24.24[slachtoffer] zegt “ik wil mijn [verdachte] ntv. Ik wil mijn [verdachte] . Mijn [verdachte] ”
NNM zucht.
[slachtoffer] zegt “waar ik gek op was en ben.”
NNM haalt zijn neus op.
[slachtoffer] zegt “waar ik verliefd op ben geworden. Die [verdachte] wil ik”
26:30 NNM zegt: “Je deed ineens zo anders tegen me. Jij gebruikte me”
(p. 295)
NNM zegt “Stop je vinger in je kut. Stop je vinger in je kut”
[slachtoffer] zegt “ [verdachte] ?”
NNM zegt “Nu! anders word ik heel erg boos”
[slachtoffer] zegt “nee”
NNM zegt “anders word ik heel erg boos’
(p. 296)
31:22 NNM zegt “je bent niet aan het vingeren.... nee vingeren. . . vingeren”
32:03 op achtergrond klinkt 5 maal het luiden van kerkklokken.
Intussen zegt [slachtoffer] “nee nee nee nee. Wat doe je nou?”
NNM zegt “Nee. Ga je me pijpen dan?”
[slachtoffer] zegt zacht “waarom”
NNM zegt “ik wil in je mond klaarkomen. Ik wil je mond volspuiten”
[slachtoffer] en NNM praten hierna maar zijn niet verstaanbaar.
32:29 Vanaf hier wordt er niet gesproken.
32:43 NNM haalt zijn neus een paar keer op en gerommel te horen.
Vanaf dan af en toe “hmm” van [slachtoffer] te horen en gehijg te horen.
NNM zegt “uh Fuck. Ben je geil?”
Geluiden zoals o.a. kreunen, gehijg en “hm” en “ah” te horen.
34.29: NNM zegt: “ NTV anders als anders”
[slachtoffer] zegt: “nee lekker”
NNM zegt: nee is niet waar”
(..)
NNM zegt: Nee, je kijkt anders.
(..)
NNM zegt: “NTV volspuiten dan of niet”
(..)
NNM hijgt en [slachtoffer] kreunt.
(p. 297)
NNM zegt ‘denk je dat ik gek ben”
(p. 298)
NNM zegt: Ik weet als ik je laat gaan… dat er dan hierzo politie staat
(..)
NNM haalt zijn neus op en zegt: “ik wil dat je me nu pijpt”.
[slachtoffer] zegt “Neehee”
NNM zegt “pijpen”
(p. 299)
(..)
NNM zegt “ik wil dat je me pijpt”
42.55: gerommel en gekraak te horen.
43.07: het beeld gaat van zwart af. Eerst komt een deel van een stijve penis in beeld. (…) Het beeld draait dan naar het bed. Op bed is [slachtoffer] naakt te zien.
12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2018 (dossierpagina 322), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 11 en 12 december 2017 hoorde ik [verdachte] in de verhoorstudio te Breda. In
dit onderzoek heb ik tevens een viertal beeld- en geluidsopnames woordelijk uitgewerkt.
Op deze opnames zijn een manspersoon en een vrouwpersoon te zien en te horen.
De vrouwpersoon herkende ik als de mij ambtshalve bekende [slachtoffer] .
De manspersoon herkende ik tijdens het uitwerken van de opnames niet en heb ik
weergegeven als NNM. Tijdens de verhoren op 11 en 12 december 2017 herkende ik direct
[verdachte] aan zijn stem als zijnde de manspersoon, weergegeven als NNM
op de opnames. In mijn opgemaakte proces-verbaal van bevindingen nummer 23 (
hof: dossierpagina 280- 299) betreft de door mij weergegeven NNM dus [verdachte] .
13. Een rapportage letselomschrijving met foto’s (dossierpagina’s 119-134), opgemaakt door [naam] , Forensisch arts GGD West-Brabant, op 1 februari 2018, voor zover inhoudende, als zijn/haar bevindingen:
Informatie vooraf door [naam] , FO:
[slachtoffer] is voor medische hulpverlening op 2 september 2017 gezien op de
spoedeisende hulp van het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, waarna zij opgenomen is
geweest tot 3 september 2017 op de afdeling Traumachirurgie. Reden van opname: opname ter observatie in verband met multipele steekverwondingen in de hals beiderzijds (nog bloedend bij binnenkomst) en in het gelaat. Alle steekwonden zijn gehecht en met pleisters afgeplakt. Er is een CT scan van hoofd, nek en bovenzijde van de romp gemaakt. Binnen de schedel werd wat bloed links bij de hersenen gevonden.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 6 september 2017.
p. 121/122 Foto’s tonen verschillende soorten letsels in het gezicht, hals rechts en schouder
rechts: vooral bloeduitstortingen en steek-/snijwonden. Al deze letsels zijn zeer recent en
hooguit enkele dagen oud en zeer waarschijnlijk ontstaan ten gevolge van inwerking van
toegebracht uitwendig geweld, dit geldt met zekerheid voor de steek-/snijwonden.
