[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1954,
wonende te [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde en vrijgesproken van diverse onder 1 subsidiair en 2 subsidiair cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten. De verdachte is ter zake van:
- 1 subsidiair: valsheid in geschrift en
- 2 subsidiair: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde en hem ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte partieel niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep en voor het overige van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich daardoor mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van diverse onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit tegen de (deel)vrijspraken is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
[BV] en/of [Beheer BV] , althans een of meer rechtsperso(o)n(en), op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 11 augustus 2015 in de gemeente(n) Schinveld en/of Simpelveld en/of Onderbanken en/of Bocholtz, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met elkaar en/of met anderen of een ander, een of meer documenten, waaronder:
- D-010-3-3: brief gedateerd 12 augustus 2011 (dossier p. 108),
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben doen vervalsen, immers heeft [BV] en/of [Beheer BV] , althans die rechtsperso(o)n(en) en/of (een of meer van) haar mededader(s) (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - :
- een handtekening geplaatst op en/of een tekst opgenomen op/in bovenvermeld document (D-010-3-3) die moest doorgaan voor de handtekening en/of tekst van [medewerker Belastingdienst] en/of de (ontvanger van de) Belastingdienst/Limburg/kantoor Heerlen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
1. subsidiair
hij, ten name van [Beheer BV] en/of [BV] en/of [medeverdachte] , op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 11 augustus 2015 in de gemeente(n) Schinveld en/of Simpelveld en/of Onderbanken en/of Bocholtz, althans in Nederland, een of meer documenten, waaronder:
- D-010-3-3: brief gedateerd 12 augustus 2011 (dossier p. 108),
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -:
- een handtekening geplaatst op en/of een tekst opgenomen op/in bovenvermeld document (D-010-3-3) die moest doorgaan voor de handtekening en/of tekst van [medewerker Belastingdienst] en/of de (ontvanger van de) Belastingdienst/Limburg/kantoor Heerlen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2. primair
[BV] en/of [Beheer BV] , althans een of meer rechtsperso(o)nen, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 11 augustus 2015 in de gemeente(n) 's-Hertogenbosch en/of Venlo en/of Heerlen en/of Onderbanken, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt, althans gebruik heeft doen of laten maken van een of meer documenten, waaronder:
- D-002: brief betreffende Loonbelasting januari en februari, gedateerd 8 maart 2011 (dossier p.97) en/of
- D-003: brief betreffende Loonbelasting april en mei gedateerd 8 juni 2011 (dossier p. 98) en/of
- D-004: brief betreffende afhandeling werkwijze onderzoek Omzetbelasting 2010, gedateerd 8 maart 2011 (dossier p. 99) en/of
- D-005: brief suppletieaangifte Omzetbelasting periode januari t/m juni 2010 betreffende de onderneming [BV] , gedateerd 16 juli 2010 (dossier p. 100) en/of
- D-006: brief betreffende niet voldoen aan betalingsverplichting Omzetbelasting, gedateerd 8 september 2010 (dossier p. 101) en/of
- D-009-1-2: brief betreffende Loonbelasting gedateerd 28 februari 2011, binnenkomst 28 februari 2011 (dossier p. 104) en/of
- D-010-3-3: brief gedateerd 12 augustus 2011 (dossier p. 108) en/of
- D-016-1-2: bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkheid, gedateerd 7 januari 2013 (dossier p. 119) en/of
- D-016-2-2: bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkheid, gedateerd 7 januari 2013 (dossier p. 120),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, en bestaande dat opzettelijk gebruik maken, althans gebruik doen of laten maken (telkens) hierin dat de rechtsperso(o)n(en) [BV] en/of [Beheer BV] en/of een of meer van haar mededader(s) (telkens) (voornoemde)document(en) heeft/hebben aangeboden bij het Gerechtshof
's-Hertogenbosch en/of de Belastingdienst Venlo en/of Heerlen en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat er:
