Uitspraak
,
[minderjarige 1](hierna ‘ [minderjarige 1] ’), geboren op [geboortedatum] 2013 te
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige dochter, geboren in 2013. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M-T. Psara, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 december 2019 aangevochten, waarin het verzoek tot gezamenlijk gezag was afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.P.M. Kouwenaar, heeft zich verzet tegen dit verzoek.
De Raad voor de Kinderbescherming is in de procedure betrokken en heeft op verzoek van het hof een adviesrapport uitgebracht. Dit rapport, gedateerd 9 december 2020, concludeert dat er bij de minderjarige sprake is van complexe problematiek, wat zorgvuldige afstemming en communicatie tussen de ouders noodzakelijk maakt. Het rapport wijst op de moeizame communicatie tussen de ouders en de verschillende visies die zij hebben op het behandeltraject van de minderjarige. De vader heeft aangegeven dat hij zijn huidige rol in het leven van de minderjarige waardevol acht, zelfs boven het gezamenlijk gezag.
Het hof heeft de argumenten van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat het gezag alleen bij de moeder blijft. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij de rol van de vader in het leven van de minderjarige niet wordt ondermijnd, maar de omstandigheden maken gezamenlijk gezag niet haalbaar.