Accidenteel geweld als oorzaak is zeer onwaarschijnlijk en geldt met zekerheid niet voor de
steek-/snijwonden.
p. 124 In het gezicht zijn diverse bloeduitstortingen te zien, van verschillende kleur (rood,
blauw en paars) en van hooguit enkele dagen oud.
In beide ogen is er een roodverkleuring van het oogwit, dit zijn bloedingen in het
hoornvlies, ontstaan ten gevolge van drukverhoging (zoals bij verwurging).
Aan de bovenste en onderste oogleden zijn bloeduitstortingen te zien (brilhematoom),
uitgezakt naar onder de onderste oogleden, ontstaan ten gevolge van inwerking van stomp
uitwendig geweld.
Aan de kin, onder de onderlip en meer opzij naar rechts, zijn steek-/snijwonden zichtbaar,
ontstaan ten gevolge van inwerking van scherp uitwendig geweld.
Aan de rechter kaak is een zwelling zichtbaar.
Links op het achterhoofd is een zwelling zichtbaar en voelbaar, ontstaan ten gevolge van
inwerking van stomp uitwendig geweld, daarnaast enkele oppervlakkige krasverwondingen,
ontstaan ten gevolge van inwerking van scherp uitwendig geweld.
p. 125 Rechts in de hals is een gehechte steek-/snijwond aanwezig, ontstaan ten gevolge van
inwerking van scherp uitwendig geweld.
p. 126 Links in de nek zijn gehechte steek-/snijwonden aanwezig, ontstaan ten gevolge van
inwerking van scherp uitwendig geweld.
Ook op de rechter schouder is een gehechte steek-/snijwond aanwezig, ontstaan ten gevolge
van inwerking van scherp uitwendig geweld.
p. 127 In de hals zijn naast huidplooien ook enkele horizontaal parallel halfcirulair (lees:
halfcirculair) lopende rode streepvormige sporen zichtbaar, ontstaan door inwerking van
uitwendig geweld. Door de aard en het verloop van deze sporen zouden deze kunnen passen
bij (een poging tot) verwurging.
p. 130 Aan de strekzijde van beide onderarmen, aan beide ellebogen en bij beide polsen zijn
zwellingen en bloeduitstortingen zichtbaar. Aan beide ellebogen en in de handpalm van de
linkerhand zijn oppervlakkige schaafwonden met korstvorming zichtbaar, die kunnen passen
bij afweren van geweld, maar ook bij opvangen van een val voorover.
p. 132 In de handpalm van de rechterhand is een snij-/kraswond aanwezig, van duim naar
pink, van dieper naar oppervlakkig, ontstaan ten gevolge van inwerking van scherp
uitwendig geweld en passend bij afweer hiertegen.
p. 134 Aan de voorzijde van beide knieën zijn zwellingen en bloeduitstortingen zichtbaar,
ontstaan ten gevolge van inwerking van stomp uitwendig geweld en passend bij een val
voorover.
14. Het relaas proces-verbaal Forensische Opsporing, d.d. 18 september 2017 (dossierpagina’s 137-140), voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 2 september 2017 omstreeks 09.30 uur vond een forensisch onderzoek plaats op de
plaats delict aan de [straatnaam] te Steenbergen. Hierbij werd op de openbare weg een
bloedspoortraject aangetroffen op het wegdek van de [straatnaam] dat was te volgen via de
garage van [adres] en de bijbehorende achterplaats, de trapopgang naar de boven
woning tot aan een bloedpoel boven aan de trap waar het slachtoffer werd aangetroffen.
Op de vloer van de badkamer naast het slachtoffer werd een bebloed vleesmes aangetroffen en veiliggesteld. Verder werden in de woning een koffertje van een wapen en munitiebolletjes voor een gasdruk-pistool aangetroffen. Het op het wegdek door
een passant aangetroffen gasdrukpistool was geladen met soortgelijke munitiebolletjes als in
de woning aangetroffen.
