3.1.In rov. 2.1 t/m 2.26 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief I voert [appellanten] aan dat de rechtbank in deze feitenvaststelling ten onrechte bepaalde door [appellanten] gestelde feiten niet heeft opgenomen. Deze grief faalt. Het staat de rechter immers vrij te bepalen welke tussen partijen vaststaande feiten voorafgaand aan de beoordeling tot uitgangspunt worden genomen. Andere feiten, en de vaststelling daarvan, kunnen vervolgens - voor zover relevant - bij de beoordeling aan de orde komen.
Voor het overige zijn de door de rechtbank vastgestelde feiten niet bestreden, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Daarnaast zijn enkele andere feiten tussen partijen niet in geschil. Hierna volgt een nieuw overzicht van de vaststaande feiten.
3.1.1.[appellante] is radioloog en vanaf 2001 werkzaam geweest in het ziekenhuis in [locatie] , welk ziekenhuis inmiddels wordt geëxploiteerd door Stichting Zuyderland Medisch Centrum (hierna: Zuyderland). Zuyderland is ontstaan uit een fusie tussen het Atrium Medisch Centrum Parkstad (hierna: Atrium), waartoe het [locatie] ziekenhuis behoorde, en het Orbis Medisch Centrum te [locatie] (hierna: Orbis).
3.1.2.MSB is een coöperatie waarin alle medisch specialisten werkzaam in en verbonden aan Zuyderland en hun praktijkvennootschappen verenigd zijn. MSB heeft met Zuyderland per 1 januari 2015 een samenwerkingsovereenkomst gesloten (productie 7 dagvaarding).
3.1.3.[appellante] oefende haar praktijk tot 1 januari 2015 uit in maatschapsverband met andere radiologen in [locatie] (hierna: de maatschap radiologie). Per 1 januari 2015 hebben de radiologen hun (ziekenhuis)praktijk ingebracht in MSB . Per die datum is een ledenovereenkomst, tevens houdende opdracht tot medisch specialistische zorgverlening gesloten tussen MSB als opdrachtgever en [appellante] en [de B.V.] als opdrachtnemers (productie 8 dagvaarding). Op deze ledenovereenkomst is een functioneringsreglement van toepassing.
3.1.4.De samenwerkingsovereenkomst tussen Zuyderland en MSB strekt ertoe dat het MSB in opdracht van Zuyderland medisch specialistische zorg levert. Krachtens artikel 2.1 van de ledenovereenkomst gelden de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst ook voor het lid en de medisch specialist. Artikel 4A van de samenwerkingsovereenkomst luidt:
“Het MSB en de Instelling verzorgen (…) binnen de Organisatorische Eenheid waarbinnen Leden werkzaam zijn de continuïteit van de desbetreffende patiëntenzorg. Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal het MSB zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de Operationele Eenheid.”
3.1.5.Vanaf 1 januari 2015 zijn de leden van de maatschap radiologie tevens lid geworden van de vakgroep radiologie [locatie] . De vakgroep radiologie [locatie] en de vakgroep medische beeldvorming [locatie] zijn per 1 augustus 2017 op aanwijzing van MSB gefuseerd tot de vakgroep medische beeldvorming (hierna: de fusievakgroep).
3.1.6.Mitralis Diagnostisch Centrum B.V. (hierna: Mitralis) is in 2008 opgericht als een joint venture van de toenmalige radiologen in [locatie] en Atrium om de radiologie ten behoeve van de eerste lijn in de regio [locatie] buiten de muren van het ziekenhuis aan te bieden.
3.1.7.De aandelen in Mitralis waren vanaf de oprichting in 2008 tot 5 oktober 2017 voor 80% in handen van het op 31 januari 2008 opgerichte Diagnostisch Centrum Parkstad B.V. (hierna: DCP). Enkele radiologen die (via hun praktijkvennootschappen) lid waren van de maatschap radiologie, hebben aandelen in de vennootschap DCP. Eén van die aandeelhouders in DCP is [de B.V.] . De overige 20% van de aandelen in DCP was in handen van Mitralis Zuyderland Klinieken B.V., een 100% dochter van Stichting ZBC Zuyderland Medisch Centrum (hierna: ZBC).
