ECLI:NL:GHSHE:2022:1017

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
200.275.910_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van afspraken tussen vakbonden en gemeente in het Georganiseerd Overleg met betrekking tot arbeidsvoorwaarden en budgetten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van CNV Connectief en FNV tegen de Gemeente Eindhoven. De zaak betreft de uitleg van afspraken die zijn gemaakt in het Georganiseerd Overleg (GO) tussen vakbonden en de gemeente over arbeidsvoorwaarden en de afschaffing van de afscheidsgratificatie. De Gemeente heeft sinds 2011 gestreefd naar versobering van arbeidsvoorwaarden, en in 2016 werd een convenant gesloten waarin werd afgesproken dat de afscheidsgratificatie per 1 januari 2016 zou vervallen. CNV c.s. vorderden in eerste aanleg dat het overeenstemmingsvereiste van toepassing blijft op vier personele budgetten, waaronder de afscheidsgratificatie. De rechtbank Oost-Brabant heeft in het deelvonnis van 27 maart 2019 de vordering van CNV c.s. toegewezen, maar in het eindvonnis van 11 december 2019 werden de overige vorderingen afgewezen. In hoger beroep voerden CNV c.s. grieven aan tegen deze afwijzing en stelden dat de Gemeente verplicht is om de afgesproken budgetten structureel te verwerken. Het hof oordeelde dat CNV c.s. gerechtvaardigd mochten vertrouwen op een structurele bijdrage van € 450.000 per jaar voor de afscheidsgratificatie, en dat de Gemeente deze budgetten moest herstellen. Het hof vernietigde het eindvonnis van de rechtbank en veroordeelde de Gemeente om de personele budgetten te herstellen en in de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.275.910/01
arrest van 29 maart 2022
in de zaak van

1.CNV Connectief,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
FNV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als CNV c.s.,
advocaat: mr. J. de Waard te Utrecht,
tegen
Gemeente Eindhoven,
gevestigd te Eindhoven,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de Gemeente,
advocaat: mr. H.A.E. van Soest te Zoetermeer,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 maart 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 11 december 2019, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen CNV c.s. als eiseressen en de Gemeente als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/333869 / HA ZA 18-308)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven tevens eiswijziging met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de mondelinge behandeling van 17 november 2021, waarbij partijen CNV c.s. pleitaantekeningen hebben overgelegd;
  • de bij brief van 5 november 2021 toegezonden productie 21, die partijen CNV c.s. bij mondelinge behandeling bij akte in het geding hebben gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
De Gemeente streeft vanaf 2011 naar versobering en vereenvoudiging van de voor haar ambtenaren geldende arbeidsvoorwaarden.
3.1.2.
Binnen de Gemeente is sprake van een commissie voor georganiseerd overleg, samengesteld uit een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en een vertegen-woordiging van de toegelaten werknemersorganisaties (zulks ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet). CNV c.s. zijn vakorganisaties die zich onder meer ten doel stellen de belangen van hun leden te behartigen die als ambtenaar werkzaam zijn bij de gemeenten. CNV c.s. nemen deel aan het georganiseerd overleg (GO) als hiervoor bedoeld.
3.1.3.
Binnen de Gemeente gold tot 2020 de CAR/EAR. Daarbij staat CAR voor collectieve arbeidsvoorwaarden voor de sector gemeenten en EAR voor Eindhovense Arbeidsvoorwaardenregeling. Artikel 12:2 CAR/EAR houdt, voor zover hier relevant, in dat deze commissie overleg voert over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd.
3.1.4.
Artikel 12:4:1:8 CAR/EAR lid 1 houdt in, voor zover hier relevant, dat vaststelling, wijziging of intrekking van arbeidsvoorwaarden behorend tot de rechtstoestand als bedoeld in artikel 12:2 CAR/EAR niet kan plaatsvinden dan nadat daarover overeenstemming is bereikt tussen de vertegenwoordiging van de gemeente en de meerderheid in de vertegenwoordiging van werknemersorganisaties. Lid 4 hiervan houdt in dat personele middelen niet (mede) voor algemene belangen worden gebruikt tenzij daarover overeenstemming is bereikt.
