In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep van Achmea Schadeverzekeringen N.V., die in hoger beroep ging tegen een eerder vonnis waarin het beroep van een getuige op zijn verschoningsrecht was gehonoreerd. De getuige was echter niet gedagvaard in het hoger beroep, wat aanleiding gaf tot de vraag of hij alsnog in het geding moest worden betrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante, Achmea, binnen de appeltermijn een verzoek heeft ingediend om tussentijds hoger beroep toe te staan. Dit verzoek werd door de rechtbank gehonoreerd, waardoor het hoger beroep tegen het vonnis in het incident ontvankelijk is. Het hof heeft ook geoordeeld dat, gezien de toestemming voor tussentijds hoger beroep, eerdere tussenvonnissen in het hoger beroep kunnen worden betrokken. De appellante heeft echter nagelaten de getuige in het hoger beroep te betrekken, wat het hof heeft doen besluiten om haar de gelegenheid te bieden om de getuige alsnog op te roepen. De uitspraak houdt in dat de appellante de getuige moet oproepen op de voet van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met een roldatum van 20 april 2021. Verdere beslissingen zijn aangehouden.