ECLI:NL:GHSHE:2021:90

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
200.261.809_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overheidsaansprakelijkheid en weigering exploitatievergunning door gemeente

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de weigering van de gemeente Breda om een exploitatievergunning te verlenen aan de appellante. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de vordering tot schadevergoeding van de appellante afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Het hof heeft in een tussenarrest van 1 december 2020 de appellante in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wens voor een comparitie van partijen. De appellante heeft aangegeven dat zij een zitting met één raadsheer voldoende acht, waarop de gemeente geen bezwaar heeft gemaakt. Het hof heeft vervolgens besloten om een mondelinge behandeling te plannen, waarbij partijen hun stellingen kunnen toelichten en de mogelijkheid van een schikking kan worden besproken. De zaak is naar de rol verwezen voor het opgeven van verhinderdata, en verdere beslissingen zijn aangehouden. Het arrest is op 19 januari 2021 uitgesproken door de drie rechters van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.261.809/01
arrest van 19 januari 2021
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
verder: [appellante] ,
advocaat: mr. C.J. Spitters te Breda,
tegen
Gemeente Breda,
gevestigd te Breda,
geïntimeerde,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel appel,
verder: de gemeente,
advocaat: mr. B.J.P.G. Roozendaal te Breda,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 1 december 2020 in het hoger beroep van de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer C/02/30074 / HA ZA 18-25 gewezen vonnissen van 21 maart 2018, 11 juli 2018, 31 oktober 2018 en 27 februari 2019 tussen [appellante] als eiseres en de gemeente als gedaagde.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 1 december 2020;
  • de akte uitlating comparitie van de zijde van [appellante] ;
  • de antwoordakte uitlating comparitie van de zijde van de gemeente.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [appellante] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of zij het verzoek handhaaft om een comparitie van partijen te bepalen, al dan niet ten overstaan van een meervoudige kamer.
2.2
[appellante] heeft bij akte laten weten dat zij het verzoek handhaaft en dat zij een zitting met één raadsheer voldoende acht.
2.3
De gemeente heeft bij antwoordakte te kennen gegeven dat zij er op voorhand niet negatief tegenover staat dat er alsnog een mondelinge behandeling plaatsvindt. Zij heeft niet gereageerd op de mededeling van [appellante] dat laatstgenoemde een zitting met één raadsheer voldoende acht. Het hof gaat er daarom van uit dat de gemeente daarmee instemt.
2.4
Het hof zal gelet op het voorgaande een mondelinge behandeling ten overstaan van één raadsheer bepalen. Tijdens deze zitting zal het hof partijen in de gelegenheid stellen hun stellingen toe te lichten. Ook zal het hof met partijen bespreken of zij deze zaak alsnog met een schikking kunnen en willen afsluiten.
2.5
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het opgeven van de verhinderdata en iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat partijen – [appellante] in persoon en de gemeente deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is – vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen voor mr. J.F.M. Pols als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder 2.4 vermelde doeleinden;
bepaalt dat de advocaten de zaak desgewenst aan het begin van de zitting maximaal tien minuten mogen toelichten aan de hand van spreeknotities;
verwijst de zaak naar de rol van 2 februari 2021 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten in de periode van maart tot en met juni 2021;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van de zitting zal vaststellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F.M. Pols, J.K.B. van Daalen en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 januari 2021.
griffier rolraadsheer