In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Sint Trudo tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen Trudo en de geïntimeerde, waarbij de geïntimeerde in de tuin van de gehuurde woning hennepplanten had gekweekt en een aanzienlijke hoeveelheid gedroogde hennep in de schuur had opgeslagen. Trudo heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van de aangetroffen hennep, wat volgens haar een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de huurder opleverde. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de huurovereenkomst niet was ontbonden, omdat de huurder slechts vier hennepplanten had gekweekt, wat volgens hem binnen het gedoogbeleid viel. Trudo heeft echter in hoger beroep zes grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis van de kantonrechter. Het hof heeft geoordeeld dat de huurder tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat de hoeveelheid hennep die was aangetroffen veel groter was dan wat als een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden beschouwd. Het hof heeft de ontbinding van de huurovereenkomst door Trudo per 9 januari 2020 rechtsgeldig verklaard en het eindvonnis van de kantonrechter vernietigd. De geïntimeerde is veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.