ECLI:NL:GHSHE:2022:1201

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
200.300.994_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging beschikking beëindiging gezamenlijk gezag en wijziging in eenhoofdig gezag

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juli 2021. De vader verzoekt de beschikking te vernietigen, waarin is bepaald dat het gezag over de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan alleen aan de moeder toekomt. De vader stelt dat er niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor beëindiging van zijn gezag en dat hij bereid is om de communicatie met de moeder te verbeteren door middel van hulpverlening. De moeder daarentegen voert aan dat de vader niet constructief communiceert en dat zijn drugsverslaving een groot struikelblok vormt voor de opvoeding van de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2022 zijn beide ouders, hun advocaten, de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De GI en de raad adviseren om het eenhoofdig gezag bij de moeder te laten, omdat zij de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen draagt. Het hof overweegt dat gezamenlijke uitoefening van het gezag niet mogelijk is door de slechte communicatie tussen de ouders en dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder zelfstandig beslissingen kan nemen.

Het hof komt tot de conclusie dat de wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag door de moeder noodzakelijk is in het belang van de kinderen. De vader heeft onvoldoende vertrouwen gewekt dat hij in staat is om de verantwoordelijkheden van het gezag op een goede manier te vervullen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 april 2022
Zaaknummer: 200.300.994/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/348741 / FA RK 19-3480
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.T.P. Tielemans,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. A. Zonnenberg.
Deze zaak gaat over het gezag over:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012 (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012 (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
(hierna ook te noemen: de kinderen).
Het hof merkt als belanghebbende aan:
- Stichting Jeugdbescherming Brabant, statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , vestiging [locatie] , hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie: [locatie] ,
(hierna te noemen: de raad).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 oktober 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissing dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan alleen aan de moeder toekomt en verzocht – zo begrijpt het hof – het verzoek van de moeder om met het eenhoofdig gezag te worden belast alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 december 2021, heeft de moeder verzocht, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de door de rechtbank gegeven beschikking voor wat betreft het in het dictum van die beschikking bepaalde ter zake het ouderlijk gezag, te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 maart 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Tielemans;
-de moeder, bijgestaan door mr. Zonnenberg;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- nagekomen producties van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 9 november 2021, te weten:
- de eindrapportage [instantie 1] Uniform hulpaanbod van 12 mei 2020 (productie 1.5);
- een brief van de raad van 20 mei 2020 (productie 1.6);
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 22 juni 2022 (productie 1.10);
- de brief van de GI d.d. 29 november 2021;
- het V6-formulier met bijlagen (productie 2 en 3 en ouderschapsplan) van de advocaat van de vader d.d. 4 maart 2022;
- het V6-formulier met bijlagen (productie 5 en 6) van de advocaat van de vader d.d. 8 maart 2022.