3.1.8.In januari 2015 heeft de Commissie Radiologie (ook Commissie Kampschöer) die is ingesteld naar aanleiding van een gesprek tussen de maatschap radiologie en de Raad van Bestuur van Atrium, gerapporteerd dat sprake is van verstoorde relaties tussen de radiologen in de maatschap, welke situatie in het najaar van 2014 is geëscaleerd. De commissie heeft als oorzaak van deze problemen aangewezen de onevenredige verdeling van aandelen in DCP in de totale groep van radiologen in [locatie] (productie 3, bijlage 3 dagvaarding en productie 1, bijlage 3 conclusie van antwoord). Op 19 maart 2015 hebben het bestuur van MSB en de Raad van Bestuur van Zuyderland de vakgroep radiologie te [locatie] een aanwijzing gegeven om het bij die aanwijzing gevoegde plan van aanpak met betrekking tot de omgangsregels binnen de vakgroep uit te voeren. Tevens voorziet de aanwijzing in de aanstelling van een externe voorzitter voor de vakgroep (productie 17 dagvaarding). Nadat de tweede externe voorzitter, [persoon C] , zijn werkzaamheden per medio mei 2016 heeft beëindigd, is [appellante] tijdens de vakgroepvergadering van 14 maart 2016 unaniem tot voorzitter van de vakgroep radiologie [locatie] benoemd. In februari 2017 is de [derde externe voorzitter] van de vakgroep aangesteld.
3.1.9.Eind 2015 is door Zuyderland besloten om de in Mitralis ingebrachte eerstelijnszorg terug te halen naar het ziekenhuis. Bij brief van 22 december 2015 heeft Zuyderland de uitbestedingsovereenkomst met ZBC met ingang van 1 januari 2017 opgezegd en ZBC heeft op haar beurt op 30 december 2015 per dezelfde datum de overeenkomst met Mitralis opgezegd, met als gevolg dat deze eindigde per 1 januari 2017. In dit kader is op of omstreeks 20 april 2016 door Zuyderland en ZBC het eerste concrete bod uitgebracht op het belang van DCP in Mitralis. In de periode juli 2016 tot en met januari 2017 heeft het besluit tot verkoop van de aandelen vier keer op de agenda van de algemene vergadering van aandeelhouders van DCP gestaan. [appellante] en [de medeaandeelhouders A] (althans [de B.V.] en de praktijkvennootschappen van [de medeaandeelhouders A] ) hebben telkens tegen de verkoop gestemd. De overige aandeelhouders hebben uiteindelijk voor de verkoop gestemd. Het besluit tot verkoop is genomen op de algemene vergadering van aandeelhouders van 4 januari 2017.
3.1.10.[appellante] , [de medeaandeelhouders A] hebben zich vervolgens op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een rechtsgeldig meerderheidsbesluit. Zij zijn door (de praktijkvennootschappen van) [de medeaandeelhouders B] op 27 januari 2017 aansprakelijk gesteld voor de waardevermindering van de aandelen in DCP en de terugloop van inkomsten uit DCP die eventueel zou kunnen optreden als gevolg van hun handelingen om de overdracht van de aandelen te vertragen en/of tegen te houden. (De praktijkvennootschappen van) [appellante] , [de medeaandeelhouders A] hebben op 28 februari 2017 DCP gedagvaard voor de rechtbank Limburg en onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat sprake is van een non-existent besluit, althans van een nietig besluit. De praktijkvennootschappen van [appellante] , [de medeaandeelhouders A] hebben ook twee enquêteprocedures ingesteld bij de Ondernemingskamer betreffende de gang van zaken binnen DCP en Mitralis.
3.1.11.Teneinde te komen tot de vorming van de genoemde fusievakgroep hebben in de periode vanaf 2013 tot en met begin 2016 diverse besprekingen plaatsgevonden tussen de vakgroepen in [locatie] en [locatie] , zonder dat deze resultaat hebben opgeleverd. Op 13 februari 2017 heeft de fusievakgroep in wording, zonder [appellante] , [de medeaandeelhouders A] , een vergadering gehouden teneinde het fusieproces nieuw leven in te blazen. In deze vergadering zijn de volgende aanvullende voorwaarden voor participatie van [appellante] , [de medeaandeelhouders A] geformuleerd (productie 42 dagvaarding):
“a. Verkoop Mitralis onder dezelfde voorwaarden zoals geaccepteerd door [de medeaandeelhouders B] en [medeaandeelhouder 1] [Hof: de andere aandeelhouders in DCP die lid zijn van de vakgroep en die voor het besluit tot verkoop hebben gestemd].
b. Stop zetten van alle lopende rechtszaken t.a.v. (oud-)vakgroepleden rondom Mitralis
c. Verplichting geen nieuwe rechtszaken aan te spannen tegen vakgroepleden.”
