In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank, waarbij de voorlopige hechtenis van de verdachte was bevolen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld, waarbij hij een vrouw op het station zou hebben bedreigd. Het hof benadrukt dat vrijheidsbeneming een ingrijpende maatregel is die met uiterste terughoudendheid moet worden toegepast. Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) mag een verdachte zijn berechting in vrijheid afwachten, tenzij er dringende redenen zijn om hiervan af te wijken. Het hof heeft de motiveringsplicht van de rechter onderstreept, die vereist dat de redenen voor voorlopige hechtenis duidelijk worden toegelicht aan de hand van concrete omstandigheden.
Het hof heeft de argumenten van de verdachte, die stelde dat hij de telefoon slechts wilde lenen, als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank had eerder al vastgesteld dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden, en het hof bevestigt deze conclusie. De verdachte had eerder al met politie en justitie te maken gehad, wat de kans op herhaling vergroot. Het hof concludeert dat de belangen van de samenleving zwaarder wegen dan het persoonlijk belang van de verdachte bij invrijheidstelling. Uiteindelijk wijst het hof het hoger beroep af en bevestigt de beschikking van de rechtbank.