Het mes betrof een vleesmes met een lemmet met een lengte van 20 cm. Het lemmet had
één snijkant en was vanaf de punt tot het heft uitlopend tot 3 cm breed. Het heft had een
lengte van 14,5 cm. Op het lemmet was over de gehele lengte bloed aanwezig.
15. Het proces-verbaal betreffende onderzoek aan wapen d.d. 20 september 2017 (dossierpagina’s 276-277), voor zover inhoudende, als bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Het inbeslaggenomen voorwerp betreft een op een pistool gelijkend voorwerp en lijkt
sprekend op een pistool van het merk Sig Sauer P226 MK 25 Marine. Derhalve is dit
voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie 1 onder sub 7 van de WWM.
16. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris in de rechtbank Breda) op 5 september 2017 (dossierpagina’s 514-515), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte.
Mij wordt gevraagd of ik haar bij de keel/hals heb gepakt. Ja, dat heb ik. Het klopt dat we naar huis zijn gegaan en dat ik de deur op slot heb gedaan.
Ik heb haar tijdens de worsteling bedreigd. Uiteindelijk heb ik een mes uit de keuken gepakt en ben ik naar buiten gegaan.
17. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 1 maart 2021, inhoudende:
Ik erken dat ik op 2 september 2017 in mijn woning aan de [adres] te Steenbergen een wapen voorhanden heb gehad. Ik heb dit wapen ruim voordat ik [slachtoffer] leerde kennen in Duitsland op een parkeerplaats van een collega gekocht.
Ik denk dat ik vanaf 4.00 uur die nacht samen met [slachtoffer] in mijn woning was. Ik was die nacht inderdaad alleen met [slachtoffer] in de woning en het is inderdaad zo dat de stem die te horen is op de geluidsopname mijn stem is. Het klopt dat mijn roepnaam [verdachte] is.
Ik moet degene zijn geweest die de telefoon gebruikt heeft. Er was niemand anders die dat gedaan kan hebben. Ik ben de enige die mijn telefoon kan openen. U, voorzitter, vraagt mij of het zou kunnen dat ik filmpjes gemaakt heb of gepoogd te maken. Ja, dat zou wel kunnen.
Ik weet dat ik in [café] ben geweest. [slachtoffer] was daar al toen ik daar kwam. Ik ben inderdaad samen met [slachtoffer] vertrokken uit [café] . We zijn naar de parkeerplaats gelopen waar de [merk auto] van [slachtoffer] stond.
U, voorzitter, houdt mij voor dat een getuige verklaard heeft dat ik [slachtoffer] omklemd had en dat ik een mes in mijn hand had. Ik heb haar inderdaad bij haar arm vastgepakt en had daar een mes. Toen we tussen 4.00 uur en 5.00 uur in de woning waren hebben [slachtoffer] en ik seks gehad. Ik ben boos geworden. Er was sprake van vrijen en orale seks. Op het moment dat zij zich tegen het filmen verzette heb ik haar bij de keel gepakt.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De raadsman heeft op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord in de kern aangevoerd dat wegens ontoereikend bewijs van voorbedachte raad vrijspraak dient te volgen van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord op [slachtoffer] in de woning van verdachte aan de [adres] te Steenbergen. Voorts heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van verkrachting en van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] in de woning van verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer]
Op 2 september 2017 heeft [slachtoffer] bij de politie aangifte gedaan tegen verdachte. Op 5 september 2017 heeft zij bij de politie een aanvullende verklaring afgelegd en uitvoerig beschreven wat haar die bewuste nacht is overkomen. Op 13 september 2017 vond met aangeefster een informatief gesprek zeden plaats waarna zij op 6 november 2017 aangifte heeft gedaan van verkrachting. Op 26 mei 2020 heeft aangeefster bij de raadsheer-commissaris in dit hof een aantal vragen van de verdediging beantwoord.
Het hof stelt vast dat aangeefster steeds in de kern consistent en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen er die betreffende nacht is gebeurd.
De verklaring van aangeefster wordt ook ondersteund door de hiervoor bij de door het hof gebezigde bewijsmiddelen weergegeven video/geluidsopnames uit de telefoon van verdachte. Naar het oordeel van het hof staat vast dat deze opnames door verdachte zijn gemaakt op 2 september 2017 tussen 4.20 uur en 5.10 uur en dat zowel aangeefster als verdachte daarop is te horen en te zien. Dat deze opnames op essentiële punten overeenkomen met en aansluiten bij de verklaring van aangeefster maakt dat haar verklaring naar het oordeel van het hof als betrouwbaar en geloofwaardig mag worden beschouwd. Haar verklaring vindt op onderdelen eveneens bevestiging in de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 1] , in het aantreffen van het wapen in de vorm van een pistool op de [straatnaam] , in de letselbeschrijving en in de bevindingen van het bloedsporenonderzoek op de [straatnaam] , in de garage van de woning en in de woning van verdachte.
