ECLI:NL:GHSHE:2021:889

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
200.283.757_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en herroeping van een arrest in een geschil over de levering van kersenbomen en bedrog

In deze zaak vorderde de appellant, een fruitteler, heropening en herroeping van een eerder arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin werd geoordeeld over de levering van kersenbomen door de geïntimeerde, een bomenkweker. De appellant stelde dat hij ondeugdelijke bomen had ontvangen die niet NAK-gecertificeerd waren, terwijl hij daar recht op had volgens de overeenkomst. In de eerdere procedure had de kantonrechter de vorderingen van de appellant afgewezen, omdat het bewijs voor de ondeugdelijkheid van de bomen niet was geleverd. Het hof bekrachtigde deze beslissing in het arrest van 9 juli 2019, waartegen geen cassatie is ingesteld.

In de onderhavige procedure voerde de appellant aan dat er sprake was van bedrog door de geïntimeerde, maar het hof oordeelde dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat het eerdere arrest op bedrog berustte. Het hof concludeerde dat de appellant in de eerdere procedure al had gesteld dat hij ervan uitging dat de bomen NAK-gecertificeerd waren, en dat de geïntimeerde dit had betwist. Bovendien was het bedrog, indien al aanwezig, al tijdens de eerdere procedure ontdekt of had het door de appellant redelijkerwijs ontdekt kunnen worden. Het hof wees de vordering tot heropening en herroeping af, omdat de appellant niet voldoende had aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heropening rechtvaardigden.

De proceskosten werden aan de zijde van de geïntimeerde vastgesteld op nihil, aangezien de appellant in het ongelijk was gesteld. Het arrest werd uitgesproken op 23 maart 2021 door de rechters W.J.J. Los, L.S. Frakes en C.B.M. Scholten van Aschat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.283.757/01
arrest van 23 maart 2021
in de zaak van

