ECLI:NL:GHSHE:2022:1014

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
200 235 019_02 en 200 234 823_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de koop van een woning en de gevolgen van een bestemmingsplanwijziging voor het gebruik als burgerwoning

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil tussen een koper, verkoper en een makelaar over de koop van een woning. De gemeente heeft het bestemmingsplan gewijzigd, waardoor de koper de woning niet meer als burgerwoning kan gebruiken. De eisende partij krijgt de gelegenheid om haar vorderingen aan te passen in het licht van deze recente ontwikkelingen. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen op 1 mei 2018 en 27 juli 2021, en de zaak is een vervolg op een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 6 december 2017. De appellanten, waaronder een vennootschap die als makelaar optreedt, hebben hun vorderingen gericht op ontbinding van de koopovereenkomst en teruglevering van de woning, evenals terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding. De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen, maar de appellanten hebben nu de mogelijkheid om hun vorderingen te herzien. Het hof heeft de gemeente gevraagd om een standpunt in te nemen over het gebruik van de woning onder het overgangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan. De gemeente heeft inmiddels bevestigd dat de woning als burgerwoning gebruikt mag worden, wat ook betekent dat het handhavingstraject is beëindigd. Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun vorderingen aan te passen en hen aangemoedigd om tot een vergelijk te komen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummers 200.235.019/02 en 200.234.823/01
arrest van 29 maart 2022
in de zaak met zaaknummer 200.235.019/02 van
1.
[appellant] [1] ,
2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. E. Beele te Tilburg,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. A.M. van Schaick te Tilburg,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 1 mei 2018 en 27 juli 2021 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/318858 / HA ZA 17-176 gewezen vonnis van 6 december 2017,
en:
in de zaak met zaaknummer 200.234.823/01 van
[de vennootschap] tevens handelend onder de naam [Makelaardij] Makelaardij,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [Makelaardij] ,
advocaat: mr. P.M. Leerink te Deventer,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. A.M. van Schaick te Tilburg,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 1 mei 2018 en 27 juli 2021 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/318858 / HA ZA 17-176 gewezen vonnis van 6 december 2017.

8.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere verloop van de procedure in de zaak met zaaknummer 200.235.019/02 blijkt uit:
  • het tussenarrest van 27 juli 2021;
  • de memorie van tussenarrest van [appellanten] met een productie,
  • de antwoordmemorie na tussenarrest van [geïntimeerden] met producties;
  • de akte van [appellanten] ;
  • de antwoordakte van [geïntimeerden]
Het verdere verloop van de procedure in de zaak met zaaknummer 200.234.823/01 blijkt uit:
  • het tussenarrest van 27 juli 2021;
  • de memorie van tussenarrest van [de vennootschap] met producties,
  • de antwoordmemorie na tussenarrest van [geïntimeerden] met producties;
  • de akte van [de vennootschap] ;
  • de antwoordakte van [geïntimeerden]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Bij het tussenarrest van 27 juli 2021 heeft het hof overwogen dat het wenselijk is voor alle partijen dat uitsluitsel wordt gegeven over de vraag of [geïntimeerden] en rechtsopvolgers de onderhavige woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) kunnen blijven gebruiken als burgerwoning. Daarvoor diende de gemeente Oss (hierna: de Gemeente) naar het oordeel van het hof een standpunt te bepalen over of het gebruik van de woning als burgerwoning onder het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan valt, dat dit impliceert dat de woning als burgerwoning gebruikt mag worden én dat het handhavingstraject door de Gemeente wordt beëindigd (zie rov. 6.7 van het tussenarrest).
9.2.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de Gemeente dit inmiddels heeft gedaan. Bij brief van 27 oktober 2021 (productie 1 bij de antwoordmemorie na tussenarrest) heeft de Gemeente [geïntimeerden] bericht dat er een nieuw bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” geldt voor het perceel van [geïntimeerden] en de woning die erop staat. De Gemeente concludeert in deze brief dat [geïntimeerden] op grond van gebruiksovergangsrecht van het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” gerechtigd is de woning als burgerwoning te gebruiken en dat dit ook betekent dat aan het handhavingstraject een einde is gekomen. Bij brief van 17 november 2021 (productie 4 bij de antwoordmemorie na tussenarrest) heeft de Gemeente [geïntimeerden] vervolgens bericht dat het geldende bestemmingsplan er niet aan in de weg staat dat rechtsopvolgers van [geïntimeerden] de woning als burgerwoning mogen gebruiken en trekt de Gemeente de last onder de dwangsom in.
9.3.
Tijdens het pleidooi heeft [geïntimeerden] op vragen van het hof aangegeven graag in de woning te willen blijven wonen (zie bladzijde 2 van het proces-verbaal). De vorderingen van [geïntimeerden] zoals geformuleerd in de inleidende dagvaarding zijn, kort gezegd, gericht op ontbinding van de koopovereenkomst en teruglevering van de woning (en terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding). De rechtbank heeft deze vorderingen in het vonnis waarvan beroep toegewezen. In zijn antwoordakte komt [geïntimeerden] tot de slotsom dat ‘[h]et vonnis van de rechtbank dient […] te worden gehandhaafd en de vordering van [geïntimeerden] voor toewijzing […] gereed [ligt]’. Gezien de antwoordmemorie na tussenarrest (randnummer 13) wenst [geïntimeerden] thans echter af te zien van teruglevering van de woning aan [appellanten] en van terugbetaling van de integrale koopsom aan [geïntimeerden]
9.4.
Voorkomen dient te worden dat het geschil aan de hand van achterhaalde of onjuist gebleken stellingen en weren zou moeten worden beslist. Het hof zal [geïntimeerden] in de gelegenheid stellen zijn vorderingen aan te passen in het licht van de actuele ontwikkelingen (zie hiervoor rov. 9.2 en 9.3). Omwille van de duidelijkheid dient [geïntimeerden] zijn petitum opnieuw te formuleren. [geïntimeerden] zal zowel zijn eis als de gronden daarvan mogen wijzigen. Daarbij verzoekt het hof [geïntimeerden] om, indien en voor zover hij schade heeft geleden, die meteen te begroten. In de antwoordmemorie is vermeld (randnummer 11) dat [geïntimeerden] ten tijde van het nemen van deze memorie voor een schadeberekening niet voldoende tijd had. Bij het voorgaande heeft het hof mede in aanmerking genomen dat dit voor partijen reeds een langlopende procedure is.
9.5.
Ter uitvoering van het vorenstaande kan [geïntimeerden] een memorie nemen. Zowel [appellanten] als [de vennootschap] mogen daarna bij antwoordmemorie reageren. Het hof geeft partijen in overweging om – in elk geval ook nadat deze memories zijn genomen – in contact te treden om alsnog tot een vergelijk te komen, alvorens arrest te vragen.
9.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 10 mei 2022 voor het nemen van een memorie na tussenarrest aan de zijde van [geïntimeerden] als bedoeld in rov. 9.4;
bepaalt dat [appellanten] en [de vennootschap] binnen een termijn van zes weken daarna elk bij antwoordmemorie mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, N.W.M. van den Heuvel en R.H.M. Pooyé en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 maart 2022.
griffier rolraadsheer

Voetnoten

1.[appellant] is inmiddels overleden. Het geding is niet geschorst op grond van artikel 225 Rv. Dit wordt daarom op naam van [appellant] als oorspronkelijke partij voortgezet (artikel 225 lid 2, tweede volzin, Rv).