Daar komt bij dat de verdachte eerder verklaringen heeft afgelegd die hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft herroepen, zoals ten aanzien van de herkomst van het wapen, en dat hij pas in hoger beroep heeft willen erkennen dat hij degene is die op de geluidsopnames te horen is en dat hij deze opnames heeft gemaakt.
Gelet op al het voorgaande ziet het hof evenals de rechtbank geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] te twijfelen en neemt deze dan ook tot uitgangspunt.
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangeefster [slachtoffer] en verdachte hadden sinds januari 2017 een relatie met elkaar. Aangeefster had in de week voorafgaand aan de incidenten op 2 september 2017 aan verdachte te kennen gegeven dat zij meer ruimte wilde in de relatie. Op 1 september 2017 hebben zij en verdachte samen gegeten in de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te Steenbergen en gesproken over hun relatie. Aangeefster is rond 22.00/22.15 uur uit de woning van verdachte vertrokken. Toen zij naar haar auto liep kwam zij bekenden tegen waarmee zij iets in [café] is gaan drinken. Verdachte heeft [slachtoffer] om 22.28 uur een Whatsapp-bericht gestuurd met de vraag of zij al thuis was. Aangeefster liet toen weten dat zij nog even op de hoek van de straat stond te praten met wat vrienden Vervolgens is verdachte ook die kant uitgegaan en heeft hij zich bij het gezelschap gevoegd. Op enig moment zijn aangeefster en verdachte richting de auto van aangeefster gelopen. Gelet op de verklaring van aangeefster dat zij om 3.22 uur nog vanuit [café] een berichtje heeft gestuurd aan haar zoon zullen zij en verdachte na dit tijdstip bij de auto van aangeefster zijn aangekomen.
Vast staat dat verdachte in de auto van aangeefster is gestapt en met aangeefster op de bijrijdersstoel naast zich, naar zijn woning aan de [adres] te Steenbergen is gereden.
Bij de woning aangekomen heeft verdachte aangeefster uit de auto en in de garage getrokken waarna verdachte de garagedeur sloot en tegen aangeefster heeft gezegd dat zij zich moest uitkleden. Verdachte pakte aangeefster vast en dwong aangeefster zijn woning in te gaan. Vervolgens heeft verdachte de deur op slot gedaan.
Uit de door verdachte gemaakte geluidsopnames volgt dat er in ieder geval tussen 4.20 uur en 5.10 uur seksuele en ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, waarbij verdachte zich dwingend en dreigend heeft opgesteld. Toen aangeefster zich verzette tegen het filmen door verdachte met zijn telefoon, werd verdachte boos en heeft hij haar, zo heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, bij de keel gegrepen. Op de geluidsopname is te horen dat de verdachte bang is dat aangeefster naar de politie zal gaan omdat hij haar heeft geprobeerd te wurgen. Verdachte heeft aangeefster ook een pistool getoond, gezegd dat het een echt wapen was en haar daarmee met de dood bedreigd.
Op enig moment (na 5.10 uur) kreeg aangeefster toestemming van verdachte om naar buiten te gaan om haar telefoon uit haar auto te halen. Alvorens zij naar buiten gingen heeft verdachte een mes gepakt en dat samen met het wapen bij zich gestoken, waarbij hij aangeefster duidelijk maakte dat het de bedoeling was dat ze na het ophalen van de telefoon weer terug de woning in zouden gaan. Verdachte pakte op weg naar buiten de autosleutels van aangeefster, die zij op de grond had gevonden, af en klikte buiten de auto open. Nadat aangeefster haar telefoon uit de auto had gepakt zag zij haar kans te ontsnappen en is zij gaan rennen om aan verdachte te ontkomen. Ze is daarbij op haar knieën ten val gekomen waarna verdachte haar aan haar haren omhoog heeft getrokken. Verdachte heeft aangeefster vervolgens met het mes in haar gezicht en rechts in haar nek (hals) gestoken/gesneden. Getuigen [getuige 1] en [getuige 3] hebben tussen 6.00 uur en 6.30 uur waargenomen dat aangeefster door verdachte onder dwang werd teruggevoerd naar de garage terwijl zij riep dat zij bloedde en dat hij haar los moest laten. Getuige [getuige 3] heeft daarbij waargenomen dat verdachte in zijn rechterhand een mes vasthield. Het wapen van verdachte, een gasdrukpistool gelijkend op een pistool van het merk Sig Sauer P226 MK 25 Marine, wordt tussen 6.30 uur en 6.45 uur door een voorbijganger op het midden van de weg in de [straatnaam] aangetroffen.
