ECLI:NL:GHSHE:2022:1049

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
20-001713-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernieling met vorderingen tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1973, was eerder veroordeeld voor het plegen van vernieling en kreeg een taakstraf van 24 uur opgelegd. Daarnaast waren er vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerdere straffen zijn toegewezen, wat betekent dat de verdachte ook de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden moet ondergaan. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de bewijsvoering, waaronder getuigenverklaringen en het gedrag van de verdachte. De verdachte ontkende de vernieling, maar het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001713-21
Uitspraak : 23 maart 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ´s-Hertogenbosch, van 6 juli 2021, parketnummer 01-111323-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummers 20-002810-18, 01-311356-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep ter zake van het plegen van vernieling veroordeeld tot een taakstraf van 24 uur, subsidiair 12 dagen hechtenis. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken (met parketnummer 01-311356-20) en tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden (met parketnummer 20-002810-18) zijn afgewezen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Ten aanzien van de vorderingen tenuitvoerlegging is gevorderd dat deze geheel dienen te worden toegewezen, zodat een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken (parketnummer 01-311356-20) en 2 maanden (met parketnummer 20-002810-18) tenuitvoergelegd zal worden.
Namens verdachte is betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Daarnaast is verzocht om de vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, behalve voor wat betreft de gronden, de opgelegde straf en de beslissing ten aanzien van de vorderingen tenuitvoerleggingen. Nu het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter heeft het hof hieronder bovendien de toepasselijke wettelijke voorschriften vermeld.
Het hof leest de bewezenverklaring bovendien verbeterd in die zin dat is bewezenverklaard dat verdachte:
op 25 april 2021 te Valkenswaard opzettelijk en wederrechtelijk een ruit
dieaan een ander, te weten aan Woningstichting Woningbelang toebehoorde, heeft vernield.
Voor wat betreft de gronden geldt dat de politierechter in het vonnis heeft volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. Reeds omdat verdachte het feit in hoger beroep niet heeft bekend en vrijspraak is bepleit kan het hof daarmee niet volstaan. Het hof heeft daarom de bewijsmiddelen die het hof voor het bewijs van het tenlastegelegde heeft uitgewerkt. Dit betreffen, behalve de door de politierechter in het vonnis reeds genoemde (opgesomde) gronden, het hierna onder 4 genoemde bewijsmiddel.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, proces-verbaalnummer PL2100-2021088423, gesloten d.d. 27 april 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 41), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 25 april 2021 met bijlagen (pg. 3 t/m 7), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [aangever]:
(pg. 3)
Ik doe aangifte van vernieling. Ik ben als servicemonteur werkzaam bij
woningbouwvereniging Woningbelang, gevestigd aan de [adres 2] . Ik ben bevoegd tot het doen van aangifte namens Woningbelang.
Op zondag 25 april 2021 werd ik door de politie geïnformeerd over het feit dat er een ruit vernield was bij het pand [adres 3] . Deze hoekwoning is eigendom van ons. Het betreft het bovenste raam, rechts naast de voordeur.
Woningbelang heeft niemand het recht of toestemming gegeven om het raam te vernielen.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 25 april 2021 (pg. 8 en 9), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige 1] :
(pg. 8)
Op zondag 25 april 2021 omstreeks 01:00 uur lag ik te slapen in mijn woning, gelegen aan de Geenhovensedreef te Valkenswaard.
Op bovengenoemde dag, datum en tijdstip werd ik wakker van glasgerinkel.
Vervolgens hoorde ik nogmaals glasgerinkel waarop ik uit bed ben gekomen.
Direct na het glasgerinkel hoorde ik een scooter starten en wegrijden naar de
voorzijde van mijn woning. Ik heb vervolgens daar uit het raam gekeken en zag een man op een scooter staan bij het tankstation welke tegenover mijn woning is gelegen. De man had donkere kleding aan en volgens mij droeg hij een mutsje of een pet op zijn hoofd.
Ik zag dat hij op een donkerkleurige scooter zat met witte accenten.
Ik zag en hoorde dat de man aan het telefoneren was en hoorde hem meerdere keren
schelden. Ik hoorde dat hij zei dat hij het raam had ingegooid en vervolgens verder ging met schelden. Ik zag vervolgens dat deze man meerdere keren op zijn scooter door de straat reed en verderop in de straat bleef staan.