1.[appellant 1] ,en,

2.
[appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
in hun hoedanigheid van vennoten van de ontbonden Maatschap [maatschap] ,
eisers tot herroeping,
hierna in enkelvoud aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. I.M. van den Heuvel te Roosendaal,
tegen
[boomkwekerijen] Boomkwekerijen B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde tot herroeping,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 18 september 2020 ingeleide geding tot herroeping van het arrest van 9 juli 2019, door dit hof onder zaaknummer 200.224.799/01 gewezen in het hoger beroep tussen [maatschap] als eisers en [boomkwekerijen] als geïntimeerde.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellant] :
‘het geding waarin het arrest onder zaaknummer 200.224.799/01 door het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch op 9 juli 2019 tussen eisers en gedaagde is gewezen, geheel of gedeeltelijk te heropenen, en, indien het Gerechtshof met betrekking tot het geding voor zover het is geopend en na voortgezet debat tussen partijen, tot een ander oordeel komt,
daarin opnieuw uitspraak te doen met herroeping in zoverre van het bestreden arrest met
veroordeling van gedaagde in de kosten van het herroepingsgeding.’
1.2.
[geïntimeerde] is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
1.3.
Vervolgens heeft [appellant] de gedingstukken overgelegd en om uitspraak gevraagd.
2. Het geschil
Het gaat in dit geschil om het volgende.
2.1.
[appellant] is fruitteler. [geïntimeerde] is bomenkweker. [geïntimeerde] heeft in 2013 450 kersenbomen verkocht en geleverd aan [appellant] . [appellant] had die bomen op het bedrijf van [geïntimeerde] uitgezocht. [appellant] heeft zich later beklaagd over gebreken aan de bomen.
2.2.
In verband met de beweerde gebreken heeft [appellant] [geïntimeerde] gedagvaard voor de kantonrechter te Bergen op Zoom. In die procedure heeft [appellant] het volgende standpunt ingenomen, zoals blijkt uit het arrest (onder 3.2), waarvan herroeping wordt gevorderd:
‘Maatschap [maatschap] stelt zich in de onderhavige procedure op het standpunt dat zij van [boomkwekerijen] Boomkwekerijen ondeugdelijke kersenbomen geleverd heeft gekregen en dat achteraf is gebleken dat de bomen niet NAK-gecertificeerd waren, terwijl zij daar ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst wel recht op had.’
2.3.
Bij tussenvonnis van 14 september 2016 heeft de kantonrechter de stelling van
[appellant] verworpen, dat partijen zijn overeengekomen dat de koop betrekking had op NAK-gecertificeerde kersenbomen. Verder is [appellant] bewijs opgedragen, onder meer dat de bomen ten tijde van de koop ondeugdelijk waren. Bij eindvonnis van 17 mei 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het bewijs niet was geleverd en de vorderingen van
[appellant] afgewezen.
2.4.
Van deze vonnissen is [appellant] in hoger beroep gekomen. Een deel van de grieven had betrekking op de stelling dat partijen zijn overeengekomen dat de koop betrekking had op NAK-gecertificeerde kersenbomen. Een ander deel van de grieven betrof het waarderen van het bewijs van de ondeugdelijkheid van de bomen.
2.5.
Bij het arrest van 9 juli 2019 heeft het hof de grieven over het bewijs van de ondeugdelijkheid van de bomen ongegrond bevonden. Ten aanzien van de stelling dat partijen zijn overeengekomen dat de koop betrekking had op NAK-gecertificeerde kersenbomen, heeft het hof in het arrest (in 3.8.5 en 3.8.6) onder meer het volgende overwogen:
‘3.8.5. (…)
Maatschap [maatschap] heeft voorafgaande aan de koopovereenkomst de kwekerij van [boomkwekerijen] Boomkwekerijen bezocht en aansluitend de offerte ontvangen die als productie 1 bij MvG in het geding gebracht. Door aanvaarding van het aanbod van [boomkwekerijen] Boomkwekerijen is de koopovereenkomst tot stand gekomen. Door Maatschap [maatschap] is niet gesteld dat voorafgaand aan of bij gelegenheid van het sluiten van de koopovereenkomst van de zijde van [boomkwekerijen] Boomkwekerijen uitlatingen zijn gedaan die de conclusie rechtvaardigen dat zij erop mocht vertrouwen NAK-gecertificeerde kersenbomen te hebben gekocht. Dat enkele maanden later, bij het ophalen van de bomen, van de zijde van [boomkwekerijen] Boomkwekerijen gezegd zou zijn dat labels zouden worden nagezonden acht het hof – indien al juist – ontoereikend om te kunnen concluderen dat [boomkwekerijen] Boomkwekerijen zich jegens Maatschap [maatschap] had verbonden om NAK-gecertificeerde kersenbomen te leveren. Die stelling van Maatschap [maatschap] kan dan ook niet worden aanvaard. Het hof ziet, gelet op het voorgaande, evenmin aanleiding om in te gaan op het aanbod van Maatschap [maatschap] om [getuige] opnieuw als getuige te doen horen.
3.8.6.
In het licht van het voorgaande faalt ook het beroep op dwaling dat door Maatschap [maatschap] in hoger beroep is gedaan.’
Het hof heeft de vonnissen van de kantonrechter vervolgens bekrachtigd. Tegen het arrest is geen beroep in cassatie ingesteld.
2.6.
[geïntimeerde] heeft daarna [appellant] gedagvaard voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant in verband met negatieve uitlatingen van [appellant] over het bedrijf van [geïntimeerde] . [appellant] stelt dat [geïntimeerde] in deze procedure een standpunt inneemt dat lijnrecht staat tegenover het standpunt dat [geïntimeerde] in de eerdere procedure heeft ingenomen. Dit blijkt volgens [appellant] uit de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie nrs. 10 tot en met 14 en het rapport dat als productie 13 bij die conclusie is gevoegd. Het is volgens [appellant] , zakelijk weergegeven, met elkaar in tegenspraak dat [geïntimeerde] in de eerdere procedure heeft ontkend dat de bomen NAK-gecertificeerd waren en labels moesten worden meegeleverd en in de latere procedure aan haar vorderingen juist ten grondslag heeft gelegd dat de bomen NAK-gecertificeerd waren en labels moesten worden meegeleverd. [appellant] stelt verder dat als [geïntimeerde] haar NAK-gecertificeerde bomen had geleverd met labels, de bomen later niet ondeugdelijk zouden zijn gebleken.