Eenmaal terug in de woning van verdachte is aangeefster in de badkamer haar gezicht gaan deppen om het bloed te stelpen. Aangeefster heeft verdachte gesmeekt om een dokter of 112 te bellen. Verdachte heeft dat geweigerd en tegen aangeefster gezegd dat hij haar nu wel moest vermoorden. Op de overloop heeft verdachte haar weer een aantal keren met beide handen om de keel gepakt en haar keel dichtgeknepen. Ook heeft verdachte aangeefster nog een aantal keren met het mes gestoken/gesneden. Op een gegeven moment kwam zij bij met haar gezicht in een plas met bloed. Terwijl aangeefster de politie hoorde roepen heeft verdachte haar op de grond vanaf de zijkant weer met twee handen rond haar nek vastgepakt en hard geknepen. Verbalisanten hoorden een vrouw in paniek gillen en hebben de ruit van de deur in moeten slaan om zich toegang tot de woning te verschaffen. Zij zagen verdachte boven aan de trap staan, met bebloede handen en bloedspetters op zijn kleding, en hebben hem gesommeerd naar beneden te komen. Verdachte heeft toen uit eigen beweging en zoals de verbalisanten relateren met een koele en emotieloze stem gezegd dat hij en aangeefster ruzie hadden gehad en dat hij haar had vermoord. De verbalisanten troffen bovenaan de trap op de overloop aangeefster aan, gelegen in een grote plas bloed, met daarbij een, over de gehele lengte bebloed, mes. Het mes betrof een vleesmes waarvan het lemmet een lengte van 20 cm had, vanaf de punt tot het heft uitlopend tot 3 cm breed.
Op de spoedeisende hulp van het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam wordt op 2 september 2017 vastgesteld dat aangeefster multipele steekverwondingen aan beide zijden van de hals (nog bloedend bij binnenkomst) en in het gezicht heeft. Uit het rapport Letselbeschrijving van forensisch arts [naam] volgt dat aangeefster verschillende soorten letsels had, waaronder steek/snijwonden in het gezicht, rechts in de hals, links in de nek en op de rechterschouder. Tevens is sprake van bloedingen in het hoornvlies van beide ogen, ontstaan ten gevolge van drukverhoging, zoals bij verwurging, en horizontaal parallel halfcirculair rode streepvormige sporen in de hals die gelet op de aard en het verloop kunnen passen bij een poging tot verwurging.
Feit 1 Poging tot doodslag/poging tot moord
Aan verdachte is tenlastegelegd de poging tot moord c.q. doodslag op [slachtoffer] op de [straatnaam] te Steenbergen en/of in de woning van verdachte aan de [adres] te Steenbergen.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van hetgeen hiervoor ten aanzien van het letsel is beschreven staat vast dat verdachte aangeefster meermalen met een mes in het gezicht, haar hals, nek en schouder heeft gestoken/gesneden en haar meermalen heeft gepoogd te wurgen, hetgeen bij aangeefster tot ernstig letsel heeft geleid. Het hof gaat er, gelet op de verklaring van aangeefster dat verdachte haar buiten op de [straatnaam] met het mes in haar gezicht en rechts in haar nek/hals heeft gestoken/gesneden, van uit dat verdachte aangeefster de andere steek/snijwonden heeft toegebracht in zijn woning.
a.
Het steekincident op de [straatnaam] te Steenbergen (feit 1)
Het hof ziet zich vooraleerst voor de vraag gesteld of het (voorwaardelijk) opzet van verdachte er op gericht was om aangeefster op de [straatnaam] van het leven te beroven door haar met een mes in het gezicht en in haar hals te steken/snijden. Hoewel uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte, vóórdat hij en aangeefster de woning verlieten om haar telefoon te halen, haar reeds een aantal malen in de woning had bedreigd met de dood, blijkt uit de verklaring van aangeefster dat het voor haar duidelijk was dat zij weer met verdachte terug de woning in moest. Het hof leidt hier uit af dat verdachte op dat moment niet het boos opzet had om aangeefster op straat te doden.
Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen).