3.1.5.
Op 19 december 2011 is tussen het GO en de Gemeente een ‘Convenant inzake versobering arbeidsvoorwaarden’ tot stand gekomen.
3.1.6.
Op 18 april 2016 is in het GO tussen partijen overeenstemming bereikt over een aantal onderwerpen. De op die datum door partijen ondertekende
“Overeenkomst over overeenstemmingsvereiste, invoering hoofdstuk 3 in de CAR/EAR en afschaffing van de arbeidsgratificatie”houdt onder meer in:
“Partijen […]
Gelet op de volgende overwegingen
In het GO is diverse keren gesproken over de invoering van het nieuwe beloningshoofdstuk 3 CAR/EAR, het afschaffen van de arbeidsgratificatie en de invoering in structurele zin van het overeenstemmingsvereiste.
De navolgende aspecten spelen hier:
Partijen willen het nieuwe beloningshoofdstuk 3 in harmonie invoeren, ingaande
1 januari 2016.
Partijen willen een nieuwe overeenkomst in structurele zin met betrekking tot het overeenstemmingsvereiste, ingaande 1 januari 2016.
[…]
Partijen willen nadere afspraken maken over nader te noemen personele budgetten.
Partijen willen in co-productie beleid voorbereiden en overeenkomen over duurzaam levensfasebewust personeelsbeleid en hier geoormerkte personele budgetten voor inzetten.
Komen het volgende overeen
Met betrekking tot de strekking en reikwijdte van het overleg in het GO:
In artikel 12:2 lid 2 en 3 […] CAR worden gesteld dat er nadere regels kunnen worden opgesteld over de werkwijze van de commissie. In de navolgende tekst wordt hieraan invulling gegeven.
Invoering, intrekking of wijziging van een regeling welke verplichtingen schept voor individuele ambtenaren, dan wel waaraan individuele ambtenaren rechten kunnen ontlenen vindt niet plaats dan nadat daarover overeenstemming is bereikt met de meerderheid van de leden van de toegelaten organisaties. Het gaat hierbij om regelingen die de gemeente in onafhankelijkheid van de rijksoverheid en de overlegresultaten op sectoraal niveau […] kan invoeren, wijzigen of intrekken, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders […];
e.e.a. met ingangsdatum 1 januari 2016.
[…]
Met betrekking tot de invoering van het beloningshoofdstuk 3 wordt nu het navolgende overeengekomen:

De komende 6 maanden worden er in het kader van duurzaam leeftijdsbewust personeelsbeleid collectieve voorstellen ontwikkeld voor zowel oudere als jongere medewerkers, bijvoorbeeld een Eindhovense Zilverpool voor boventalligen en een Generatiepact. Onder andere het budget dat vrijkomt als gevolg van het afschaffen van de afscheidsgratificatie en het eventuele jaarlijkse overschot met betrekking tot flexibele beloning worden hiervoor ingezet.

Partijen committeren zich tot het instellen van een werkgroep die in co-creatie de onderwerpen Eindhovense Zilverpool […] en Generatiepact gaat voorbereiden. De werkgroep komt met een voorstel naar het GO.
Het WG-deel zorgt tevens voor een financiële doorrekening. Vast te stellen beleid en inzet van budget worden in het GO nader besproken en mogelijk overeengekomen.

Het streven van de partijen is om voor 1 juli 2016, doch uiterlijk 1 januari 2017, overeenstemming te bereiken over de inzet van het budget van de afscheidsgratificatie voor duurzaam leeftijdsbewust personeelsbeleid.

Partijen zijn het eens over de invoering van het nieuwe beloningshoofdstuk 3 CAR-UWO, inclusief lokale bepalingen EAR (kan- en breedtebepalingen), per 1 januari 2016.

De afscheidsgratificatie vervalt per 1 januari 2016. […]

Over de inzet van personele budgetten wordt het volgende afgesproken:
- Personele budgetten vallen in structurele zin niet onder het overeenstemmingsvereiste, met uitzondering van hetgeen hieronder is opgenomen.
