In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor de goederen van een betrokkene die lijdt aan dementie. De appellant, die de zoon van betrokkene is, had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 februari 2020 te vernietigen. In die beschikking was het verzoek om onderbewindstelling afgewezen. De appellant stelde dat de betrokkene niet meer in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen vanwege zijn geestelijke toestand. De dochter van betrokkene voerde in haar verweerschrift aan dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de appellant onvoldoende had onderbouwd dat betrokkene wilsonbekwaam was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 maart 2021 werd de betrokkene niet gehoord, maar op 11 maart 2021 vond er een digitaal verhoor plaats. Het hof concludeerde dat de betrokkene niet in staat was om zijn belangen te behartigen en dat er een professioneel bewindvoerder moest worden aangesteld. Het hof vernietigde de eerdere beschikking en stelde een beperkt bewind in over het aandeel van de betrokkene in de onverdeelde nalatenschap van de erflaatster, met benoeming van een onafhankelijke bewindvoerder. De beslissing werd genomen in het belang van de betrokkene, gezien de complexe familieverhoudingen en de noodzaak voor een objectieve belangenbehartiging.