Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/358391 / HA ZA 20-326)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven (door [appellant] abusievelijk aangeduid als ‘memorie van antwoord’) met producties;
- de memorie van antwoord met een productie.
3.De beoordeling
“het eindbedrag rond de 160K[is]
en er[…]
reeds 115 K betaald[is]
dus blijft er 45 K over”en dat hij
“15K in[houdt]
tot het einde werkzaamheden en tot het moment dat er geen actiepunten meer open staan. Ook dient er nog voor 10K aan werkzaamheden te worden uitgevoerd […]”(productie 6 bij dagvaarding).
“31-07-19 14:10 – [appellant] : Jij hoeft niet meer te komen want je komt de afspraken toch niet na”(productie 19 bij dagvaarding).
“eindafrekening”, ter hoogte van € 31.215,68; productie 18 bij dagvaarding). In de begeleidende e-mail maakt [geïntimeerde] kenbaar dat er nog een bedrag van € 20.800,-- openstaat, dat hij daarnaast nog facturen voor een toiletcabine en een vuilcontainer heeft doorbetaald en dat de afgesproken metseltoeslag nog niet is betaald (productie 15 bij dagvaarding). In deze email refereert [geïntimeerde] aan het Whatsapp bericht dat [appellant] op 31 juli 2019 aan hem heeft gezonden. [geïntimeerde] geeft, voor zover, hier relevant, het volgende aan:
“Naar aanleiding van jou WhatsApp bericht van 31 juli, zitten mijn actiepunten er voor de bouw op en stuur ik je bij deze ook de eindafrekening. Zoals je op 8 februari jongstleden aan mij hebt geschreven (zie hieronder) staat er nog een bedrag van €20.800 open (= €45.000 – gefactureerde €24.200 - €20.800).”
“een voorstel te doen voor het herstel van de gebreken, de wijze waarop, en nakoming van nog te leveren werkzaamheden waarbij tevens de termijn wordt gegeven waarbinnen dit zal geschieden”(productie 11 bij dagvaarding).
“Jij hoeft niet meer te komen want je komt je afspraken toch niet na.”De beëindiging van de aannemingsovereenkomst door [appellant] met dit bericht moet, bezien tegen de achtergrond van de daaraan op 29, 30 en 31 juli 2019 voorafgaande Whatsapp-berichten, naar het oordeel van het hof worden aangemerkt als een beëindiging van de aannemingsovereenkomst door middel van opzegging als bedoeld in artikel 7:764 lid 1 BW. Ook [geïntimeerde] heeft dat Whatsapp-bericht destijds opgevat als een opzegging van de aannemingsovereenkomst. Dat leidt het hof af uit zijn in rechtsoverweging 3.1 onder h genoemde e-mail van 12 augustus 2019 (productie 15 bij inleidende dagvaarding), waarin hij onder andere schreef:
“Naar aanleiding van jou WhatsApp bericht van 31 juli, zitten mijn actiepunten er voor de bouw op en stuur ik je bij deze ook de eindafrekening.”
‘Termijn 4 – Oplevering’van