- De onderstaande personele budgetten worden aangewend voor de arbeidsvoorwaarden in brede zin zoals die in het GO tot dusver zijn overeengekomen;
- De onderstaande personele budgetten worden niet (mede) voor algemeen belang gebruikt, tenzij daarover binnen het GO overeenstemming is bereikt:
o
flexibele beloning/sociale activiteiten (normbedrag is 2016);
o
vervoersmanagement (gesloten budget)
o
vrijvallende middelen vanuit het eerder vervallen van de uitloopschalen; de wijze van berekening vindt plaats zoals overeengekomen in het GO van 12 oktober 2015;
o
het budget van de afscheidsgratificatie 2015 (450.000 euro);
-
Deze vier budgetten worden geoormerkt;
-
In het jaarlijkse reserveringsdossier dienen derhalve de overblijvende gelden uit genoemde vier budgetten overgeheveld te worden naar het volgende jaar;
-
[…]

De afspraak uit het ‘Convenant versobering arbeidsvoorwaarden 2011’
dat de budgetten van het vervallen van de uitloopschalen en afscheids-
gratificatie via [het] overeenstemmingsvereiste zullen worden benut voor
de modernisering van arbeidsvoorwaarden blijft gelden. Daarmee is het
laatste overleg hierover gevoerd en aldus afgerond. […]”.
3.1.7.
Op 25/26 januari 2017 zijn partijen het volgende met elkaar overeengekomen:
“een allesomvattend overlegresultaat over het realiseren van een Generatiepact c.a. […] en het faciliteren van een maatwerkoplossing voor 11 (seniore) boventalligen […].
Financiering
De invulling van het Generatiepact en de […] Maatwerkregeling worden o.a. gefinancierd uit de vrijvallende middelen als gevolg van het afschaffen van de uitloopschalen en de afscheidsgratificatie alsmede resterende incidentele middelen. Op deze wijze hebben overlegpartners in financiële zin invulling gegeven aan het GO Convenant dat op 18 april 2016 werd afgesloten en wordt hierdoor tevens afgesproken dat er binnen het GO geen nadere budgettaire beraadslagingen meer hoeven plaats te vinden in dit kader”.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vorderden CNV c.s. in eerste aanleg, kort gezegd, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat ook na het bereiken van de overeenstemming op 25 en 26 januari 2017 het overeenstemmingsvereiste onverkort van toepassing is voor (het aanwenden van) de vier personele budgetten:
a. a) flexibele beloning / sociale (normbedrag is 2016);
b) vervoersmanagement (gesloten budget)
c) vrijvallende middelen vanuit het eerder vervallen van de uitloopschalen, (berekend conform het GO van 12 oktober 2015) en
d) het budget van de afscheidsgratificatie 2015 (€ 450.000,=);
II. de Gemeente met onmiddellijke ingang te verbieden om (verdere) uitvoering te geven aan besluiten die zij heeft genomen die ten koste gaan van (de hoogte van) deze vier personele budgetten totdat ter zake overeenstemming is bereikt in de commissie van overleg als bedoeld in artikel 12:2 e.v. CAR/EAR;
III. de Gemeente te veroordelen om deze vier personele budgetten te herstellen tot het geldelijk niveau op het moment dat op 25 en 26 januari 2017 overeenstemming werd bereikt, met aftrek van de kosten die sindsdien gemoeid zijn met het Generatiepact en de Maatwerkregeling;
IV. de Gemeente te gebieden om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis inzicht te geven in het reserveringsdossier, specifiek en met in acht name van het hiervoor gevorderde onder III ten aanzien van (de hoogte van) deze vier personele budgetten;
V. aan het gevorderde onder II, III en IV per onderdeel een dwangsom te verbinden voor iedere dag dat de gemeente ten aanzien van een en/of ander in gebreke blijft van € 1.000,00 per dag,
met veroordeling van de Gemeente in de proces- en nakosten in beide instanties.
3.2.2.
