ECLI:NL:GHSHE:2022:1196

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
20-002265-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. drs. P. Fortuin
  • mr. J. Platschorre
  • mr. A.C. Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift na hoger beroep tegen vonnis rechtbank Limburg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, maar was veroordeeld voor valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1954, was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij was niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

In het hoger beroep was de verdediging beperkt tot de veroordeling voor valsheid in geschrift. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg herzien. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet overtuigend kon worden beschuldigd van het opmaken of vervalsen van een geschrift. De verdachte had verklaard dat er twee brieven waren gestuurd naar de advocaat van de benadeelde partij, en dat de in de tenlastelegging bedoelde brief niet vals was. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de valsheid in geschrift en sprak de verdachte vrij van het onder 4 tenlastegelegde feit. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof was onderworpen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002265-18
Uitspraak : 12 april 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 juni 2018, in de strafzaak met parketnummer 03-866347-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank vrijgesproken van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde en ter zake van het onder 4 tenlastegelegde, gekwalificeerd als “valsheid in geschrift”, veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij [benadeelde] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 1.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 4 tenlastegelegde. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Gelet op de hiervoor beschreven beperking van het hoger beroep is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] , die verband houdt met het onder 1 tenlastegelegde, in hoger beroep niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 4 tenlastegelegde zal veroordelen tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd, waarbij in het bijzonder is aangevoerd dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is onder 4 tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 februari 2012 tot en met 31 juli 2012 te Schinveld, gemeente Onderbanken, in elk geval in het arrondissement Maastricht, een brief gericht aan de heer [advocaat] van [X] (p. 111) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op dat formulier vermeld dat hij in januari 2012 een bedrag van 10.000 euro heeft ontvangen, terwijl hij, verdachte, in januari 2012 een bedrag van 60.000 euro heeft ontvangen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Door de bewindvoerder van mevrouw [benadeelde] is er aangifte van gedaan dat op 26 januari 2012 ten onrechte drie geldbedragen van samengeteld € 34.000,00 zijn afgeschreven van de bankrekening van [benadeelde] . Eén geldbedrag van € 10.000,00 is overgemaakt naar een bankrekening ten name van “ [onderneming verdachte] ” en bedragen van € 14.000,00 en € 10.000,00 zijn overgemaakt naar een bankrekening ten name van “ [BV] ”. Beide bankrekeningen kunnen in verband worden gebracht met de verdachte.
In de tenlastelegging wordt aan de verdachte verweten dat hij, toen hem door de advocaat van [benadeelde] , mr. [advocaat] van [X] , om opheldering werd gevraagd over deze betalingen van in totaal € 34.000,00, valselijk een brief heeft opgemaakt waarin is vermeld dat hij in januari 2012 € 10.000,00 van [benadeelde] heeft ontvangen, dit terwijl het om een veel hoger bedrag gaat.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat er destijds niet één brief, maar twee brieven zijn gestuurd naar mr. [advocaat] van [X] . Eén brief - te weten het in de tenlastelegging bedoelde document - betreft de verdachte zelf en heeft betrekking op de betaling van € 10.000,00, als aflossing op een geldlening van de verdachte aan [benadeelde] . Dit bedrag is volgens de verdachte door [benadeelde] voldaan door overmaking naar de bankrekening ten name van “ [onderneming verdachte] ”. De andere brief is gestuurd namens [BV] aan welke rechtspersoon volgens de verklaring van de verdachte een geldlening die hij heeft verstrekt aan [benadeelde] is gecedeerd. De betalingen van samengeteld € 24.000,00 op de bankrekening ten name van “ [BV] ” zijn aflossingen op die lening. Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging een kopie van een brief d.d. 5 juli 2012 van [BV] aan mr. [advocaat] van [X] overgelegd, waarin inderdaad uitleg wordt gegeven over de betalingen van € 10.000,00 en
€ 24.000,00 aan [BV]
De raadsman heeft er ter terechtzitting in hoger beroep op gewezen dat de verdachte destijds tijdens zijn eerste verhoor bij de politie al heeft verklaard dat er sprake was van twee brieven (verklaring verdachte op dossierpagina 58 van het politiedossier). Ook ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 14 november 2016 heeft de verdachte verklaard dat er twee brieven zijn gestuurd naar mr. [advocaat] (pagina 3 onderaan van het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 november 2016). Op die zitting is door de verdachte ook een brief d.d. 10 september 2014 van mr. [advocaat] overgelegd, waarin mr. [advocaat] bevestigt dat hem tijdens een gesprek met de verdachte op 9 juli 2012 is gebleken dat de overgeboekte bedragen terugbetalingen van leningen bleken te zijn, waarna de bewindvoerder heeft besloten de zaak te laten rusten. Deze brief van mr. [advocaat] is ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging nogmaals overgelegd.
Het bovenstaande komt er op neer dat de verdachte zich met stukken onderbouwd op het standpunt stelt dat er destijds niet één, maar twee brieven aan mr. [advocaat] van [X] zijn gestuurd en dat de in de tenlastelegging bedoelde brief geenszins valselijk is opgemaakt of vervalst. Naar het oordeel van het hof kunnen nog steeds kanttekeningen worden geplaatst bij de gehele gang van zaken rondom de overschrijvingen van in totaal
€ 34.000,00 van de bankrekening van [benadeelde] naar bankrekeningen ten name van “ [onderneming verdachte] ” en “ [BV] ”. Echter kan op basis van de stukken in het dossier, gelet op het bovenstaande, niet worden gekomen tot een bewezenverklaring van valsheid in geschrift met betrekking tot de in de tenlastelegging bedoelde brief aan mr. [advocaat] van [X] . Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. drs. P. Fortuin, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 12 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. drs. P. Fortuin is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.