Ik zag vervolgens dat de politie ter plaatse kwam en naar deze man met scooter reed
waarop hij werd aangehouden. Ik kan voor 100 procent zekerheid zeggen dat dit de man is die tegenover mijn woning aan het bellen was dat hij het raam had ingegooid. Ik heb in dit tijdsbestek ook geen andere mensen gezien in de straat.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2021 (pg. 10), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
(pg. 10)
Op zondag 25 april 2021 omstreeks 00:53 uur ging ik in opdracht van het personeel van het operationeel centrum van de politie-eenheid Oost-Brabant, naar de
[adres 3] .
Aldaar zou zojuist door een man een ruit van een woning zijn vernield.
Deze man zou gekleed zijn in donkerkleurige kleding en zich verplaatsen op een
scooter. Tevens werd door het voornoemde personeel doorgegeven dat deze man zich nog met zijn scooter in de directe omgeving zou ophouden.
Op zondag 25 april 2021 omstreeks 01:01 uur kwam ik ter plaatse op de voornoemde locatie. Ik zag vervolgens dat er schuin tegen over pandnummer 39 een man liep, welke gekleed was in donkerkleurige kleding. Ik zag dat deze man zich begaf naar de hoek van een pand, welke gelegen was aan de [adres 3] gekruist met de [adres 5] . Hierop ben ik richting deze voornoemde man gegaan en hield ik hem staande op de voornoemde kruising, welke exact gelegen was aan de [adres 3] ter hoogte van pandnummer 30. Ik zag dat er naast de man een donkerkleurige scooter stond van het merk: Kymco, type: Agility, kleur: zwart en voorzien van het kenteken: [kenteken] .
De door mij staande gehouden man, gaf mij des gevraagd op te zijn genaamd:
[verdachte] geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats]
en bleek later woonachtig te zijn aan het [adres 4] .
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2021 (pg. 10), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
(pg. 23)
Voor het onderzoek was tevens de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] in beslag genomen. Het betref een mobiele telefoon van het merk Samsung, type Galaxy AIO, kleur zwart. Telefoonnummer van het toestel is [telefoonnummer 1] . Tijdens het verhoor heeft verdachte [verdachte] mij toestemming gegeven om in zijn telefoon te kijken naar zijn recente telefoongesprekken en recente
berichten.
Ik verbalisant [verbalisant 2] heb de telefoon geopend en ik zag onder zijn recente
telefoongesprekken dat hij op 25 april 2021 9 keer heeft gebeld met het nummer van contact [getuige 2] . De laatste keer was om 00:59 uur. In de telefoon van verdachte [verdachte] staat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gekoppeld aan contact [getuige 2] .
Naar aanleiding van deze bevindingen heb ik verbalisant telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer van [getuige 2] . Ik kreeg [getuige 2] aan de lijn en zij vertelde mij dat het haar telefoonnummer was. [getuige 2] is de bewoonster van de woning gelegen aan de [adres 3] .
5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 25 april 2021 (pg. 24 t/m 26), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor getuige [getuige 2] :
(pg. 24)
Ik, verbalisant, [verbalisant 2] verklaar het volgende:
Op zondag 25 april 2021 om 13:00 uur verhoorde ik, in persoon, de getuige:
Achternaam [getuige 2]
Voornamen [getuige 2]
Adres [adres 3]
Postcode plaats [postcode] [woonplaats]
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
O: Opmerking verbalisant
A: Ik was vannacht niet thuis op de [adres 3] .
O: Het telefoonnummer waar ik u op gebeld heb, namelijk [telefoonnummer 2] , is vannacht ook gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Dit gesprek heeft, vannacht plaats gevonden, 25 april 2021, te 00:59 uur.
V: Heb jij vannacht om 00:59 uur dit telefoongesprek gevoerd?
A: Euh, ja ik pak altijd op.
V: Met wie heb je gesproken?
A: Dat was [verdachte] .
V: Hoe weet je dat het die persoon was?
A: Ik herkende meteen zijn stem.