Aan deze vordering hebben CNV c.s., kort samengevat, ten grondslag gelegd dat het overeenstemmingsvereiste, als bedoeld in art. 12:4:1:8 CAR/EAR, van toepassing is op de in de overeenkomst van 18 april 2016 genoemde vier personele budgetten. Ook ten aanzien van de besteding van een surplus na aanwending van de budgetten voor het Generatiepact en de Maatwerkregeling geldt het overeenstemmingsvereiste, aldus CNV c.s. De Gemeente is gehouden tot nakoming van de gemaakte afspraken.
3.2.3.
De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het deelvonnis van 27 maart 2019 heeft de rechtbank de vordering sub I toegewezen en voor recht verklaard dat ook na het bereiken van overeenstemming tussen partijen op 25/26 januari 2017 het overeenstemmingsvereiste onverkort van toepassing is voor (het aanwenden van) de vier personele budgetten. Tevens is de Gemeente in de gelegenheid gesteld om bij akte inzicht te verschaffen in het (eventuele) surplus van de vier budgetten, waarbij iedere verdere beoordeling en beslissing is aangehouden.
3.2.5.
In het eindvonnis van 11 december 2019 heeft de rechtbank de vorderingen sub II tot en met IV afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.
3.3.
CNV c.s. voeren in hoger beroep 10 grieven aan. CNV c.s. concluderen tot vernietiging van het beroepen vonnis. Zij verzoeken tot toewijzing van de in hoger beroep als volgt gewijzigde vordering, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de Gemeente met onmiddellijke ingang te verbieden om (verdere) uitvoering te
geven aan besluiten die zij heeft genomen die ten koste gaan van (de hoogte) van de
vier personele budgetten:
a. Flexibele beloning / sociale activiteiten
b. Vervoersmanagement;
c. Vrijvallende middelen vanuit het eerder vervallen van de uitloopschalen;
d. Het jaarlijkse budget van de afscheidsgratificatie;
een en ander totdat ter zake overeenstemming tussen partijen is bereikt;
II. de Gemeente te veroordelen de vier onder I) sub a t/m d genoemde personele
budgetten te herstellen tot het geldelijk niveau op het moment dat op 25 en 26 januari
2017 overeenstemming werd bereikt, met opgeteld de jaarlijks terugkerende
vrijvallende budgetten en met aftrek van de – werkelijke en reële – kosten die
sindsdien gemoeid zijn met een – correcte – uitvoering van het Generatiepact en de
Maatwerkregeling, zoals overeengekomen op 25 en 26 januari 2017;
III. de Gemeente te gebieden om binnen 14 dagen na betekening van het arrest inzicht te
geven in het reserveringsdossier, waaruit duidelijk af te leiden moet zijn de
werkelijke en reële kosten die sindsdien gemoeid zijn met een correcte uitvoering
van het Generatiepact en de Maatwerkregeling, zoals overeengekomen op 25 en 26
januari 2017;
IV. aan het gevorderde onder II) en III) per onderdeel een dwangsom te verbinden voor
iedere dag dat de Gemeente ten aanzien van een/of ander in gebreke blijft van
€ 1.000,= per dag;
V. de Gemeente te veroordelen in de (na)kosten van het geding, zowel in eerste aanleg
als in hoger beroep.
3.4.
Het hof verwerpt het door de Gemeente gevoerde verweer tegen de voornoemde eiswijziging bij memorie van grieven. Op grond van art. 353 Rv jo art. 130 Rv komt aan CNV c.s. als oorspronkelijke eiseressen in de procedure de bevoegdheid toe om de eis te wijzigen. De gemeente heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt van strijd met de goede procesorde. Louter de omstandigheid dat CNV c.s. een andere uitleg van de gemaakte afspraken voorstaan is daarvoor niet voldoende.
3.5.
