In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juli 2021. De vader verzoekt de beschikking te vernietigen, waarin is bepaald dat het gezag over de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan alleen aan de moeder toekomt. De vader stelt dat er niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor beëindiging van zijn gezag en dat hij bereid is om de communicatie met de moeder te verbeteren door middel van hulpverlening. De moeder daarentegen voert aan dat de vader niet constructief communiceert en dat zijn drugsverslaving een groot struikelblok vormt voor de opvoeding van de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2022 zijn beide ouders, hun advocaten, de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De GI en de raad adviseren om het eenhoofdig gezag bij de moeder te laten, omdat zij de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen draagt. Het hof overweegt dat gezamenlijke uitoefening van het gezag niet mogelijk is door de slechte communicatie tussen de ouders en dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder zelfstandig beslissingen kan nemen.
Het hof komt tot de conclusie dat de wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag door de moeder noodzakelijk is in het belang van de kinderen. De vader heeft onvoldoende vertrouwen gewekt dat hij in staat is om de verantwoordelijkheden van het gezag op een goede manier te vervullen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.