Het hof is van oordeel dat de verdachte door het steken/snijden met een scherp en puntig voorwerp, in de hals van aangeefster, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij aangeefster hierdoor dodelijk zou verwonden. Het hof overweegt in dit verband dat, zoals algemeen bekend kan worden verondersteld, zich in de hals kwetsbare vitale delen zoals slagaders en de luchtpijp bevinden. Indien met een mes in de halsstreek van het slachtoffer gestoken/snijden wordt, is de kans groot dat bijvoorbeeld een halsslagader geraakt wordt, hetgeen tot de dood kan leiden.
Naar het oordeel van het hof kan de bewezen verklaarde gedraging van de verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op de dood van aangeefster dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte ook bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Gelet op de situatie waarin het op de [straatnaam] is gekomen tot het daadwerkelijk steken/snijden van aangeefster, namelijk een situatie waarin aangeefster rennend is gevlucht en waarbij verdachte haar in haar vlucht heeft weten te achterhalen en haar vervolgens in bedwang heeft gehouden, acht het hof niet bewezen dat verdachte voorafgaand aan zijn stekend/snijdend handelen gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van het voorgenomen steken/snijden en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Ook overigens heeft het hof geen bewijsmiddel aangetroffen dat erop duidt dat er ten aanzien van het steken door verdachte op de [straatnaam] sprake was van voorbedachte raad.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat, nu het bestanddeel voorbedachte raad niet bewezen kan worden verklaard, verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 1 (impliciet primair) ten laste gelegde poging tot moord op de [straatnaam] te Steenbergen.
Evenals de advocaat-generaal acht het hof op grond van het voorgaande wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 2 september 2017 op de [straatnaam] te Steenbergen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer] .
De gebeurtenissen in de woning aan de [adres] te Steenbergen
Ook ten aanzien van de geweldshandelingen in de woning van verdachte ziet het hof zich voor de vraag gesteld of verdachte heeft getracht aangeefster opzettelijk en met voorbedachte raad te doden.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad acht het hof in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit de verklaring van aangeefster en de geluidsopnames volgt dat, voordat aangeefster en verdachte op de [straatnaam] naar de auto van aangeefster zijn gelopen, verdachte al de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en heeft overwogen aangeefster om het leven te brengen. Na het steek/snij-incident op straat heeft verdachte aangeefster (omstreeks 6.30 uur) weer zijn woning in gedirigeerd. Verdachte hield haar vast en heeft haar met het mes in zijn hand gedwongen de garage en zijn woning in te gaan. Getuige het bloedspoortraject dat van de straat tot in de woning liep, bloedde aangeefster toen hevig. Aangeefster heeft getracht haar wonden in de badkamer te verzorgen en verdachte gesmeekt om een dokter of 112 te bellen. Dit werd echter door verdachte geweigerd. Aangeefster heeft daarover verklaard:
“hij zei gewoon keihard nee. Hij zei dat we dat niet meer gingen doen. Hij zei: ik moet je nu wel vermoorden. Het wordt nu afgemaakt.”Verdachte heeft haar daarna nog een aantal keren proberen te wurgen. De eerste keer toen zij nog rechtop stond en verdachte voor haar ging staan en haar keel met zijn handen dicht kneep. Aangeefster heeft verklaard dat zij zich toen voelde wegglijden en dat verdachte kalm en berekenend bleef. Daarna, toen zij op de grond in een plas bloed bijkwam, voelde zij dat verdachte haar vanaf de zijkant met twee handen om haar nek vastpakte en wederom hard kneep. Op hetzelfde moment hoorde zij de politie roepen en glasgerinkel. Op de vraag van verbalisant [verbalisant 3] bij aankomst (omstreeks 6.50/6.55 uur) wat verdachte deed toen zij “politie’ riepen, wist aangeefster nog uit te brengen dat verdachte haar toen aan het wurgen was.
Naar het oordeel van het hof was er voor verdachte voldoende tijd waarin hij de gelegenheid heeft gehad zich te beraden op het genomen besluit of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en om zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte al voordat hij en aangeefster vanuit de woning van verdachte naar de auto zijn gelopen, de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en haar heeft gezegd dat zij haar kinderen nooit meer zal zien, dat hij zich ervan rekenschap heeft gegeven dat aangeefster mogelijk de politie zou waarschuwen en dat hij dit wilde voorkomen, dat hij zich voorzien heeft van wapens, waaronder een mes, om een eventuele vluchtpoging van aangeefster te beletten, dat, toen aangeefster trachtte te vluchten, hij dit heeft belet en haar heeft gedwongen weer zijn woning in te gaan, dat aangeefster nog in de badkamer bezig is geweest om haar wonden te verzorgen en dat zij nog heeft gevraagd om medische hulp, daarmee verdachte expliciet de mogelijkheid biedend om alsnog te kiezen voor haar welzijn en gezondheid, dat verdachte er desondanks toe is overgegaan aangeefster wederom te steken/snijden en te wurgen en dat hij nogmaals haar keel dichtkneep toen de politie-ambtenaren hun aanwezigheid al kenbaar hadden gemaakt.
