Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
3. [geïntimeerde 3] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/294726 / KG ZA 21-276)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
compos mentiswas.
compos mentiswas. Wanneer dat standpunt juist is, kunnen [geïntimeerden] haar dat testament niet met vrucht tegenwerpen. Dit betreft een bevrijdend verweer van [appellante] tegen de vordering van [geïntimeerden] zodat het aan haar is om de juistheid van dit verweer voldoende aannemelijk te maken. Naar het oordeel van het hof is [appellante] hier zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet in geslaagd. [appellante] heeft uitgebreid betoogd dat de verstandhouding tussen erflater en diens beide zussen, met name met zijn zus [persoon B] , reeds lange tijd slecht was. In die situatie acht [appellante] het onaannemelijk dat erflater hen daadwerkelijk tot zijn erfgenamen heeft willen benoemen. De sterke aanwijzing die [appellante] hierin ziet dat erflater ten tijde van het verlijden van het testament op 23 december 2019 niet
compos mentiswas, is er naar het voorlopig oordeel van het hof evenwel niet in gelegen. Het testament van 23 december 2019 houdt een expliciete uitsluiting van [appellante] als erfgenaam in, waar zij eerder nog tot enig erfgenaam was benoemd, en een keuze voor erfopvolging bij versterf naar Nederlands recht. Uit de producties die [appellante] in de loop van de procedure heeft overgelegd komt naar voren dat de relatie tussen erflater en haarzelf in de laatste jaren van diens leven ernstig onder druk heeft gestaan. In die situatie is een keuze voor erfopvolging bij versterf niet zo onwaarschijnlijk als [appellante] meent dat het is. Welke motieven erflater voor die keuze gehad kan hebben is in dit verband overigens niet relevant: het is in ieder geval niet een keuze die wijst op een geestelijke stoornis.
compos mentiswas. Een medische verklaring die (enige) steun geeft aan deze stelling ontbreekt in ieder geval. De maatregelen die eind 2020 zijn getroffen (bewind, opname ter observatie) wijzen op een verslechterende geestelijke toestand van erflater in die periode, maar bieden geen aanknopingspunten voor de stelling dat hij op 23 december 2019 niet in staat was ten aanzien van zijn nalatenschap zijn wil te bepalen.