V: Wat zei [verdachte] tegen jou toen hij jou om 00:59 uur belde?
A: Hij zei dat hij een raam in ging gooien bij mijn woning. Hij dreigde daarmee. Hij
zei: “Ik gooi weer al je ramen eruit.”
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
In hoger beroep is van de zijde van de verdachte nog aangevoerd dat het tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard. Verdachte ontkent dat hij het feit heeft gepleegd en ander bewijs voor het tenlastegelegde is niet aanwezig. Zo zijn er geen camerabeelden van het incident voorhanden en is op de kleding of schoenen van de verdachte geen glas aangetroffen. Daar komt bij dat getuige [getuige 1] de vernieling op zichzelf niet heeft gezien. Door de verdediging is dan ook verzocht om verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken.
Het hof stelt vast dat het verweer door de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wordt weerlegd. Uit die bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte om 00:59 uur met getuige [getuige 2] heeft gebeld en haar heeft gemeld dat hij haar ruiten weer zou ingooien, terwijl uit de verklaring van getuige [getuige 1] volgt dat omstreeks 01:00 uur daadwerkelijk een ruit van de betreffende woning is vernield door een persoon met een scooter die aan het bellen was en zei dat hij het raam had ingegooid. Verdachte werd direct na het incident, even na 01:00 uur, ter plaatse aangehouden door een gealarmeerde verbalisant, terwijl hij naast zijn scooter stond. Volgens getuige [getuige 1] was de aangehouden persoon de persoon die tegenover haar woning had gestaan met de scooter. Het hof heeft op grond van voornoemde wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Het verweer faalt.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Namens de verdachte is verzocht om te volstaan met een voorwaardelijke (taak)straf voor een beperkt aantal uren, nu verdachte zich zelfstandig tot een verslavingskliniek heeft gewend en is afgekickt van de drugs. Afgezien van een incident rond de jaarwisseling is verdachte bovendien niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit van de woning die [getuige 2] , met wie verdachte een kortstondige relatie heeft gehad, ten tijde van het tenlastegelegde huurde. Met dat handelen heeft verdachte schade en overlast veroorzaakt aan de Woningbouwvereniging en overlast aan [getuige 2] .
Het hof heeft voorts ten nadele van de verdachte meegewogen dat verdachte, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 januari 2022, reeds eerder onherroepelijk ter zake van het plegen van vernieling is veroordeeld. Bovendien is verdachte in het verleden nog onherroepelijk ter zake van andere strafbare feiten veroordeeld, waaronder mishandeling, bedreiging en belaging. Verdachte heeft voor die feiten geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf gekregen, maar is telkens veroordeeld tot het verrichten van taakstraffen en/of voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof stelt vast dat deze veroordelingen verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van een vernieling, zoals thans is bewezenverklaard. Het hof is dan ook, met de advocaat-generaal, van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten en gelet op de documentatie van de verdachte niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 2 weken met zich brengt. Het opleggen van een voorwaardelijke (taak)straf zoals is verzocht namens de verdachte, is naar het oordeel van het hof niet meer aan de orde.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 juni 2020 onder parketnummer
20-002810-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Namens de verdachte is gesteld dat de tenuitvoerlegging van deze straf niet proportioneel is gelet op de context waarin het thans bewezenverklaarde feit zich heeft voorgedaan en is verzocht de vordering af te wijzen.
Het hof is, anders dan de raadsman, ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast. De context waaronder het thans bewezenverklaarde feit zich heeft voorgedaan maakt dit niet anders.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 4 maart 2021 onder parketnummer 01-311356-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Namens de verdachte is gesteld dat de tenuitvoerlegging van deze straf niet proportioneel is gelet op de context waarin het thans bewezenverklaarde feit zich heeft voorgedaan en is verzocht de vordering af te wijzen.
Het hof is, anders dan de raadsman, ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast. De context waaronder het thans bewezenverklaarde feit zich heeft voorgedaan maakt dit niet anders.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing ten aanzien van de vorderingen tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 juni 2020, parketnummer 20-002810-18, te weten van:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 4 maart 2021, parketnummer 01-311356-20, te weten van:
een g
evangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 23 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J. Henzen en mr. N.I.B.M. Buljevic zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.