- valselijk op/in bovenvermeld(e) documenten (D-002 t/m D-006, D-009-1-2, D-016-1-2 en D-016-2-2) een (datum)stempel geplaatst was die moest doorgaan voor de (datum)stempel van de Belastingdienst (kantoor Heerlen Receptie Kloosterweg 22) en/of
- een handtekening geplaatst was op en/of tekst opgenomen was op/in bovenvermeld document (D-010-3-3) die moest doorgaan voor de handtekening van [medewerker Belastingdienst] en/of de tekst van [medewerker Belastingdienst] en/of de (ontvanger van de) Belastingdienst/Limburg/kantoor Heerlen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2. subsidiair
hij, ten name van [Beheer BV] en/of [BV] en/of [medeverdachte] , op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 11 augustus 2015 in de gemeente(n) 's-Hertogenbosch en/of Venlo en/of Heerlen en/of Onderbanken, althans in Nederland, (telkens) gebruikt heeft gemaakt, althans gebruik heeft doen of laten maken van een of meer documenten, waaronder:
- D-002: brief betreffende Loonbelasting januari en februari, gedateerd 8 maart 2011 (dossier p.97) en/of
- D-003: brief betreffende Loonbelasting april en mei gedateerd 8 juni 2011 (dossier p. 98) en/of
- D-004: brief betreffende afhandeling werkwijze onderzoek Omzetbelasting 2010, gedateerd 8 maart 2011 (dossier p. 99) en/of
- D-005: brief suppletieaangifte Omzetbelasting periode januari t/m juni 2010 betreffende de onderneming [BV] , gedateerd 16 juli 2010 (dossier p.100) en/of
- D-006: brief betreffende niet voldoen aan betalingsverplichting Omzetbelasting, gedateerd 8 september 2010 (dossier p. 101) en/of
- D-009-1-2: brief betreffende Loonbelasting gedateerd 28 februari 2011, binnenkomst 28 februari 2011 (dossier p. 104) en/of
- D-010-3-3: brief gedateerd 12 augustus 2011 (dossier p. 108) en/of
- D-016-1-2: bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkheid, gedateerd 7 januari 2013 (dossier p. 119) en/of
- D-016-2-2: bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkheid, gedateerd 7 januari 2013 (dossier p. 120),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, en bestaande dat opzettelijk gebruik maken, althans gebruik doen of laten maken (telkens) hierin dat verdachte (telkens) (voornoemde) documenten heeft aangeboden bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch en/of de Belastingdienst Venlo en/of Heerlen en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat er:
- valselijk op/in bovenvermeld(e) document(en) (D-002 t/m D-006, D-009-1-2, D-016-1-2 en D-016-2-2) een (datum)stempel geplaatst was die moest doorgaan voor de (datum)stempel van de Belastingdienst (kantoor Heerlen Receptie Kloosterweg 22) en/of
- een handtekening geplaatst was op en/of een tekst opgenomen was op/in bovenvermeld document (D-010-3-3) die moest doorgaan voor de handtekening en/of de tekst van [medewerker Belastingdienst] en/of de (ontvanger van de) Belastingdienst/Limburg/kantoor Heerlen,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde handelingen zijn begaan door de in de tenlastelegging vermelde rechtspersonen, tot welke strafbare feiten de verdachte opdracht zou hebben gegeven, dan wel aan welke verboden gedragingen de verdachte feitelijk leiding zou hebben gegeven. De verdachte wordt ook in hoger beroep vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, voor zover dat feit in hoger beroep nog aan de orde is, overweegt het hof als volgt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman andermaal betoogd dat niet vaststaat dat de conclusie in het door [naam] van de Belastingdienst/Douane, Afdeling Documenten onderzoek, opgestelde technische rapport d.d. 1 december 2015 (dossierpagina 204) betreffende het onderzoek naar de echtheid van de brief van de Belastingdienst d.d. 12 augustus 2011 (D-010-3-3, dossierpagina 108) daadwerkelijk een onderzoek aan het origineel van die brief betreft en dit standpunt nader onderbouwd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman een rapport van Paperlinx d.d. 23 juli 2014 overgelegd, waarin is vermeld dat het enige verschil tussen de door dit bureau onderzochte brieven de wijze is waarop de printerinkt uitvloeit, maar dat dit niets bewijst over het gebruikte papier. Op basis van het rapport van Paperlinx heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat [naam] een bij de Belastingdienst gemaakte kleurenkopie van het origineel van de brief d.d. 12 augustus 2011 met documentcode D-010-3-3 heeft onderzocht.