3.De beoordeling

3.1.
Art 382 Rv luidt, voor zover hier van belang:
Een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen indien:
a. het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd’.
3.2.
Een vordering tot herroeping kan verder niet met succes worden ingesteld tegen een uitspraak die mede berust op door de wederpartij gepleegd bedrog, indien het bedrog reeds tijdens de voorafgaande procedure is ontdekt of bij een redelijkerwijs van de bedrogene te verwachten onderzoek had kunnen worden ontdekt (HR 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0393, en HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:727).
3.3.
De vordering van [appellant] tot heropening en herroeping kan om drie redenen niet worden toegewezen.
3.4.
Uit de processtukken blijkt dat [appellant] zich in de eerdere procedure op het standpunt heeft gesteld dat hij ervan mocht uitgaan dat de bomen NAK-gecertificeerd waren. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de bomen die [appellant] had uitgezocht, niet NAK-gecertificeerd waren en tevens ontkend dat is overeengekomen dat zij NAK-gecertificeerde bomen aan [appellant] zou leveren. In het hoger beroep heeft [appellant] gesteld dat bij nader, eigen onderzoek was gebleken dat de geleverde bomen inderdaad niet NAK-gecertificeerd waren, maar dat het ging om ‘CAC-materiaal’ van mindere kwaliteit (memorie van grieven nrs. 35 en 42). Beide partijen zijn er dus van uitgegaan dat de bomen niet NAK-gecertificeerd waren, [appellant] op basis van eigen onderzoek. In het licht hiervan is het enkele feit dat [appellant] uit de stellingen van [geïntimeerde] in de latere procedure meent op te maken dat [geïntimeerde] tegen beter weten in ervan is uitgegaan dat de bomen niet NAK-gecertificeerd waren, onvoldoende voor het oordeel dat sprake was van bedrog.
3.5.
Daar komt in dit verband nog bij dat uit het onder 2.6 genoemde processtuk van [geïntimeerde] , dat volgens [appellant] het bedrog aantoont, blijkt dat [appellant] een beroep heeft gedaan op een tekst op de website van [geïntimeerde] . Volgens die tekst zijn alle onderstammen en gekweekte bomen van [geïntimeerde] gecertificeerd bij de NAK-tuinbouw. Volgens dat processtuk stond deze tekst ook al tijdens de eerdere procedure op de website van [geïntimeerde] . [appellant] heeft niet toegelicht dat hij deze tekst niet tijdens de eerdere procedure had kunnen opmerken. Voor zover [appellant] het beweerde bedrog al niet had ontdekt, had hij dit dus bij een redelijkerwijs van hem te verwachten onderzoek kunnen ontdekken.
3.6.
In de tweede plaats is onvoldoende gesteld voor het oordeel dat het arrest berust op het beweerde bedrog. Het hof heeft in de eerdere procedure immers geen oordeel gegeven over de vraag of de bomen NAK-gecertificeerd waren. Het hof heeft beslist, kort gezegd, dat niet is komen vast te staan dat partijen zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] NAK-gecertificeerde bomen aan [appellant] moest leveren, en verder dat de beweerde ondeugdelijkheid van de bomen niet is bewezen. Dat het voor deze beslissing verschil zou hebben gemaakt als in aanmerking was genomen dat, hoewel niet overeengekomen, de bomen wél NAK-gecertificeerd waren, is in het licht hiervan ontoereikend toegelicht.
3.7.
In de derde plaats valt aan de stellingen van [geïntimeerde] in de latere procedure en het daar overgelegde rapport niet de conclusie te verbinden dat [geïntimeerde] een ander standpunt inneemt dan zij in de eerdere procedure heeft gedaan. Uit het overgelegde processtuk van [geïntimeerde] blijkt immers dat [geïntimeerde] bij haar standpunt blijft en stelt dat zij geen bedrog heeft gepleegd (conclusie [geïntimeerde] nrs. 2-8). [geïntimeerde] wijst in het processtuk er verder op dat onderstammen en gekweekte bomen NAK-gecertificeerd zijn. [appellant] heeft volgens [geïntimeerde] geen gekweekte bomen gekocht, maar bomen die geënt zijn op NAK-gecertificeerde onderstammen (conclusie nr. 9). Vervolgens heeft [geïntimeerde] dit in het processtuk nader uitgewerkt, mede aan de hand van het door [appellant] genoemde rapport (conclusie nrs. 10 e.v.). Het is dus in wezen slechts de interpretatie die [appellant] geeft aan de stellingen van [geïntimeerde] , waaruit volgens [appellant] het bedrog blijkt. Dat is niet voldoende voor het oordeel dat daadwerkelijk sprake was van bedrog.
3.8.
De conclusie is dat [appellant] te weinig heeft aangevoerd om het heropenen van de eerdere geding te rechtvaardigen. Het hof zal de vordering tot heropening en herroeping afwijzen.
3.9.
De proceskosten komen ten laste van [appellant] , omdat hij in het ongelijk is gesteld. Het hof stelt de proceskosten tot heden aan de zijde van [geïntimeerde] vast op nihil.

4.De uitspraak

Het hof:
4.1.
wijst af de vordering om het eerdere geding te heropenen en het in dat geding gewezen arrest van 9 juli 2019 te herroepen;
4.2.
veroordeelt [appellant] in de proceskosten, aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, L.S. Frakes en C.B.M. Scholten van Aschat en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 maart 2021.
griffier rolraadsheer