Ter zitting in hoger beroep hebben CNV c.s. de vorderingen sub I, III en IV ingetrokken. Tevens is de vordering sub II ter zitting in hoger beroep gewijzigd in die zin dat deze vordering luidt: de Gemeente te veroordelen de vier onder I) sub a t/m d genoemde personele budgetten te herstellen in dier voege dat het bedrag van de afscheidsgratificatie ad € 450.000,= structureel in de budgetten wordt verwerkt. De in artikel 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusie-regel beperkt de aan de oorspronkelijk eisers toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van eis in hoger beroep in die zin dat zij in beginsel hun eis niet later dan bij memorie van grieven mogen veranderen of vermeerderen. Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, met name indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de eisverandering of -vermeerdering plaatsvindt. Door de Gemeente is ter zitting in hoger beroep ingestemd met voornoemde eiswijziging die enkel nog bestaat uit de gewijzigde vordering sub II en vordering sub V. Het hof acht om die reden de eiswijziging toelaatbaar en gaat in het navolgende uit van de aldus gewijzigde vordering.
3.6.
Het hof zal eerst de grieven 1 en 2 gezamenlijk behandelen. Door middel van deze grieven betogen CNV c.s. dat in de overeenkomst van 18 april 2016 bij de personele budgetten moet worden uitgegaan van een budgettaire ruimte ter zake de afscheidsgratificatie van € 450.000,= per jaar, waarbij het gaat om een structurele bijdrage en niet om een eenmalig bedrag. De structurele bijdrage is ten onrechte niet correct verwerkt in de budgetten 2018 en 2019, aldus CNV c.s.
3.7.
Het hof stelt voorop dat bij de uitleg van de tussen partijen gemaakte afspraken op 18 april 2016 en 25/26 januari 2017 het aankomt op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf). Het hof overweegt dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van een overeenkomst bij een bepaalde uitleg daarvan conform de hoofdregel van art. 150 Rv de stelplicht (en indien nodig bewijslast) draagt. In deze procedure zijn dat CNV c.s.
3.8.
CNV c.s. stellen voor wat betreft de afscheidsgratificatie dat de gemaakte afspraken aldus mochten worden opgevat dat sprake is van een structurele bijdrage van
€ 450.000,= per jaar. CNV c.s. wijzen ter onderbouwing op onder meer de tekst en inhoud van de overeenkomsten die op 18 april 2016 en 25/26 januari 2017 tussen partijen zijn tot stand gekomen. Ook verwijzen CNV c.s. naar de uitgebreide onderhandelingen die zijn gevoerd tussen de werknemers- en werkgeversdelegatie van het GO en waarvan correspondentie en verslagen als productie in het geding zijn gebracht.
3.9.
Uit de bijlage bij het Convenant van 19 december 2011 volgt volgens CNV c.s. onder C2 dat in de periode 2011 tot en met 2015 jaarlijks een bedrag aan budget werd gereserveerd voor ‘Afscheidsgratificatie’ oplopend van € 540.000,= tot € 750.000,=. In de overeenkomst van 18 april 2016 is bepaald dat de afscheidsgratificatie vervalt en dat – afhankelijk van de invoeringsdatum – deze gratificatie niet meer zal worden betaald per uiterlijk 1 januari 2017. Daarbij is ook bepaald dat het budget van de afscheidsgratificatie 2015 (450.000 euro) - tezamen met drie andere personele budgetten - wordt ‘geoormerkt’ en wordt ‘overgeheveld’ naar het volgende jaar (zie rov. 3.1.6.). Deze personele budgetten vallen onder het overeenstemmingsvereiste en deze worden aangewend voor de arbeidsvoorwaarden in brede zin, blijkens de tekst van de overeenkomst van 18 april 2016. CNV c.s. stellen dat partijen hiermee bedoeld hebben dat het budget van de afscheidsgratificatie jaarlijks wordt aangewend voor de arbeidsvoorwaarden in brede zin.
3.10.
De Gemeente voert hiertegen aan dat het woord ‘jaarlijks’ ontbreekt bij de opsomming van de afscheidsgratificatie als één van de vier personele budgetten in de overeenkomst van 18 april 2016. Gelet op de afschaffing van de gratificatieregeling is besloten om eenmalig een bedrag van € 450.000,= in te leggen in de Maatwerkregeling en het Generatiepact, aldus de Gemeente.
