Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/336601 / HA ZA 18-496)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties 1-3;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte van [appellante] ;
- de antwoordakte van de Bosgroep;
- de mondelinge behandeling, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
3.De beoordeling
Voor de tweede fase (het hier in het geding aan de orde zijnde werk) werd in 2014 subsidie gevraagd en gekregen van de provincie Noord-Brabant. Vervolgens is op basis van het aanbestedingsreglement Noord-Brabant het project onderhands aanbesteed. Hiervoor heeft de Bosgroep een RAW-bestek en EMVI-criteria laten opstellen.
- planning;
- de aan te brengen tijdelijke waterkering;
- de ontwatering.
Vraag 6:
Overigens sluiten we nog een andere discussie reeds uit: uw advocaat verwijst ook naar paragraaf 29 lid 3 UAV. Maar geheel onduidelijk blijft van welke afwijkende toestand er in uw visie sprake zou zijn. Geheel met klem wordt betwist dat de samenstelling of het soortelijk gewicht van het slib bij
aanvang van het werkanders zou zijn geweest dan geschetst bij bestek. Dit heeft u ook nooit bij aanvang aangegeven. De indicatieve tabel is overigens gewoon juist. Mocht u van mening zijn, dat het slib
op dit momenteen andere samenstelling heeft dan conform bestek of indicatieve tabel, dan weten wij wel de oorzaak hiervan, namelijk het feit dat u – in strijd met het bestek en uw eigen inschrijving – greppeltjes heeft gegraven, harde ondergrond/zand mee heeft ontgraven (buiten de eis van 0,02 m) en geen rijplaten tussen de 7 ruggen heeft gelegd (in plaats van 4 depots zonder rijplaten), waardoor er vermenging heeft plaatsgevonden. Wij hebben u gewaarschuwd op 30-11-2017 dat een en ander zou leiden tot andere slibsamenstelling. Overigens zal dit ook de zeer aannemelijke oorzaak (of één van de oorzaken, voor zover u dat kan staven) zijn geweest waarom mogelijk de hoeveelheid overschreden is/wordt. Vanzelfsprekend zijn wij voor deze overschrijding niet verantwoordelijk en dient deze hoeveelheid te worden benaderd en bij bepaling van de hoeveelheidsoverschrijding te worden uitgesloten.
(…)”.
- Strijd met besteksbepaling 181204: het ontgraven van de baggerspecie dient zodanig te gebeuren dat hierdoor zo min mogelijk (max 0,02 m) van de harde zandbodem wordt meegenomen.
- Strijd met besteksposten en bepalingen inzake het niet beroeren van de ondergrond zoals opgenomen in onder meer lid 07 (pagina 7 van het bestek), 116110, 211010, 230010 jo 230020 en enkele RAW Standaard bepalingen.
- Strijd met RAW bepaling 223201 inzake het niet berijden van de ondergrond zonder rijplaten en strijd met de beschrijving en tekening uit uw eigen plan van aanpak (waarin u toezegde rijplaten te zullen gebruiken), dat u bij inschrijving hebt ingediend en waarvoor u de hoogste fictieve korting op EMVI-aspecten hebt gekregen.
baggerspecieals verrekenbare hoeveelheid zal worden afgerekend. De omstandigheid dat in de overeenkomst is gekozen voor in- en uitpeiling met een drone brengt niet met zich mee dat de Bosgroep ongeclausuleerd dat wat bij uitpeiling is aangetroffen dient af te rekenen. De in- en uitpeiling dienen immers te worden begrepen in het licht van het doel van de overeenkomst, het ontgraven van de aanwezige
baggerspecie. Nu [appellante] afrekening wenst van 16.793 m3, ligt het, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de Bosgroep, op haar weg om te stellen en te onderbouwen dat de hoeveelheid die door haar is ontgraven de baggerspecie betrof waarvoor het werk is aanbesteed zoals is bedoeld in paragraaf 39 lid 1 UAV. Van een bevrijdend verweer aan de zijde van de Bosgroep in dit verband, zoals [appellante] meent, is geen sprake.