt door de verbalisanten opgemerkt dat de handen vervuild zijn door modder en zand.
Het hof stelt op grond van het voorgaande samenstel van feiten en omstandigheden vast dat sprake is van diefstal in vereniging. Daartoe wijst het hof op de omstandigheden dat de verdachte en medeverdachte midden in de nacht samen zijn aangetroffen, beiden vieze handen hadden, beiden onderdelen bij zich hadden die wijzen op de diefstal van kabels en het feit dat zij samen bij het bouwterrein zijn geweest.
Voor het hof is niet aannemelijk geworden dat de aangetroffen kabels als res nullius kunnen worden aangemerkt. Getuige [getuige 1] verklaart immers in zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris dat het omliggende terrein altijd erg netjes wordt opgeruimd en dat hij niks buiten het bouwterrein heeft zien liggen.
Evenmin is het hof van oordeel dat geen sprake zou zijn van diefstal omdat [getuige 1] geen wegnemingshandelingen heeft waargenomen, zoals de verdediging stelt. Het feit dat [getuige 1] het wegnemen zelf niet gezien heeft, maakt naar het oordeel van het hof niet dat deze wegnemingshandelingen niet hebben plaatsgevonden.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van parketnummer 01-102108-20:
De raadsman van de verdachte heeft op de gronden zoals nader in de pleitnota vermeld, aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de aangetroffen kabels een andere herkomst hebben dan uit het betreffende pand en dus niet van diefstal afkomstig zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] verklaren verschillend over de herkomst van de kabels welke door de politie zijn aangetroffen in de Opel op 12 april 2020. Medeverdachte [medeverdachte 3] geeft in zijn verhoor van 14 april 2020 bij de politie aan dat de kabels niet in de auto lagen toen zij richting Coudewater reden. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] vindt naar het oordeel van het hof voldoende steun in de overige bewijsmiddelen waardoor het hof tot het oordeel komt dat de kabels afkomstig zijn uit het pand op het terrein Coudewater. Het hof hecht derhalve geen waarde aan de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , die verklaren dat de kabels reeds in de auto lagen toen zij richting de locatie Coudewater reden, te meer nu zij beiden ook onderling niet eensluidend hierover verklaren. Zo verklaart [medeverdachte 2] dat híj de kabels zou hebben meegenomen naar de locatie Coudewater, dat zij bij elkaar gekomen waren bij het huis van zijn vriendin en van daaruit naar de locatie Coudewater zijn gereden en dat de anderen hem gingen helpen de kabels te strippen. De verdachte daarentegen verklaart dat de kabels van hem waren en dat hij de anderen ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) had gevraagd mee te gaan naar Coudewater om de kabels schoon te maken, omdat het nogal wat werk was. Bovendien verklaart de verdachte dat ze, toen ze eenmaal samen waren, eerst met zijn drieën in de auto naar zijn opslag (een schuur) zijn gereden, waar ze een gedeelte van zijn spullen in de auto hebben geladen. Geen van de anderen verklaart over deze gang van zaken, noch over deze afgelegde route.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-012039-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het in de zaak met parketnummer 01-102108-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van stukken kabel welke zijn weggenomen van een bouwterrein. Voorts is bewezenverklaard dat hij zich tezamen en in vereniging met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een grote hoeveelheid aan koper, ijzer en kabels, welke zijn weggenomen uit een pand. Dit zijn ergerlijke feiten, waarmee schade en overlast is veroorzaakt en waarmee de verdachte heeft aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendom. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 januari 2022, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld of hem een strafbeschikking is opgelegd ter zake van vermogensdelicten, doch dat dit hem er niet van heeft weerhouden wederom een strafbaar feit te begaan. Eveneens is gebleken dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Aan de verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan de door hem begane feiten voor een soortgelijk feit een strafbeschikking opgelegd, inhoudende een werkstraf voor de duur van 40 uur, welke straf ook door hem is verricht, zodat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (het taakstrafverbod) van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof is door de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte zijn woning is kwijtgeraakt en dat hij een uitkering ontvangt.
Naar het oordeel van het hof kan - gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven - niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-012039-20 en in de zaak met parketnummer 01-102108-20 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 01-012039-20 en in de zaak met parketnummer 01-102108-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 4 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Pelsser en mr. Lonterman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.