3.De beoordeling

3.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
De vader heeft de kinderen erkend en had (tot de wijziging van het gezag bij de bestreden beschikking) tezamen met de moeder het gezag over de kinderen.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 14 juli 2021 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan aan de moeder alleen toekomt.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat – het navolgende aan.
Er is niet voldaan aan de wettelijke vereisten om het gezag van de vader over de kinderen te beëindigen. Deze beslissing is zeer ingrijpend en in dit geval onterecht en veel te verstrekkend. De vader en de moeder communiceren weliswaar niet op een constructieve wijze met elkaar maar het is geen juiste oplossing om daarom het eenhoofdig gezag aan de moeder toe te laten toekomen. De vader is juist bereid om door middel van hulpverlening de communicatie te verbeteren. De vader ontkent dat hij niet meewerkt aan beslissingen die in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] genomen moeten worden.
De raad adviseert volgens de vader dat het verloop van de ondertoezichtstelling (die loopt tot augustus 2022) moet worden afgewacht alvorens een besluit te nemen omtrent het ouderlijk gezag.
De drugsverslaving van de vader was een groot struikelblok tussen de vader en de moeder. De vader heeft inmiddels met succes een traject bij Novadic Kentron afgerond. Hij wil graag zijn vaderrol vervullen en er is naar zijn mening geen reden waarom hij niet met het ouderlijk gezag kan worden belast. Voorheen verbleven de kinderen wekelijks bij hem. Gezien de jonge leeftijd van de kinderen zullen er nog gedurende een lange periode beslissingen over de kinderen genomen moeten worden en de vader wil hieraan zijn bijdrage leveren.
3.5.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat – het navolgende aan.
De vader legt in zijn beroepschrift niet uit waarom er niet voldaan is aan de wettelijke vereisten om de vader te ontheffen van het ouderlijk gezag zodat zij hiertegen geen verweer kan voeren.
De moeder wordt door de vader gehinderd in de uitoefening van het gezag. De vader en de moeder kunnen niet op een constructieve manier met elkaar communiceren. De vader reageert niet of onvoldoende op verzoeken van de moeder waardoor zij niet de hulp kan inschakelen die nodig is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij hebben deze hulp wel nodig. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben veel teleurstellingen moeten verwerken. De omgang met de vader moest via omgangsbegeleiding tot stand gebracht worden en kon vaak niet doorgaan. Als gevolg van het drugsgebruik van de vader moest de vader namelijk voorafgaand aan een omgangsmoment een urinecontrole uitvoeren. Deze controle was meerdere keren positief.
Ook is er, met name bij [minderjarige 1] , sprake van kindeigen problematiek. Vanwege zijn leerachterstand volgt hij momenteel passend onderwijs.
De raad heeft de rechtbank geadviseerd het verzoek van de moeder aan te houden zodat gedurende de ondertoezichtstelling kan blijken of de vader in staat is een goede invulling te geven aan zijn gezagspositie. Dat is niet het geval gebleken. Hij is afspraken niet nagekomen en heeft geweigerd mee te werken aan de benodigde hulpverlening.
De rechtbank heeft de moeder terecht met het eenhoofdig gezag belast. Dit geeft de moeder de gelegenheid om een goede invulling te geven aan de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De moeder heeft weinig vertrouwen in de vader als het aankomt op het nakomen van afspraken of het tijdig toestemming geven voor hulpverlening of andere zaken voor de kinderen. De drugsproblemen van de vader baren haar ernstige zorgen. De slechte communicatie tussen de vader en de moeder maakt het onmogelijk dat er gezamenlijk afspraken gemaakt worden over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Gebleken is dat er zonder hulp van de GI geen hulpverlening voor [minderjarige 1] tot stand zou zijn gekomen. De vader weigerde immers daarvoor zijn handtekening te zetten. Met het oog op de toekomst is het daarom juist van belang dat de moeder deze beslissingen zelf kan nemen. Dit blijkt ook uit het feit dat de moeder nu (sinds zij het eenhoofdig gezag heeft) op zeer korte termijn een intake, onderzoek en eindverslag heeft kunnen regelen voor [minderjarige 2] .
Door de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten wordt voorkomen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem en verloren raken tussen de vader en de moeder.
3.6.
De GI voert - samengevat - het volgende aan.
De moeder draagt in het dagelijks leven de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij heeft het beste zicht op wat in het belang is van de kinderen. De vader lijkt er voldoende vertrouwen in te hebben dat de moeder in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de juiste keuzes maakt. De moeder laat zich hierbij ook adviseren door school en hulpverlening. Soms is het noodzakelijk dat er snel bepaalde beslissingen genomen moeten worden. In het verleden is dat bemoeilijkt omdat de vader niet meewerkte. Dat is niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De GI is daarom van mening dat het eenhoofdig gezag bij de moeder zou moeten liggen. Overigens wijst de GI de moeder er op dat zij wel de plicht heeft de vader tijdig en regelmatig te informeren.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het navolgende aangevoerd.
De raad adviseert de beslissing van de rechtbank te bekrachtigen. De beide ouders willen dat het zo goed mogelijk gaat met de kinderen. De moeder draagt de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat zou zo moeten blijven. De communicatie tussen de ouders zou in het belang van de kinderen verbeterd moeten worden. De kans van slagen hierop is het grootst wanneer de moeder zelf beslissingen kan nemen over de kinderen. De omgangsmomenten van de vader met de kinderen gaan nu goed en het is belangrijk dat dit zo blijft.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof zich na eigen weging en beoordeling eigen maakt, is het hof van oordeel dat wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag door de moeder in het belang van de kinderen noodzakelijk is. In aanvulling daarop overweegt het hof naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd nog het volgende.
3.8.3.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van de kinderen tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor de kinderen en hun veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval dat ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor de kinderen en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert.
Ondanks de inzet van diverse hulpverlening (onder andere [instantie 1] , [instantie 2] , [instantie 3] en [instantie 4] ) en een ondertoezichtstelling lukt het de vader en de moeder nog steeds niet om goed te communiceren over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Uit de stukken, waaronder bijvoorbeeld de brief van de GI van 29 november 2021, blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] veel zorg nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen en dat de verantwoordelijkheid voor het regelen van deze zorg op de moeder alleen rust. Het lukt de vader onvoldoende om afspraken en toezeggingen na te komen, ondanks dat hij wel de intentie daartoe heeft.
Uit het raadsrapport van 14 juli 2020 komt naar voren dat de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen vertrouwen in elkaars handelen hebben. De vader voelt zich gefrustreerd omdat hij meent dat hij buiten spel wordt gezet en de moeder voelt zich onmachtig omdat zij voor haar gevoel telkens achter een handtekening van de vader moet aangaan om alle taken voor de beide kinderen uit te kunnen voeren. Verder heeft de moeder zorgen over de opvoedkwaliteiten van de vader en de risico’s van het (onveilige) milieu waarin de vader zich heeft begeven.
Het verslag van Novadic Kentron Eindhoven van 13 december 2021 laat zien dat de vader zijn opname met goed gevolg heeft afgerond en dat de verdere behandeling tot dusver goed verloopt. Dat is een positieve ontwikkeling. De vader heeft echter een langdurig drugsverleden en daarnaast geeft de vader aan dit traject te volgen omdat anderen vinden dat dit nodig is. Hieruit leidt het hof af dat bij de vader sprake lijkt te zijn van een gebrek aan intrinsieke motivatie hetgeen onvoldoende vertrouwen geeft dat de positieve ontwikkeling voldoende bestendig is. Daarnaast is uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat het voor de vader lastig is om snel informatie te verwerken. Als er zaken voor de kinderen geregeld moeten worden of er is toestemming van de vader nodig dan is de vader daarin onvoorspelbaar gebleken. Het is echter belangrijk dat de moeder in staat is om bepaalde (spoedeisende) beslissingen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] snel te nemen zonder dat de vader deze beslissingen vertraagt of blokkeert.
3.8.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.9.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juli 2021;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.L. Schaafsma-Beversluis en E.P. de Beij en is op 14 april 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.