ECLI:NL:GHSHE:2022:1092

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
200.279.899_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep met betrekking tot een huurovereenkomst tussen [persoon A] en [persoon B]. [persoon B] heeft op 1 december 2010 een woning verhuurd aan [persoon A]. De huurovereenkomst is onderhevig aan de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte (ROZ 2003). Er zijn geschillen ontstaan die hebben geleid tot een procedure die door [persoon B] is aangespannen op 11 juni 2018. [persoon A] heeft de vorderingen van [persoon B] betwist en tegenvorderingen ingesteld. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen, waaronder een tussenvonnis van 30 augustus 2018 en een eindvonnis van 26 maart 2020, beslissingen genomen over de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning.

Tegen de vonnissen van de kantonrechter heeft [persoon A] hoger beroep ingesteld, wat heeft geleid tot deze procedure bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaken zijn gevoegd onder de zaaknummers 200.279.891/01 en 200.279.899/01. Het hof heeft op 5 april 2022 een arrest gewezen, waarin het verdere verloop van de procedure is besproken. Het hof heeft partijen verzocht om uitsluitsel te geven over bepaalde processtukken voordat het op de inhoud van de zaak kan ingaan. De zaak is verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van [persoon B] op 3 mei 2022, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummers 200.279.891/01 en 200.279.899/01
arrest van 5 april 2022
in de gevoegde zaken van
zaaknummer 200.279.891/01
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
advocaat: mr. D.M. Lamers te Eindhoven,
tegen:
[persoon B],
wonende te [woonplaats] (België),
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
advocaat: mr. B. Poort te Eindhoven,
als vervolg op het arrest in het incident van dit hof van 15 december 2020 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer/rolnummer 6983523 CV EXPL 18-4557 tussen partijen gewezen vonnis van 26 maart 2020.
zaaknummer 200.279.899/01
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
advocaat: mr. D.M. Lamers te Eindhoven,
tegen:
[persoon B],
wonende te [woonplaats] (België),
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
advocaat: mr. B. Poort te Eindhoven,
als vervolg op het arrest in het incident van dit hof van 15 december 2020 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer/rolnummer 6983523 CV EXPL 18-4557 tussen partijen gewezen vonnis van 28 november 2019.
5. Het verdere verloop van de procedures
zaaknummer 200.279.891/01
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het arrest in het incident van 15 december 2020;
  • de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van [persoon B] van 23 februari 2021 met producties;
  • de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [persoon A] van 6 april 2021 met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd.
zaaknummer 200.279.899/01
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het arrest in het incident van 15 december 2020;
  • vervolgstukken uit de andere procedure; zie hierna onder 6.4.
Partijen hebben arrest gevraagd.

6.De verdere beoordeling

zaaknummers 200.279.891/01 en 200.279.899/01
6.1
Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van een huurovereenkomst. [persoon B] heeft met ingang van 1 december 2010 de woning aan het [adres] aan [persoon A] verhuurd. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte (ROZ 2003) van toepassing. In verband met een eerdere huurovereenkomst tussen partijen voor deze woning is in de huurovereenkomst een bepaling over aanpassingen aan de woning opgenomen, aangeduid als generaal pardon. Tussen partijen zijn geschillen ontstaan die ertoe hebben geleid dat [persoon B] bij dagvaarding van 11 juni 2018 de onderhavige procedure tegen [persoon A] aanhangig heeft gemaakt. [persoon A] heeft de vorderingen van [persoon B] betwist en in reconventie tegenvorderingen ingesteld.
6.2
Bij tussenvonnis van 30 augustus 2018 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald, die op 6 november 2018 heeft plaatsgevonden. Bij deelvonnis van 13 december 2018 heeft de kantonrechter de vordering van [persoon B] tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toegewezen en voor het overige iedere beslissing aangehouden. Na een tussenvonnis van 4 april 2019 heeft de kantonrechter bij vonnis van 28 november 2019 een provisionele vordering van [persoon A] afgewezen en op de vorderingen in conventie en in reconventie gedeeltelijk beslist. Bij eindvonnis van 26 maart 2020 heeft de kantonrechter op de resterende vorderingen beslist.
6.3
Tegen het vonnis van 28 november 2019, voor zover dit een eindvonnis betreft, heeft [persoon A] hoger beroep ingesteld dat onder zaaknummer 200.279.899/01 aanhangig is.
Tegen het eindvonnis van 26 maart 2020 heeft [persoon A] hoger beroep ingesteld dat onder zaaknummer 200.279.891/01 aanhangig is.
Beide beroepszaken betreffen dezelfde zaak in eerste aanleg. De zaken zijn daarom bij incidentele arresten van dit hof van 15 december 2020 gevoegd.
6.4
In elk van beide beroepszaken heeft [persoon A] op 6 oktober 2020 per zaak een afzonderlijke memorie van grieven genomen. In de zaak met zaaknummer 200.279.891/01 hebben partijen memories gewisseld die bij die zaak over het eindvonnis van 26 maart 2020 passen. In de zaak met zaaknummer 200.279.899/01 zijn in het procesdossier na het tussenarrest van 15 december 2020 memories opgenomen die gelijkluidend zijn aan de memories die in de andere zaak zijn genomen, waarbij op die stukken alleen het zaaknummer is gewijzigd. Die memories betreffen niet het deelvonnis van 28 november 2019 en niet de memorie van grieven over dat vonnis.
6.5
Na het tussenarrest van 15 december 2020 is alleen door [persoon A] aanvullend gefourneerd en niet tevens door [persoon B] . Vergelijking van de laatste gedeelten van de procesdossiers is daardoor niet mogelijk. Alvorens het hof op de inhoud van de zaak kan ingaan, dienen partijen uitsluitsel te geven over de vraag
welke stukken in de zaak met zaaknummer 200.279.899/01 na het tussenarrest van 15 december 2020 zijn genomen. Het hof zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van [persoon B] . [persoon A] zal hierop bij antwoordakte kunnen reageren. Van deze gelegenheid kan [persoon B] gebruik maken om een ontbrekende productie (productie 3 bij dagvaarding in eerste aanleg) aan het dossier toe te voegen. Deze aktewisseling is uitdrukkelijk niet voor enig ander doel bestemd.
6.6
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

7.De uitspraak

Het hof:
zaaknummers 200.279.891/01 en 200.279.899/01
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 3 mei 2022 voor akte aan de zijde van [persoon B] met het hiervoor onder 6.5 vermelde doel, waarna antwoordakte;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, P.S. Kamminga en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 april 2022.
griffier rolraadsheer