Aan de verdediging moet worden toegegeven dat op grond van het technische rapport van [naam] niet kan worden vastgesteld dat daadwerkelijk de originele versie van de brief d.d. 12 augustus 2011 is onderzocht en niet een kleurenkopie ervan. Als het gaat om een kleurenkopie zouden de door [naam] geconstateerde afwijkingen, die betrekking hebben op de printtechniek, ook daaruit kunnen worden verklaard. Het onderzoek van [naam] vormt een belangrijke schakel in de bewijsketen. Bovendien is [medewerker Belastingdienst] in hoger beroep op 31 maart 2021 als getuige gehoord bij de raadsheer-commissaris. Bij die gelegenheid heeft hij verklaard dat de handtekening op de brief met kenmerk D-010-3-3 (dossierpagina 108) zijn handtekening zou kunnen zijn.
Gelet op het bovenstaande kan het hof niet boven redelijke twijfel vaststellen dat de brief d.d. 12 augustus 2011 (D-010-3-3) een vals of vervalst document is.
Deze twijfel dient in het voordeel van de verdachte te leiden tot vrijspraak van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, overweegt het hof als volgt.
Wat betreft het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft het hof hiervoor reeds overwogen dat het niet boven redelijke twijfel kan vaststellen dat de brief d.d. 12 augustus 2011 (D-010-3-3, dossierpagina 108) een vals of vervalst document is. Om die reden dient de verdachte ook van dit onderdeel in het onder 2 subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Wat betreft de documenten die in de tenlastelegging zijn aangeduid als D-002, D-003, D-004, D-005, D-006, D-009-1-2, D-016-1-2 en D-016-2-2 is door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep andermaal aangevoerd dat de verdachte zich op het standpunt stelt dat hij niet op de hoogte was van de valsheid van deze documenten, die hij van [medeverdachte] heeft gekregen. De verdachte had geen reden te twijfelen aan de echtheid van de documenten. Het bewijs voor het vereiste opzet ontbreekt, aldus de raadsman.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging een schriftelijke verklaring d.d. 21 oktober 2016 overgelegd, waarin [medeverdachte] verklaart dat hij documenten persoonlijk heeft afgegeven bij het Belastingkantoor te Heerlen en dat deze daar zijn afgestempeld door een medewerker van de Belastingdienst. Door [medeverdachte] zijn de genoemde documenten al op 21 mei 2014 overgelegd bij de rechtbank te Breda in zijn eigen belastingprocedure, derhalve bijna een jaar eerder dan dat de documenten door verdachte zijn overgelegd.
Op grond van de stukken in het dossier kan het hof niet boven redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte documenten aan het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch aan de belastingrechter en aan de Belastingdienst heeft overgelegd terwijl hij wist dat deze vals dan wel vervalst waren en dat hij deze documenten opzettelijk als echt en onvervalst heeft gebruikt, dan wel dat hij welbewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat hij gebruik maakte van valse of vervalste documenten. Bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs hiervoor dient de verdachte volledig te worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
Omdat het hof komt tot een algehele vrijspraak, heeft de verdachte geen belang bij een beslissing op het in alinea 3.6 van de pleitnota van de raadsman geformuleerde voorwaardelijke verzoek tot het horen van [medeverdachte] als getuige dan wel het onder punt 3.14 gedane voorwaardelijke verzoek tot het opmaken van een rapport door een onafhankelijk deskundige. Deze voorwaardelijke verzoeken behoeven geen verdere bespreking.