3.2Als gesteld en niet of onvoldoende betwist, gelden in dit geding in ieder geval de navolgende feiten als vaststaand.
a. Het in geding zijnde registergoed maakte voorheen deel uit van het registergoed [adres 1] te [plaats] (hierna: perceel 126 (oud)). Burgemeester en wethouders van (de gemeente) Heerlen hebben op 30 april 1929 vergunning verleend voor de vernieuwing van een op perceel 126 (oud) staand winkelhuis. Op 25 maart 1968 en 15 oktober 1968 zijn vergunningen verleend voor de verbouw resp. gewijzigde (plannen voor de) verbouw van het op perceel 126 (oud) staande woon-winkelhuis.
Krachtens het sinds (in ieder geval) 1996 ter plaatse geldende bestemmingsplan [bestemmingsplan] 1995 rustte op perceel 126 (oud) de bestemming Woondoeleinden, Aaneengesloten woningen, aanduiding II: tevens detailhandel in kantoorsystemen toegestaan.
Omstreeks 1998 is een achtergelegen deel van perceel 126 (oud) kadastraal afgesplitst. Op dat afgesplitste perceel stond toen een (deel van een) daarop gebouwde onroerende zaak (hierna: het pand).
Krachtens daartoe gesloten koop heeft [geïntimeerde] het afgesplitste perceel gekocht en op 27 december 1999 geleverd gekregen. Het gekochte registergoed met het pand werd in de daarvan opgemaakte leveringsakte aangeduid als:
“Magazijn met erf en
verdere aanhorigheden, staand en gelegen te [postcode] [plaats] , [adres 1] , kadastraal bekend gemeente Heerlen, sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] , groot een are tien centiare;”
Na vertrek van de toenmalige bewoners is [geïntimeerde] het pand op enig moment als woning gaan verhuren.
Bij besluit van 18 april 2002 hebben Burgermeester en wethouders van Heerlen aan het afgesplitste perceel met het pand een eigen huisnummer toegekend: [adres 2] te [plaats] (hierna: perceel 86).
Bij op 20 april 2007 gesloten koopovereenkomst heeft [geïntimeerde] perceel 86 aan [appellant] verkocht tegen een koopprijs van € 98.000,--. Het schriftelijke koopcontract vermeldde:
“feitelijke levering, staat van het gekochte
Artikel 5
1. De feitelijke levering (aflevering) van het verkochte aan koper zal geschieden in de staat waarin het zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt, behoudend normale slijtage. (…)
(…)
5. Koper is voornemens het verkochte als volgt te gebruiken:als woonhuis.
Ten aanzien van dit gebruik van het verkochte deelt verkoper nog het volgende mee:
- hem is niet bekend dat dit gebruik op publiek- of privaatrechtelijke gronden niet is toegestaan;
- hem is niet bekend dat het verkochte gebouwd of verbouwd is zonder de daartoe vereiste vergunning(en) of met vergunning(en) in verband waarmee nog voorwaarden moeten worden nagekomen; (…)”
Op 6 juli 2007 heeft [geïntimeerde] perceel 86 aan [appellant] geleverd. De leveringsakte omschreef het verkochte als:
“Het woonhuis met verdere aanhorigheden,
ondergrond en tuin, staande en gelegen te [postcode] [plaats] , [adres 1] (ook genaamd [adres 2] te [plaats] ) kadastraal bekend gemeente Heerlen, sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] , groot één are en tien centiare;”
Na het pand aanvankelijk zelf te hebben bewoond, is [appellant] het pand als woning gaan verhuren.
Burgemeester en wethouders van Heerlen hebben bij brief van 15 februari 2013 aan [appellant] geschreven:
“Naar aanleiding van klachten vanuit de buurt heeft de
gemeentelijk bouwinspecteur (…) op 15 januari 2013 in uw bijzijn een inspectie uitgevoerd op het aan u toebehorende perceel gelegen [adres 2] te [plaats] meer specifiek ten aanzien van het gebruik van de op het perceel aanwezige garage.
Inspectie
Tijdens deze inspectie is gebleken dat de op het perceel aanwezige garage als woning verbouwd en in gebruik genomen is. Voor deze ingebruikname is tot op heden noch een omgevingsvergunning aangevraagd noch verleend. Een dergelijke wijziging van het gebruik van een bouwwerk - van garage naar woning - is te allen tijde omgevingsvergunningsplichtig.
De constateringen ten tijde van de inspectie zijn vastgelegd in een inspectierapport. (…)
Opheffen
Als eigenaar van het betreffende pand bent u verantwoordelijk voor de staat waarin het pand zich bevind, eventuele verbouwingen die uitgevoerd zijn, alsmede voor het gebruik dat u willens en wetens toestaat middels verhuring. (…)
Wij verzoeken u (…) om de geconstateerde strijdigheid op te (laten) heffen.
(…)
Opheffen strijdigheid
(…) Deze opheffing kunt u op twee manieren in gang zetten:
1.
door het betreffende gebruik ten behoeve van bewoningbinnen 4 wekenna verzending van dit schrijven te staken en gestaakt te houden;
2.
door alsnog binnen 4 weken na verzending van dit schrijven een omgevingsvergunningsaanvraag in te dienen die het mogelijk maakt om een legalisatieonderzoek in te zetten en leidt tot zicht op legalisatie ten aanzien van de functiewijziging;
Indien u kiest voor de 2e optie delen wij u mede dat de indiening van een omgevingsvergunning aanvraag kan leiden tot zicht op legalisatie waardoor handhavend optreden tijdelijk niet zal worden doorgezet. Echter indien de omgevingsvergunning geweigerd wordt dan wel indien door uw toedoen de aanvraag niet voortvarend kan worden afgehandeld (…) herleefd de handhavingsplicht en zijn wij alsnog gehouden om over te gaan tot handhaven. (…)”
i. [appellant] heeft er na de brief van 15 februari 2013 voor gekozen om het gebruik van het pand te staken en gestaakt te houden, zodat het pand sinds maart 2013 leeg staat en niet meer wordt bewoond.
Bij brief van 2 mei 2013 heeft (de advocaat van) [appellant] aan [geïntimeerde] kennis gegeven dat door:
“de gemeente Heerlen (…) is geconstateerd dat de garage als woning is
verbouwd en in gebruik genomen, zonder dat daartoe (ooit) een omgevingsvergunning (o.i.d.) is aangevraagd of verleend. (…)
Bij deze wil ik u in ieder geval melden en kennis geven dat (…) het door u verkochte en geleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt. (…)
Omtrent eventuele nader te nemen (juridische) stappen zult u worden geïnformeerd.”
Bij brief van 24 januari 2014 heeft (de advocaat van) [appellant] onder verwijzing naar de brief van 2 mei 2013 aan [geïntimeerde] geschreven dat [geïntimeerde] vanwege de non-conformiteit van het pand er alsnog zorg voor dient:
“(...) te dragen dat aan
cliënten een woning wordt geleverd waarvan het gebruik als woning is toegestaan. (…)
Bij deze verzoek ik u, en voor zoveel nodig sommeer ik u, om binnen vier weken na heden er zorg voor te dragen dat er door of namens u een ontvankelijke omgevingsvergunning bij de gemeente Heerlen is ingediend op grond waarvan het zal zijn toegestaan om in het betreffende object te mogen kunnen wonen. Als daarvoor bouwkundige voorzieningen noodzakelijk zijn, dan zult u die hebben te treffen (…) Voorshands zult u binnen vier weken na heden de vorenbedoelde ontvankelijke aanvraag hebben in te zenden en mij daarvan een afschrift te doen toekomen, bij gebreke waarvan ik u nu voor alsdan -voor zover vereist- in gebreke stel en u nu reeds voor alsdan -voor zover vereist- in wettig verzuim acht. Mocht u aan deze sommatie/ingebrekestelling dus geen gehoor geven, dan kunnen cliënten nadere stappen jegens u zetten, mogelijk (…) resulterende in rechtsmaatregelen.”
Op verzoek van [appellant] heeft de rechtbank bij beschikking van 30 september 2015 (nr. C/03/205344/ HA RK 15-96) een voorlopig deskundigenbericht bevolen en (de aan Eff Eff Bouwpathologie te [plaats] verbonden) ing. F.M.J. Feron benoemd tot deskundige ter beantwoording van nader gestelde vragen over, samengevat, de mogelijkheid tot aanpassing van het pand ten behoeve van legalisatie, de kosten daarvan en de waarde van het pand op 9 juli 2007, gemeten naar de toenmalige standaarden en naar de actuele standaarden. Deskundige Feron heeft een op 1 juli 2016 gedateerd deskundigenbericht uitgebracht.
Bij brief van 19 januari 2016 heeft (de advocaat van) [appellant] onder verwijzing naar de non-conformiteit van het pand aan [geïntimeerde] geschreven:
“Ik heb (…)
geconstateerd dat u (…) in elk geval per 21 februari 2014 in verzuim bent. (…)
Middels deze deel ik u schriftelijk mede dat mijn cliënte zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Dit betreft niet alleen zijn recht op nakoming van door u te betalen vervangende schadevergoeding, maar ook eventueel aanvullende schadevergoeding.
Dit schrijven bevat een aanzegging met rechtsgevolg.(…)”
Bij brief van 5 februari 2016 heeft (de advocaat van) [appellant] aan [geïntimeerde] geschreven:
“Thans wil ik u uw verplichting tot vergoeding van de aanvullende
schade voorhouden en deze nader concretiseren.
Zoals u bekend is de betreffende woning aan de [adres 2] te [plaats] vanaf 1 april 2013 niet meer voor bewoning geschikt, althans kan cliënt deze woning niet bewonen. De woning wordt ook vanaf die datum niet meer verhuurd (en kan ook niet verhuurd worden).
Cliënten wonen derhalve noodgedwongen in [plaats] . Zij hadden met ingang van 1 april 2013 de woning in [plaats] willen betrekken (na het einde van de huurovereenkomst), maar als gevolg van het feit dat de woning niet mag worden bewoond, zijn zij in [plaats] gebleven.
Cliënten zien zich dientengevolge geconfronteerd met dubbele lasten.
Ten behoeve van u heb ik bijgevoegd een schadeberekening voor deze dubbele woonlasten, gebaseerd op de thans gehuurde woning in [plaats] . Over het tijdvak van 1 april 2013 tot en met 31 december 2015 hebben deze kosten € 16.841,36 bedragen. Voorts loopt dit bedrag iedere maand op met een bedrag ad € 545,60, vanaf 1 januari 2016.
Dit betekent dat op dit moment de schade voor mijn cliënt groot is:
• periode 01-04-2013 tot en met 31-12-2015 € 16.841,36
• januari 2016545,60
€ 17.386,96
Bij deze verzoek ik u -en voor zoveel nodig sommeer u- om genoemd bedrag ad € 17.386,96 binnen drie weken na heden te betalen (…).
Voorts verzoek ik u -en voor zoveel nodig sommeer u- om steeds aan het einde van iedere maand (op de laatste kalenderdag, voor het eerst op 29 februari a.s.) maandelijks een bedrag ad € 545,60 over te boeken (…). Genoemde verplichting zal blijven doorlopen en opbouwen tot dat de betreffende woning inderdaad voor bewoning gereed is en/of althans u daarvoor vervangende schadevergoeding heeft betaald.
Mocht u met het vorenstaande op enigerlei onderdeel niet nakomen, dan stel ik u nu reeds voor alsdan (…) in gebreke en acht nu reeds voor alsdan (…) in wettig verzuim. (…)”
Bij op 19 december 2016 gewezen beschikking (nr. C/03/205344/HA RK 15-96) heeft de rechtbank [appellant] veroordeeld tot betaling van € 2.262,70 incl. BTW aan kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek (schadeloosstelling en loon van deskundige Feron).
Bij brief van 3 januari 2017 heeft (de advocaat van) [appellant] aan [geïntimeerde] meegedeeld:
“dat uw verplichting tot nakoming wordt omgezet in een verplichting
tot betaling van vervangende schadevergoeding, omdat u in verzuim bent met uw verplichting tot nakoming. Uitdrukkelijk deel ik u mede dat cliënt thans schadevergoeding in plaats van nakoming verlangt.
(…)
Al het bovenstaande betekent dat cliënt thans van u te vorderen heeft:
herstelkosten ingevolge rapport Feron ` € 90.197,58
dubbele lasten periode april 2013/december 2015
(aanvullende schadevergoeding) 16.841,36
wettelijke rente daarover vanaf 29 februari 2016
tot 1 februari 2017 312,05
dubbele lasten (aanvullende schadevergoeding)
periode januari 2016 tot en met januari 2017 (13 x € 545,60) 7.092,80
kosten voorlopig deskundigenbericht
o griffierecht € 285,00
o salaris advocaat 4.263,00
o onderzoek de heer Feron2.500,00
7.048,00
€ 121.491,79
Bij deze verzoek ik u, en voor zoveel nodig sommeer u, om genoemd bedrag ad € 121.491,79 uiterlijk op 1 februari 2017 te voldoen (…)”
Inzet geding (eerste aanleg en hoger beroep)