3.11.
Het hof constateert dat ook het woord ‘eenmalig’ ontbreekt bij de opsomming van de afscheidsgratificatie als één van de vier personele budgetten in de overeenkomst van 18 april 2016. Wanneer de Gemeente de intentie had om af te spreken dat slechts eenmalig een bijdrage wordt betaald, lag het naar het oordeel van het hof op de weg van de Gemeente om dat duidelijk in de schriftelijke afspraken met de vakbonden vast te leggen, ook omdat andere genoemde budgetten wel structureel waren. In dit geval is dat niet gebeurd. Verder heeft de Gemeente niet (voldoende) betwist dat in de periode vóór 2016 sprake was van een jaarlijks budget dat werd gereserveerd door de Gemeente voor de afscheidsgratificatie. Dat en waarom dit jaarlijks budget door CNV c.s. in de onderhandelingen zomaar zou zijn prijsgegeven, of wat hiertegenover is gesteld door de Gemeente in de onderhandelingen heeft de Gemeente niet (voldoende) toegelicht.
3.12.
Gelet op de wilsvertrouwensleer zoals neergelegd in art. 3:33 en 3:35 BW mochten CNV c.s. de met de Gemeente gemaakte afspraken redelijkerwijs zo opvatten dat door de afschaffing van de afscheidsgratificatie sprake was van een vrijgevallen structurele bijdrage ter hoogte van€ 450.000,= per jaar. In de overeenkomst van 18 april 2016 staat vermeld: ‘
De afspraak uit het ‘Convenant versobering arbeidsvoorwaarden 2011’ dat de budgetten van het vervallen van de uitloopschalen en afscheidsgratificatie via [het] overeenstemmingsvereiste zullen worden benut voor de modernisering van arbeidsvoorwaarden blijft gelden.’Zonder de expliciete vermelding dat het alleen gaat om een eenmalige bijdrage, mochten CNV c.s. er gerechtvaardigd op vertrouwen dat het vrijgevallen budget van de afscheidsgratificatie structureel werd aangewend. CNV c.s. mochten daarbij afgaan op de bewoordingen ‘geoormerkt’ en ‘overgeheveld naar het volgende jaar in het jaarlijkse reserveringsdossier’ die duiden op een structurele reservering, in het licht van de gehele overeenkomst van 18 april 2016 als ook de overige omstandigheden van het geval. Daarbij neemt het hof met name de navolgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
a. Op 14 december 2015 wordt tijdens de onderhandelingen in het GO namens het werknemersdeel aan het werkgeversdeel een e-mail verzonden waarin staat vermeld:
“De WGD(werkgeversdeel, hof)
wenst de afscheidsgratificatie af te schaffen waarmee een jaarlijks budget van 4,5 ton vrijvalt.”Indien en voor zover deze weergave (van een jaarlijks budget en dus niet een eenmalig budget) onjuist was, had van de Gemeente verwacht mogen worden dat zij in reactie hierop het standpunt van het werkgeversdeel zou hebben gecorrigeerd. Hiervan is het hof niet gebleken.
b. De Gemeente plaatst op 16 december 2015 een bericht op intranet, waarin staat vermeld:
“In de huidige regeling ontvangt de medewerker bij volledig ontslag wegens arbeidsongeschiktheid of ouderdomspensioen een afscheidsgratificatie. (…) Omdat het niet gaat om een bezuinigingsmaatregel wil de werkgever dit vrijgekomen budget inzetten ten behoeve van boventallige (60+) medewerkers om hen aan het werk te houden.”Wanneer het zou gaan om een eenmalige bijdrage valt naar het oordeel van het hof niet te begrijpen waarom de Gemeente zelf op intranet meldt dat het niet gaat om een bezuinigingsmaatregel.
