Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C./03/261006 / HA ZA 19-117)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met twee producties;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
- het saldo van bankrekening ** [rekeningnummer 2] (grief 1);
- het saldo van bankrekening ** [rekeningnummer 1] (grief 2);
- het saldo van bankrekening ** [rekeningnummer 3] (grief 3);
- de peildatum voor de waarde van rekeningen ** [rekeningnummer 4] , ** [rekeningnummer 6] en SNS-Lijfrente Sparen.
primairde rechtsgeldigheid van de appeldagvaarding weersproken omdat deze zich richt tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 16 oktober 2019 (zaaknummer 8770923\CV EXPL 20-4822). Dit is een andere zaak. De appeldagvaarding bevat daarmee geen petitum dat voor de vrouw van toepassing kan zijn en voldoet daarom niet aan de eisen die aan een appeldagvaarding worden gesteld op grond van art. 111 Rv in verbinding met art. 353 Rv en is in strijd met de goede procesorde. Zij heeft
subsidiairde grieven van de man inhoudelijk weersproken.
hofstelt vast dat in de appeldagvaarding het hiernavolgende is opgenomen:
AANGEZEGD;
productie 2), van de Rechtbank Limburg, Burgerlijk recht, zittingsplaats Maastricht op 9 december 2020, gewezen op tegenspraak tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde in de zaak met nummer: C/03/261006 HA ZA 19-117
manbetoogt met zijn grief dat hij ten onrechte is veroordeeld tot betaling van de helft van het saldo van de bankrekening met nummer ** [rekeningnummer 2] aan de vrouw omdat het door de rechtbank genoemde saldo van € 41.977,88 zich op 3 januari 2013 niet meer op deze bankrekening bevond. Hij licht zijn grief als volgt toe.
vrouwheeft de grief weersproken.
hofoverweegt als volgt. In geschil is het saldo van de bankrekening met nummer ** [rekeningnummer 2] op 3 januari 2013.
Productie 4is een rekeningafschrift van de bankrekening met nummer ** [rekeningnummer 1] . Uit dit rekeningafschrift blijkt dat op 2 januari 2012 een bedrag van € 41.977,88 van de rekening met nummer ** [rekeningnummer 2] is bijgeschreven op de rekening met nummer ** [rekeningnummer 1] . Uit dit rekeningafschrift blijkt echter niet welk saldo op de rekening met nummer ** [rekeningnummer 2] nog resteerde na de afschrijving van voornoemd bedrag. Dát saldo kan niet op basis van het rekeningafschrift van de rekening met nummer ** [rekeningnummer 1] worden vastgesteld.
productie 5is overgelegd. Uit deze brief blijkt dat de vrouw op 7 januari 2013 ten laste van de man conservatoir derdenbeslag onder de bank heeft gelegd. Hierdoor heeft de bank de tegoeden van de man bij de bank geblokkeerd. Deze brief bevat een overzicht van de tegoeden van de man die zijn getroffen door het beslag. In de brief is weliswaar de bankrekening met nummer ** [rekeningnummer 2] niet vermeld, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het saldo van de rekening op 7 januari 2013 nihil zou zijn. Deze veronderstelling – waarvan het hof overigens niet kan vaststellen of die juist is – laat echter onverlet dat de brief geen enkele informatie geeft over het saldo van de bankrekening met ingang van 3 (in plaats van 7) januari 2013. Ook deze brief kan daarom niet dienen ter vaststelling van het saldo van de bankrekening op de peildatum van 3 januari 2013.
manheeft de rechtbank ten onrechte rekening gehouden met een saldo van € 1.339,00 op 3 januari 2013. Het saldo van deze rekening bedroeg op die datum echter € 935,36 (prod. 4). De man licht zijn grief als volgt toe.
vrouwstelt dat in het door de man overgelegde rekeningafschrift “is te zien dat er nog transacties hebben plaatsgevonden nadat het saldo € 1.339,00 bedroeg”.
hofbegrijpt uit de reactie van de vrouw op de tweede grief van de man, dat zij erkent dat het saldo van de rekening met nummer ** [rekeningnummer 1] op 3 januari 2013 € 935,-- bedroeg. Grief 2 slaagt daarom. De vordering van de man onder 2) zal worden toegewezen.
manbetoogt met zijn grief dat de rechtbank ten onrechte rekening heeft gehouden met een saldo van € 1.230,00. Dit was het saldo op 31 december 2012. Het saldo van de bankrekening met nummer ** [rekeningnummer 3] bedroeg op 3 januari 2013 echter € 75,33 (prod. 4). De man licht zijn grief als volgt toe.
vrouwverklaart dat uit prod. 4 weliswaar blijkt dat € 1.200,-- van de bankrekening met nummer ** [rekeningnummer 3] is overgeboekt naar de rekening met nummer ** [rekeningnummer 1] , maar dat er niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat het saldo van die bankrekening met nummer ** [rekeningnummer 3] € 75,33 bedraagt. Om dit te kunnen vaststellen, is meer nodig dan enkel een willekeurige overschrijving van die rekening. In ieder geval had het rekeningoverzicht van de rekening met nummer ** [rekeningnummer 3] moeten worden overgelegd. De man heeft dit rekeningoverzicht nooit overgelegd. De verwijzing naar prod. 5 (beslagoverzicht) is onvoldoende omdat dit overzicht betrekking heeft op 7 januari 2013 in plaats van 3 januari 2013 (de peildatum).
hofis van oordeel dat de grief faalt en overweegt hiertoe als volgt.
manis de rechtbank voor de waarde(ring) van de saldi van de rekeningen met de nummers ** [rekeningnummer 5] en ** [rekeningnummer 6] en de SNS-lijfrente Sparen (hof: met rekeningnummer [rekeningnummer 8] ) ten onrechte uitgegaan van de peildatum van 9 december 2020 (datum bestreden vonnis). De peildatum voor de waardering van die saldi, is de datum van ontbinding van de huwelijksgemeenschap (3 januari 2013). Er zijn geen goede redenen om uit te gaan van een latere peildatum. Uit prod. 6 blijkt de hoogte van de saldi rondom de peildatum van 3 januari 2013.
vrouwheeft de grief weersproken. Als de peildatum van de waardering van de huwelijksgemeenschap geldt in beginsel de datum van feitelijke verdeling, maar hierop zijn uitzonderingen mogelijk. De rechtbank heeft van die uitzonderingsmogelijkheid, terecht, gebruik gemaakt.
hofoverweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad geldt als peildatum voor de waardering van de tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen (hof: en hiertoe behoort ook een het saldo van een bankrekening als zijnde een vordering van de rekeninghouder op de bank), in de regel de datum van verdeling. Dit is slechts anders als partijen een andere datum zijn overeengekomen of als op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard (HR 8 februari 2013, LJN BY4279 en HR 22 september 2000 LJN AA7205).
hofzal met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv (partijen zijn voormalige echtgenoten) de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt.
4.De uitspraak
- het oordeel over het saldo van de bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] ;
- de peildatum van 9 december 2020 voor de waarde van de volgende rekeningen op naam van de man: