Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van het geding tot herroeping
- het tussenarrest van 1 september 2020 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
- de ter voorbereiding op de comparitie van partijen door [appellant] overgelegde stukken, die bestaan uit het volledige procesdossier van de procedure in eerste aanleg (rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, zaaknummer: C/03/184799 HA ZA 13-390) en hoger beroep, welke procedure heeft geleid tot het door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch gewezen arrest van 15 december 2015 waarvan thans herroeping wordt gevorderd;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 9 maart 2021.
6.De vaststaande feiten
Bedingen
De hoofdsom is te allen tijde geheel aflosbaar met dien verstande, dat er euro
250.000 terugbetaald dient te worden. Het verschil in bedrag is te aanzien als een extra rentevergoeding. Deze rentevergoeding staat los van de rentevergoeding zoals vermeld bij punt 3.
Van de hoofdsom of het restant daarvan is een rente verschuldigd van 5,25% per
jaar (…), te voldoen in maandelijkse termijnen (…)
De hoofdsom, de extra rentevergoeding (30.000 euro), de maandelijkse rente en
Alle kosten, welke de schuldeiser naar zijn oordeel moet maken tot uitoefening van
7.Het arrest van 15 december 2015
- Het hof is op basis van de door [geïntimeerde] overgelegde deskundigenrapporten van het NFO voldoende overtuigd van de juistheid van de stelling van [geïntimeerde] dat [appellant] zijn handtekening heeft gezet onder de geldleningsovereenkomst van 30 december 2008 en gaat ervan uit dat [geïntimeerde] en [appellant] een overeenkomst van geldlening hebben gesloten met de inhoud als hierboven in rov 6.1.2. geciteerd (rov. 3.5.3. – 3.5.8.);
- Omdat in deze overeenkomst is bepaald dat [appellant] als “extra rentevergoeding” € 30.000,00 aan [geïntimeerde] moet terugbetalen en het hypotheekrecht mede tot zekerheid hiervan is gevestigd, bestond er een rechtsgrond voor de betaling van dit bedrag aan [geïntimeerde] , terwijl [geïntimeerde] door die betaling niet is verrijkt (rov. 3.6.1. – 3.6.3.);
- Voor wat betreft het resterende bedrag van € 22.316,65 (€ 52.316,65 -/- € 30.000,00) heeft [appellant] een bedrag van € 10.347,32 wegens kosten en rente onverschuldigd betaald (rov. 3.7.1. – 3.7.10.);
- [geïntimeerde] heeft geen misbruik van executiebevoegdheid gemaakt of onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld aangezien [appellant] in verzuim was met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekte (rov. 3.8.);
- [geïntimeerde] heeft voldoende belang bij de door hem gevorderde verklaring voor recht (rov. 3.9.2.).
- voor recht verklaard dat een bedrag van € 10.347,32 door [appellant] aan [geïntimeerde] onverschuldigd is betaald;
- [geïntimeerde] veroordeeld om dit bedrag aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 oktober 2013 tot aan de dag van voldoening;
- [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 332,75 ter zake kosten van het NFO;
- de kosten van de procedure in reconventie aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op nihil, en
- het vonnis waarvan beroep voor het overige bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het principale hoger beroep en [geïntimeerde] in de kosten van het incidentele hoger beroep.
8.De beoordeling van het geding tot herroeping
Geachte heer Kreutzkamp,