c. De Gemeente verstuurt op 7 februari 2017 aan de gemeenteraad een raadsinformatiebrief met als onderwerp ‘regeling Generatiepact’ waarin het volgende is opgenomen:
Kosten en dekking
De deelnemende medewerkers gaan maximaal 40% minder werken en leveren hiervoor salaris in. Uitgangspunt is dat de ontstane vacatures worden opgevuld. Omdat de kosten gedurende de periode voor vervanging hoger zijn, dan het in te leveren salaris van de deelnemers ontstaat er een nadeel. Dit nadeel wordt gecompenseerd door het structureel vrijvallen van de uitloopschaal bij vertrek van medewerkers en het structurele budget afscheidsgratificatie. Afhankelijke van het deelnamepercentage is er mogelijk een voorfinanciering noodzakelijk. Het budget afscheidsgratificatie en vrijvallende deel uitloopschalen komt weer beschikbaar, zodra alle kosten en baten met elkaar budgettair neutraal zijn (en daarmee de eventuele benodigde voorfinanciering is terugverdiend).”Ter zitting in hoger beroep heeft de Gemeente niet, althans onvoldoende kunnen verklaren waarom in de raadsinformatiebrief van 7 februari 2017 gesproken wordt over het ‘structurele budget afscheidsgratificatie’ terwijl het standpunt van de Gemeente in deze procedure in hoger beroep is dat het gaat om een eenmalig budget aan afscheidsgratificatie.
3.13.
Naar het oordeel van het hof mochten CNV c.s. - alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende - de tussen partijen gemaakte afspraken zo opvatten dat de Gemeente door het wegvallen van de afscheidsgratificatie een structurele bijdrage van jaarlijks € 450.000,= dient te leveren aan de financiering van de invulling van het Generatiepact en de Maatwerkregeling.
3.14.
De Gemeente voert ter zitting in hoger beroep nog aan dat in overige gemeenten de gratificatieregeling ook is afgeschaft, waarbij gekozen is voor een afbouwperiode zonder structurele bijdragen. Het hof overweegt dat de daarbij (kennelijk) gemaakte afspraken niet relevant zijn voor de uitleg van de afspraken die aan de orde zijn in deze procedure en zoals die tussen partijen zijn gemaakt.
3.15.
Dit betekent dat grieven 1 en 2 slagen. Het hof zal de gewijzigde vordering sub II toewijzen in die zin dat het hof de Gemeente zal veroordelen de personele budgetten te herstellen in dier voege dat het bedrag van de afscheidsgratificatie ad € 450.000 structureel in de budgetten wordt verwerkt.
3.16.
Gelet op het slagen van grieven 1 en 2 en de intrekking van de vorderingen sub I, III en IV behoeven grieven 3 tot en met 8 en grief 10 geen behandeling meer. Met grief 9 komen CNV c.s. op tegen compensatie van de proceskosten in eerste aanleg. De Gemeente dient ook in eerste aanleg in de proceskosten veroordeeld te worden, aldus CNV c.s. Naar het oordeel van het hof is daarvoor aanleiding. Naast de toegewezen verklaring voor recht bij het vonnis van 27 maart 2019 wordt in hoger beroep nu ook de gewijzigde vordering sub II van CNV c.s. toegewezen. Om die reden acht het hof passend om de Gemeente als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van beide instanties.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van CNV c.s. zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 81,00
– griffierecht € 119,00
totaal verschotten € 200,00
en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
3 punten x € 543,00 € 1.629,00
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van CNV c.s. zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 83,38
– griffierecht € 760,00
totaal verschotten € 843,38
en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
2 punten x € 1.114,00 € 2.228,00
Het hof zal de nakosten begroten op € 163,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,00,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het eindvonnis van 11 december 2019 waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de Gemeente de personele budgetten te herstellen in dier voege dat het bedrag van de afscheidsgratificatie ad € 450.000,00 structureel in de budgetten wordt verwerkt;
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van CNV c.s. op € 81,00 aan dagvaardingskosten, op € 119,00 aan griffierecht en op € 1.629,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 83,38 aan dagvaardingskosten, op € 760,00 aan griffierecht en op € 2.228,00 aan salaris advocaat in het hoger beroep, en voor wat betreft de nakosten op € 163,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, A.L. Bervoets en A.C. van Campen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 maart 2022.
griffier rolraadsheer