Aldus staat voor het hof vast dat verdachte meer dan voldoende tijd heeft gehad zich te kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit om aangeefster om het leven te brengen en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Het hof acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Dat verdachte seksuele handelingen met aangeefster wilde verrichten staat aan het voorgaande niet in de weg. Hij heeft haar toen al gezegd dat zij haar kinderen nooit meer zal zien, waaruit is af te leiden dat hij haar om het leven wilde brengen. Ook de omstandigheid dat verdachte op enkele momenten kennelijk emotioneel is geweest en aan aangeefster heeft gezegd dat zij hem maar moest doden, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de bewijsmiddelen blijkt afdoende dat verdachte berekenend te werk is gegaan en de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Hij heeft zich aan de smeek-bedes van aangeefster niets gelegen laten liggen en is, toen de politie bij zijn woning kwam, zelfs doorgegaan met het trachten aangeefster van het leven te beroven door haar te wurgen.
Gelet op het vorenstaande en de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gepoogd heeft om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven te beroven door haar in de woning aan de [adres] te Steenbergen te steken/snijden met een mes en door haar meermalen te wurgen.
Feiten 2 en 3 Verkrachting en het dwingen tot ontuchtige handelingen
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 2 aan verdachte ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer] . De raadsman heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat er op zijn minst redelijke twijfel bestaat over de vraag of het voor verdachte kenbaar was dat aangeefster [slachtoffer] geen seks met hem wilde. De raadsman wijst in dat verband op de verklaring van aangeefster dat zij op het gevoel van verdachte wilde spelen, zich niet tegen de seks heeft verzet en verdachte juist heeft willen paaien.
Het hof overweegt als volgt.
Zoals reeds eerder is overwogen heeft het hof geen twijfel over de juistheid van de voor het bewijs gebruikte verklaringen van aangeefster [slachtoffer] .
Om tot een bewezenverklaring van de onder feit 2 ten laste gelegde verkrachting te komen moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, in dit geval door het duwen/brengen van verdachtes penis in de vagina en/of mond van aangeefster.
Naar het oordeel van het hof kan op basis van de geluidsopnames en de verklaring van aangeefster alsmede de verklaring van verdachte dat er orale seks heeft plaatsgevonden, wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het lichaam van aangeefster seksueel is binnengedrongen door het duwen/brengen van verdachtes penis in de vagina en mond van aangeefster.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt voorts dat verdachte die betreffende nacht een voor aangeefster bijzonder dreigende situatie heeft gecreëerd. Hij had de deur van de woning op slot gedaan en aangeefster gedwongen zich uit te kleden. Op de geluidsfragmenten is te horen dat verdachte heel dwingend is naar aangeefster en haar opdrachten geeft tot het verrichten van seksuele handelingen. Zo moest ze hem pijpen, zichzelf vingeren, wilde hij seks met haar en wilde hij in haar (klaar) komen. Als ze daaraan geen gevolg wil geven zegt verdachte dat ze geen weerstand mag bieden. Ondanks het feit dat aangeefster vele malen ‘nee’ zegt en protesteert, blijft verdachte zijn opdrachten steeds herhalen en telt hij zelfs meerdere malen af van 5 tot 1 om haar aan te sporen gehoor te geven aan zijn eisen.
Te horen is dat aangeefster wordt geslagen en dat zij daarop ‘au’ roept. Ook kan worden waargenomen dat verdachte aangeefster verbiedt naar de wc te gaan. Verdachte bedreigt aangeefster met de dood, knijpt haar keel dicht en heeft haar een wapen getoond. Hij zegt ook dat zij haar kinderen nooit meer zal zien. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte erkend dat hij boos werd toen aangeefster zich verzette tegen het filmen met zijn telefoon en dat hij haar toen bij de keel heeft gepakt.