3.1.12.De voorwaarden zijn aan [appellante] , [de medeaandeelhouders A] toegezonden en op
24 maart 2017 door [derde externe voorzitter] , [persoon A] en [persoon B] (het dagelijks bestuur van de fusievakgroep in wording) met [appellante] , [de medeaandeelhouders A] besproken. [appellante] , [de medeaandeelhouders A] hebben in die bespreking gezegd niet in te stemmen met de alleen voor hen geldende aanvullende voorwaarden.
3.1.13.Op 13 april 2017 heeft wederom een fusiebespreking plaatsgevonden. In deze bespreking is door [appellante] , [de medeaandeelhouders A] aangegeven dat zij niet met de aanvullende voorwaarden akkoord zouden gaan. [appellante] heeft tevens aangegeven dat de rechtszaak uitsluitsel moet geven ongeacht de consequenties die daaruit vloeien (productie 47 dagvaarding). [appellante] , [de medeaandeelhouders A] hebben daarna de vergadering verlaten.
3.1.14.In een e-mail van 14 april 2017 aan de fusievakgroep schrijft [appellante] :
“[…] Omdat ik niet akkoord kan gaan met de voorwaarden omtrent Mitralis, hebben jullie gisteren te kennen gegeven mij definitief niet te willen laten deelnemen in de werkgroepen om het fusieproces te continueren en daarmee sluiten jullie mijn deelname in dit proces – wederom op voorhand en op oneigenlijke gronden – uit. Laat ik langs deze weg weten dat ik als voorstander van de fusie die daar graag een bijdrage aan levert, jullie keuze ten zeerste betreur. Zeker gezien het gegeven dat reeds volgende week bij de rechtzitting mogelijk duidelijkheid komt over de situatie omtrent mitralis een onbegrijpelijke beslissing van jullie zijde.”
3.1.15.Bij brief van 18 mei 2017 (productie 34 conclusie van antwoord) kondigt [radioloog] , een radioloog uit de vakgroep [locatie] , haar vertrek aan en verzoekt “gezien de uitzonderlijke situatie waarin wij als groep zitten en ook gezien het effect dit op mij persoonlijk heeft” haar opzegtermijn te verkorten naar 3 maanden en haar niet meer te betrekken “bij alles wat met het gedoe/aandelen/ruzies te maken heeft”.
3.1.16.Op 19 juni 2017 schrijven [appellante] , [de medeaandeelhouders A] aan de Raad van Bestuur van Zuyderland en het bestuur van MSB dat zij sinds 13 april 2017 voor geen enkele fusiebespreking worden uitgenodigd en dringen zij aan op deelname aan het fusieproces (productie 52 dagvaarding). In een reactie van 7 juli 2017 schrijft het bestuur van MSB geen aanleiding te zien om te interveniëren en het ook niet onbegrijpelijk te vinden dat gesprekken over vakgroepvorming ernstig belast worden door de door [appellante] , [de medeaandeelhouders A] gestarte procedures (productie 53 dagvaarding).
3.1.17.Bij de beoordeling ten behoeve van de hernieuwde erkenning van de opleiding radiologie van het Zuyderland MC te [locatie] van 30 juni 2017 wordt door de registratiecommissie geneeskundig specialisten opgemerkt dat een van de redenen voor het verlenen van een erkenning voor slechts een beperkte duur, is dat sprake is van een lopend zakelijk conflict waarbij leden van de vakgroepen radiologie uit [locatie] en [locatie] partij zijn en dat afgewacht moet worden hoe dat conflict wordt opgelost en welke invloed dat conflict heeft op de vorming van een gezamenlijke opleidingsgroep, de fusie en het opleidingsklimaat (productie 1, bijlage 22 conclusie van antwoord).
