Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
‘Nu geen start met (re-integratie)activiteiten om een betaalde baan te vinden.’Volgens de adviseur van het werkplan is het tot in ieder geval 1 april 2021 niet realistisch om van [appellante] te verlangen direct op zoek te gaan naar een betaalde baan, gezien de kinderen die in verband met de lockdown volledig thuis zijn, er nog geen alternatief is gevonden voor de opvang van het jongste kind en [appellante] nog lichamelijk herstellende is van de zwangerschap en de bevalling. [appellante] informeert de bewindvoerder voortaan meteen en volledig, mede met de hulp van de beschermingsbewindvoerder. Ter staving hiervan heeft [appellante] in hoger beroep de producties 20,21 en 22 overgelegd. Ter zitting van dit hof heeft [appellante] aanvullend verklaard dat zij in haar agenda elke 2/3 weken een herinnering heeft staan om de bewindvoerder te informeren. Ze is van plan om bij zorgbedrijven te gaan solliciteren en zich in te schrijven bij uitzendbureaus en alle informatie hierover door te sturen naar de bewindvoerder. Voorts heeft ze binnen haar familie opvang geregeld voor haar jongste kind.
De bewindvoerder verwacht voorts dat de problemen rond de uitkering van [appellante] binnenkort zullen worden opgelost door het UWV – die zelf er tot nu toe niet uit leek te komen – en dat de besproken nieuwe schulden van de aanslag inkomstenbelasting 2019 en de aanslag BGSW eveneens worden opgelost. Hetzij via kwijtschelding hetzij via - voor wat betreft de aanslag IB - betaling uit de boedel.