Naar het oordeel van het hof is gelet op de reacties/gedragingen van verdachte op het verzet en de weigeringen van aangeefster voldoende vast komen te staan dat hij moet hebben geweten dat zij de seksuele handelingen niet wenste.
Op de geluidsopnames is ook te horen dat de stemming van verdachte wisselt en dat hij zich onberekenbaar/onvoorspelbaar gedraagt. Hoewel hij op het ene moment huilt, zegt dat hij haar pijn heeft gedaan en zegt dat ze maar naar huis moet gaan (p. 292), slaat zijn gedrag het volgende moment volledig om en zegt hij op koele toon: “Hehe denk je dat ik gek ben of zo”. Gezien de omstandigheden waaronder hij aangeefster heeft gebracht - het afsluiten van de woning zodat zij niet weg kon, het haar dwingen zich uit te kleden, het haar op bed gooien, het geven van bevelen aan haar, het tonen van een wapen, het voorkomen dat zij de politie zou bellen - kan het niet anders zijn dan dat verdachte heeft geweten dat hij voor aangeefster een zeer bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin voor aangeefster geen enkele keuze meer bestond. Dat aangeefster zich genoodzaakt zag om zich lief en aardig op te stellen om de situatie niet te laten escaleren is dan ook geen omstandigheid waaruit verdachte had kunnen en mogen afleiden dat zij toestemming gaf tot het verrichten van de seksuele handelingen. Ook uit de opnames blijkt dat verdachte zich dit terdege heeft gerealiseerd. Zo zegt verdachte op enig moment: “je neemt me echt in de zeik”, “Ik ben niet gek”.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan en het verrichten van seksuele handelingen en dat bij verdachte sprake was van opzet.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 2 september 2017 te Steenbergen schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] en het haar dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen.
Feit 4 Wederrechtelijke vrijheidsberoving
In de onder feit 4 aan de verdachte ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving is een onderscheid te maken tussen enerzijds de verweten vrijheidsberoving van aangeefster in haar eigen auto terwijl verdachte de auto bestuurde, en anderzijds de vrijheidsberoving van aangeefster in de woning van verdachte.
Evenals de rechtbank en met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat voor een bewezenverklaring van de wederrechtelijke vrijheidsberoving in de auto onvoldoende bewijs voorhanden is. Verdachte zal in zoverre van dit feit worden vrijgesproken
.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van de vrijheidsberoving in de woning van verdachte, nu aan het opzet op de wederrechtelijkheid op zijn minst dient te worden getwijfeld.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de verklaring van aangeefster die wordt ondersteund door de eerder genoemde geluidsfragmenten volgt dat verdachte de woning had afgesloten, de sleutel van de sleutelbos heeft gehaald en aangeefster heeft gezegd dat zij zo niet meer kon wegkomen. Vervolgens heeft verdachte door geweld en bedreigingen met geweld een situatie gecreëerd waaraan aangeefster zich niet kon onttrekken. Verdachte is in de woning de hele tijd in de nabijheid van aangeefster gebleven en heeft haar - toen hij haar uiteindelijk toestond haar telefoon uit de auto te gaan halen - naar buiten begeleid, waarbij hij een mes en wapen heeft meegenomen om te voorkomen dat zij zou ontvluchten.
Op straat heeft aangeefster weten te ontvluchten maar is zij al snel door verdachte ingehaald. Uit de gebezigde bewijsmiddelen waaronder de verklaring van aangeefster en de waarnemingen van getuigen [getuige 3] en [getuige 1] , blijkt dat verdachte daarna aangeefster terwijl hij haar vasthield, met een mes in zijn rechterhand terug de woning in heeft gedwongen en haar enige tijd, tot de komst van de politie in de (afgesloten) woning heeft opgehouden.
Het hof ziet gelet op het voorgaande geen reden om te twijfelen aan het opzet van verdachte om aangeefster van haar vrijheid te beroven en beroofd te houden. Hij is weliswaar op enig moment met aangeefster naar haar auto gelopen, maar heeft zich, zichtbaar voor aangeefster en onder dreigende woorden, voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes om te voorkomen dat aangeefster zou ontsnappen. Verdachte heeft wel degelijk geweten dat hij aangeefster - tegen haar wil - van haar vrijheid beroofde en beroofd hield. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 2 september 2017 te Steenbergen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van haar
vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdediging heeft betoogd dat bij bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten sprake is van eendaadse samenloop, althans, naar het hof begrijpt, een voortgezette handeling. Het hof volgt de verdediging hierin niet. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat sprake is van meerdere ongeoorloofde wilsbesluiten van verdachte.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: