In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Limburg met betrekking tot de omgangsregeling met zijn minderjarige kind, geboren in 2015. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling vast te stellen, terwijl de moeder zich verzet tegen dit verzoek. De rechtbank heeft eerder besloten dat er geen omgangsregeling kan worden vastgesteld, onder andere vanwege zorgen over de vader's agressie en de stabiliteit van zijn leven. De vader heeft in hoger beroep aangevoerd dat er inmiddels verbeteringen zijn in zijn situatie, waaronder een eigen woning en werk, en dat hij bereid is om hulp te zoeken voor zijn problemen. De moeder daarentegen betwist de stellingen van de vader en wijst op de noodzaak van verdere hulpverlening voor zowel de vader als zichzelf. Tijdens de mondelinge behandeling is de Raad voor de Kinderbescherming gehoord, die ook twijfels heeft over de mogelijkheden voor een omgangsregeling. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden en de Raad te verzoeken om een nieuw onderzoek te verrichten naar de huidige situatie van de ouders en de mogelijkheden voor een omgangsregeling. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 1 september 2021, waarbij het hof verwacht dat beide ouders stappen zetten in de benodigde hulpverlening.