Uitspraak
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ; - [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
[de moeder], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder, advocaat: mr. J.G. van Ek;
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te [vestigingsplaats] , de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI;
- [pleegvader minderjarige 1]en
[pleegmoeder minderjarige 1], wonende op een geheim adres, hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 1] ; - [pleegmoeder minderjarige 2], wonende op een geheim adres, hierna te noemen: de pleegmoeder van [minderjarige 2] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
25 oktober 2021 behandeld, welk verzoek is ingeschreven onder zaaknummer 200.305.485/01.
- de vader, bijgestaan door mr. Schrouff;
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Ek;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI;
- de pleegmoeder van [minderjarige 1] ;
- de pleegmoeder van [minderjarige 2] .
3.De beoordeling
25 augustus 2021. Gelet op de vele overeenkomsten met deze zaak is onvoldoende onderbouwd waarom het gezag van de ouders beëindigd dient te worden. Volgens jurisprudentie van het EHRM is het in belang van de kinderen om de banden met hun gezin c.q. hun ouders te behouden, behalve in gevallen waarin is gebleken dat het gezin bijzonder ongeschikt is. Hiervan is niet gebleken. Er moet worden getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er is sprake van een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen, er bestaat voor de kinderen geen onzekerheid over hun opvoedingsperspectief en het gezag van de vader heeft niet tot spanningen geleid, zodat de beslissing van de rechtbank niet gerechtvaardigd kan worden.
Er moet in het belang van de kinderen worden beslist en niet in het belang van de ouders. Het is haar wens dat [minderjarige 2] niet meer angstig hoeft te zijn. [minderjarige 2] heeft vanaf de gezagsbeëindigende maatregel tot aan het laatste omgangsmoment met de vader niet meer om duidelijkheid gevraagd. Sindsdien heeft hij weer continu bevestiging nodig, reageert hij zich af op de pleegmoeder en heeft hij een terugval in zijn gedrag op het gebied van zindelijkheid en extreem eetgedrag. Zelfs van een kaartje van één van de ouders kan hij al van slag raken.
4.De beslissing
25 oktober 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
A.M. Bossink en is op 14 april 2022 uitgesproken in het openbaar door mr. A.M. Bossink in tegenwoordigheid van de griffier.