3.1.18.Bij e-mail van 13 juli 2017 aan het bestuur van MSB (productie 1, bijlage 8 conclusie van antwoord) heeft het dagelijks bestuur van de fusievakgroep in wording zijn grote zorgen uitgesproken over de situatie binnen de vakgroep radiologie [locatie] . Diezelfde dag vindt een overleg plaats tussen het dagelijks bestuur, MSB en Zuyderland. Op 1 augustus 2017 heeft MSB aan de individuele leden van de vakgroepen de onder nr. 3.1.5. hiervoor genoemde aanwijzing opgelegd waarmee de fusievakgroep tot stand is gebracht. In een brief van die datum aan de leden van de vakgroep, waarbij de nieuw te gelden reglementen aan de leden van de vakgroep zijn toegezonden, schrijft de [de voorzitter 1] van MSB :
“Het indringende signaal dat het transitie DB van 13 juli aan het bestuur van het MSB en het bestuur van het ziekenhuis heeft gestuurd over de steeds nijpender wordende situatie in de vakgroep [locatie] en de gevolgen daarvan voor continuïteit en patiëntveiligheid, maken het naar het oordeel van beide besturen onverantwoord om vakgroepvorming nog langer uit te stellen. […]
Het bestuur van het MSB en de Raad van Bestuur van Zuyderland menen dat vakgroepvorming een noodzakelijke stap is om de problemen in de vakgroep [locatie] op te lossen en de bijdrage van de medische beeldvorming aan het zorgaanbod in huis te optimaliseren. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat meer nodig is: herstel van onderling vertrouwen en goede verhoudingen en het eindigen van de reeks juridische procedures die zijn gestart door drie leden. […]”
3.1.19.De rechtbank Limburg heeft bij vonnis in incident ex artikel 223 Rv van 30 augustus 2017 de gevorderde voorlopige voorziening (strekkende tot een verbod op het uitvoeren van handelingen ter voorbereiding en uitvoering van een verkoop en/of overdracht van de aandelen) afgewezen en de beslissing in de hoofdzaak aangehouden. Bij beschikking van 4 mei 2017 heeft de Ondernemingskamer de gevorderde voorlopige voorzieningen afgewezen (productie 1, bijlage 13a conclusie van antwoord). Op 4 oktober 2017 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van DCP gestemd over de uitvoering van het besluit van 4 januari 2017. De rechtsgeldigheid van dit besluit is eveneens door de praktijkvennootschappen van [appellante] , [de medeaandeelhouders A] in de procedure voor de rechtbank Limburg betrokken. Op 5 oktober 2017 zijn de aandelen die DCP in Mitralis hield verkocht en geleverd aan Zuyderland (48%) en ZBC Zuyderland (32%). De enquêteprocedures zijn medio december 2017 door de praktijkvennootschappen van [appellante] , [de medeaandeelhouders A] ingetrokken naar aanleiding van de overdracht van het belang van DCP in Mitralis (productie 1, bijlage 25 conclusie van antwoord).
3.1.20.Op 16 januari 2018 zijn (de praktijkvennootschappen van) [medeaandeelhouder 1] , [de medeaandeelhouders B] door (de praktijkvennootschappen van) [appellante] , [de medeaandeelhouders A] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van het handelen van [1 van de medeaandeelhouders 2] als bestuurder van DCP en als gevolg van de gedragingen van [medeaandeelhouder 1] , [de medeaandeelhouders B] als (indirecte) aandeelhouders van DCP, welke schade onder meer bestaat uit het verschil tussen de huidige, (volgens hen) veel te lage opbrengst van de verkoop van het belang in Mitralis en de opbrengst die behaald had kunnen worden. Ook hebben [appellante] , [de medeaandeelhouders A] het bestuur van DCP gesommeerd tot het verstrekken van de documentatie met betrekking tot de verkoop van het belang in Mitralis.
3.1.21.Naar aanleiding van de aansprakelijkstelling heeft op 8 februari 2018 een gesprek plaatsgevonden tussen [appellante] , [de medeaandeelhouders A] (en hun advocaten) en [de voorzitter 2] (voorzitter MSB ), [de directeur] (directeur MSB ), [de Raad] (Raad van Bestuur Zuyderland) en de advocaat van MSB en Zuyderland. Op dezelfde datum schrijven de ‘ [locatie] ’ leden van de fusievakgroep aan het bestuur (productie 1, bijlage 15 conclusie van antwoord):
“De problemen bij de ‘Radiologie [locatie] ’ zijn zeer omvangrijk en overschrijden zakelijke en persoonlijke grenzen. De diverse rechtszaken rondom Mitralis verzieken het werkproces volledig. Deze ontwikkelingen hebben een schisis [schisma] veroorzaakt tussen de vakgroepen en 3 radiologen, te noemen [medeaandeelhouder 3] , [medeaandeelhouder 2] en [appellante] , en hebben naast op de [locatie] gebaseerde radiologen, ook een duidelijke impact op de totale groep ‘Radiologie [locatie] /Nucleaire Geneeskunde’.”
3.1.22.Op 19 februari 2018 is [appellante] door [de voorzitter 2] uitgenodigd voor een gesprek op woensdag 21 februari 2018 om de bevindingen, naar aanleiding van de door het bestuur van MSB gevoerde gesprekken, aan [appellante] terug te koppelen (productie 80 dagvaarding). Dit gesprek is niet doorgegaan.
