[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats/land] op [geboortedag] ,
wonende te [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank veroordeeld ter zake van het verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van hoeveelheden cocaïne en amfetamine en MDMA en GHB en vrijgesproken in zoverre de tenlastegelegde handelingen heroïne en LSD betreffen (feit 1).
Ook is hij veroordeeld tot het samen met een ander opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne, amfetamine, heroïne, GHB, MDMA en LSD (feit 2) en het samen met een ander opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden hasjiesj en hennep (feit 3).
De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is blijkens de akte instellen hoger beroep onbeperkt ingesteld en daardoor ook gericht tegen de vrijspraken door de rechtbank van het onder 1 tenlastegelegde feit voor zover dit ziet op het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren dan wel aanwezig hebben van heroïne en LSD gedurende de onder 1 tenlastegelegde periode. Het hof is, anders dan de advocaat-generaal en de raadsman ter terechtzitting, van oordeel dat deze vrijspraken zijn aan te merken als beschermde deelvrijspraken. Aangezien een verdachte geen hoger beroep kan instellen tegen een vrijspraak, moet hij in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft, gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2, en 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Door en namens verdachte is betoogd dat ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen kan worden dat sprake is van medeplegen. Daarnaast is een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd en met inachtneming van datgene wat hiervoor onder omvang van het hoger beroep is vastgesteld dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 mei 2017 te Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer (gebruikers)- hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of GHB (4-hydroxybutaanzuur), in elk geval een hoeveelheid van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of GHB (4-hydroxybutaanzuur),
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of GHB(4-hydroxybutaanzuur), (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2017 te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 190 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- 1,8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of - 25 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of
- 17,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxybutaanzuur) en/of
- 854 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
- 375 papertrips LSD, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (d-lysergzuurdiethylamide) (lysergide/LSD),
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of heroïne en/of MDMA en/of LSD (lysergzuurdiethylamide), (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2017 te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 1468 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), en/of
- 3697 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 mei 2017 te Roosendaal, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd (gebruikers)- hoeveelheden cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of GHB (4-hydroxybutaanzuur),
zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA en GHB(4-hydroxybutaanzuur), middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 31 mei 2017 te Roosendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 190 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en
- 1,8 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, en
- 25 gram van een materiaal bevattende heroïne, en
- 17,7 gram van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxybutaanzuur) en
- 854 gram van een materiaal bevattende MDMA, en
- 375 papertrips van een materiaal bevattende LSD (d-lysergzuurdiethylamide) (lysergide/LSD),
zijnde cocaïne en amfetamine en heroïne en MDMA en LSD (lysergzuurdiethylamide), middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij op 31 mei 2017 te Roosendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
zijnde hasjiesj en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof is ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat geen sprake was van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking met zijn echtgenote, medeverdachte Rais, dat medeplegen bewezen kan worden verklaard. Het bewijs schiet daarvoor naar het oordeel van het hof tekort. Bewezen kan echter wel worden dat verdachte de delictsbestanddelen als pleger geheel heeft vervuld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Door en namens verdachte is verzocht om te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs gedurende een periode van 5 maanden. Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid hard- en softdrugs in zijn woning aanwezig gehad. Het hof rekent het verdachte aan dat deze drugs werden bewaard in de woning, terwijl in die woning ook zijn minderjarige kinderen verbleven. In het algemeen geldt voor verdovende middelen dat deze verslavend zijn en nadelige effecten hebben voor de gebruikers daarvan. Verdachte heeft voor deze nadelige effecten in het geheel geen oog gehad maar zich bij zijn handelen slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte nog verklaard dat hij in drugs heeft gedeald voor het geld.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten die zijn ontwikkeld ten behoeve van de straftoemeting door de zittende magistratuur nemen als uitgangspunt in het geval sprake is van het door een zogenaamde first-offender dealen van harddrugs vanuit een woning gedurende een periode van 8 maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. In dit geval is daarnaast bewezenverklaard dat verdachte harddrugs en softdrugs voorhanden heeft gehad. Het (kennelijke) standpunt van de raadsman dat het voorhanden hebben van drugs niet strafverhogend werkt, omdat dealen van drugs niet mogelijk is zonder deze voorhanden te hebben volgt het hof niet.
Daarnaast geldt dat het hof ten nadele van de verdachte bij de straftoemeting heeft meegewogen dat verdachte, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 mei 2021, reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet. Gelet op al het voorgaande en de ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten heeft het hof bij de strafoplegging dan ook het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden tot uitgangspunt genomen.
Het hof heeft echter geconstateerd dat tussen de inverzekeringstelling van de verdachte op 31 mei 2017 en het vonnis van de rechtbank op 1 november 2019 een periode van 2 jaar en ruim 5 maanden is verstreken, zodat de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim 5 maanden is overschreden. Dit brengt met zich dat een strafkorting dient te worden toegepast en de op te leggen gevangenisstraf dient te worden verminderd tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
Ter terechtzitting van het hof is daarnaast ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte gebleken dat verdachte een Wajong-uitkering ontvangt en dat zijn echtgenote hulpbehoevend is en dat verdachte en zijn echtgenote 3 minderjarige kinderen hebben waarvoor zij de zorg dragen. Het hof zal om die reden een deel van de straf, te weten voor een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaar. De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht wordt op deze straf in mindering gebracht.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt daarnaast enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf zoals verzocht door de verdediging, gelet op de periode waarin verdachte meerdere soorten drugs heeft verhandeld, gelet op de hoeveelheid en soorten drugs die in de woning zijn aangetroffen op 31 mei 2017 en gelet op het gegeven dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.