3.1.23.Bij brief van 20 februari 2018 (productie 82 dagvaarding) heeft [de voorzitter 2] namens MSB aan [appellante] het voornemen van MSB tot opzegging van de ledenovereenkomst met [de B.V.] en daarmee met haar, [appellante] , kenbaar gemaakt. Bij het schrijven van [de voorzitter 2] is een brief aan [de voorzitter 2] van 20 februari 2018 van 18 leden van de fusievakgroep gevoegd waarin onder ander het volgende staat (ook productie 82 dagvaarding, ook overgelegd als productie 1, bijlage 14 conclusie van antwoord):
“[…] Het DB heeft ten behoeve van het gesprek op 6 februari de opvattingen van de vakgroepleden die niet betrokken zijn in het geschil geïnventariseerd. Daaruit komt de breed gedragen opvatting dat er een totaal verziekt werkklimaat heerst en er absoluut geen vertrouwen is in deze 3 oud- [locatie] collega’s [Hof: [appellante] , [de medeaandeelhouders A] ]. […]
De hele vakgroep wordt door het geschil over Mitralis gegijzeld. De vakgroep staat stil. […]
Wij hebben aangegeven dat het vertrouwen in [medeaandeelhouder 2] , [appellante] en [medeaandeelhouder 3] volledig weg is, de situatie niet meer werkbaar is en dat zelfs een toekomst met deze drie binnen de vakgroep niet mogelijk wordt geacht. […]
U heeft de vraag voorgelegd of het de patiëntenzorg raakt. Wij hebben daar geen concrete voorbeelden van. Niettemin kan het niet anders dan dat de stapeling van conflicten het functioneren van de meest direct betrokkenen raakt. Je kunt in een conflict over miljoenen niet samenwerken alsof er niets aan de hand is. […]
Bij dit alles speelt ook een rol dat wij uit uw terugkoppeling van het gesprek met [medeaandeelhouder 2] , [medeaandeelhouder 3] en [appellante] hebben begrepen dat zij menen dat de samenwerking niet geraakt wordt door de geschillen. […]”
3.1.24.Op 7 maart 2018 hebben [appellante] , [de medeaandeelhouders A] hun zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen opzegging kenbaar gemaakt. Op 13 maart 2018 heeft vervolgens een zienswijzegesprek plaatsgevonden.
3.1.25.Op 13 of 14 maart 2018 heeft MSB verzocht om informatie over Rad-doc B.V. (hierna: Rad-doc). In een e-mail van 16 maart 2018 heeft de advocaat van [appellante] aan MSB bericht dat het informatieverzoek een ‘fishing expedition’ betreft met als doel een additionele opzeggingsgrond te creëren (productie 88 dagvaarding). Op 26 maart 2018 heeft vervolgens weer een zienswijzegesprek plaatsgevonden. In het (op schrift gestelde) openingswoord van de advocaten van [appellante] , [de medeaandeelhouders A] (productie 89 dagvaarding) is gesteld dat [appellante] , [de medeaandeelhouders A] niet bekend zijn met enige blijk dat Rad-doc is opgericht en ingezet om in 2017 te voorzien in radiologen bij Mitralis en dat MSB voor dit verstrekkend verwijt geen enkele concrete onderbouwing heeft.
3.1.26.[appellante] , [de medeaandeelhouders A] zijn op 3 april 2018 in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven over het voorgenomen besluit tot opzegging van de ledenovereenkomst. De advocaat van [appellante] heeft op 9 april 2018 een schriftelijke zienswijze bij MSB ingediend omdat hij op 3 april verhinderd was.
3.1.27.Bij brief van 11 april 2018 (productie 3 dagvaarding), ondertekend door de heer [de voorzitter 2] , voorzitter MSB , is [appellante] in kennis gesteld van het besluit van het bestuur van MSB tot opzegging met onmiddellijke ingang van de ledenovereenkomst. Dat besluit is door het MSB als volgt toegelicht:
“
2.2. Opzeggingsgronden Ledenovereenkomst
Artikel 5.1 van de Ledenovereenkomst bevat een aantal opzeggingsgronden. In het kader van onderhavige opzegging zijn de volgende opzegginsgronden relevant:
‘e. indien door een gebrek aan samenwerking van de Medisch Specialist binnen de onderneming van de Opdrachtgever, het MSB en/of de Vakgroep verdere uitvoering van de Opdracht door het Lid bij het MSB redelijkerwijs van het MSB niet kan worden gevergd;’
‘j. op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van het MSB niet kan worden verlangd de Ledenovereenkomst met het Lid ongewijzigd in stand te houden.’
[…]