ECLI:NL:GHSHE:2021:870

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
20-000364-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wapenbezit, wederspannigheid en belediging van ambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1982 en thans verblijvende in een Huis van Bewaring, was in eerste aanleg veroordeeld voor het voorhanden hebben van een wapen, wederspannigheid en belediging van ambtenaren. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de politierechter integraal zou worden bevestigd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het tenlastegelegde onder 2 en een straftoemetingsverweer gevoerd.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals tenlastegelegd. Het hof heeft de bewijsvoering van de verbalisanten als overtuigend beschouwd en heeft de verdachte in zijn verweer niet gevolgd. De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding en heeft beledigende woorden geuit richting de ambtenaren. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten onder 1, 2 en 3 vastgesteld en het vonnis van de politierechter vernietigd.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft besloten om een taakstraf van 40 uren op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, en heeft tevens de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen boksbeugel bevolen. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000364-19
Uitspraak : 17 maart 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 5 februari 2019 in de strafzaak met parketnummer 01-207148-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring De Torentijd te Middelburg.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter integraal zal bevestigen.
Namens de verdachte is primair ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2 vrijspraak bepleit en subsidiair een straftoemetingsverweer gevoerd. Tevens is ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 en 3 een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 oktober 2018 te Eindhoven een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2018 te Eindhoven, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen de/een ambtena(a)r(en), [hoofdagent 1] en/of [aspirant van politie] , respectievelijk hoofdagent en/of aspirant van Politie Eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/haar/hun bediening, te weten toen die [hoofdagent 1] en/of [aspirant van politie] hem, verdachte, hadden aangehouden (op grond van artikel 13 van de Wet wapens en munitie), door zijn arm met kracht los te trekken en/of (vervolgens) telkens te trachten zich los te rukken en/of te trekken en/of zijn (boven)lichaam te draaien en/of te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin die [hoofdagent 1] en/of [aspirant van politie] hem, verdachte, trachtte te geleiden;
3.
hij op of omstreeks 19 oktober 2018 te Eindhoven opzettelijk de/een ambtena(a)r(en),te weten [inspecteur van politie] en/of [hoofdagent 1] , respectievelijk inspecteur en/of hoofdagent van Politie Eenheid Oost-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar/zijn bediening, in haar/zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door die [inspecteur van politie] de woorden toe te voegen: "kankerhoer, kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, en/of tijdens de voorgeleiding aan die [inspecteur van politie] , die [hoofdagent 1] heeft beledigd door in een gesprek tijdens de voorgeleiding die [hoofdagent 1] te beledigen middels de woorden "die collega van jou is gewoon een mongool" en/of "dat het gewoon een mongooltje, Corky is", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij omstreeks 19 oktober 2018 te Eindhoven een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
2.
hij omstreeks 19 oktober 2018 te Eindhoven, zich met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren, [hoofdagent 1] en [aspirant van politie] , respectievelijk hoofdagent en aspirant van Politie Eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten door toen die [hoofdagent 1] en [aspirant van politie] hem, verdachte, hadden aangehouden (op grond van artikel 13 van de Wet wapens en munitie), zijn arm met kracht los te trekken en telkens te trachten zich los te rukken en te trekken en zijn (boven)lichaam te draaien en te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin die [hoofdagent 1] en [aspirant van politie] hem, verdachte, trachtte te geleiden;
3.
hij omstreeks 19 oktober 2018 te Eindhoven opzettelijk een ambtenaar, te weten [inspecteur van politie] , inspecteur van Politie Eenheid Oost-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door die [inspecteur van politie] de woorden toe te voegen: "kankerhoer, kankerhoer".
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bespreking van het gevoerde verweer ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2
Namens de verdachte is ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2 vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat enkel het verzet bestaande uit het enigszins heen en weer bewegen door de verdachte tijdens de aanhouding niet zonder meer kan leiden tot een bewezenverklaring van wederspannigheid gelet op de verklaring van de verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd, inhoudende dat hij wilde meewerken aan zijn aanhouding.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen door verbalisanten [hoofdagent 1] en [aspirant van politie] d.d. 20 oktober 2018 blijkt dat de verdachte omstreeks 19 oktober 2018 werd aangehouden wegens verboden wapenbezit. Verbalisant [hoofdagent 1] pakte de verdachte bij zijn rechterarm vast om transportboeien aan te leggen. Verbalisant [hoofdagent 1] voelde dat de verdachte zich direct met grote kracht lostrok en zich probeerde om te draaien. Omdat de verdachte mogelijk meerdere wapens bij zich kon hebben, greep verbalisant [hoofdagent 1] de verdachte stevig vast bij zijn arm en drukte deze tegen zijn rug. [hoofdagent 1] voelde dat de verdachte zich – wederom – probeerde om te draaien en hij hoorde dat de verdachte schreeuwde dat hij hem los moest laten. [aspirant van politie] pakte de verdachte inmiddels ook vast. Verbalisant [hoofdagent 1] deelde de verdachte mede dat hij mee moest werken, omdat er anders geweld gebruikt zou gaan worden. [hoofdagent 1] en [aspirant van politie] merkten dat de verdachte zich voortdurend probeerde los te trekken en met grote kracht probeerde te voorkomen dat zijn armen naar zijn rug zouden worden gebracht. Op grond van de Wet wapens en munitie wilde verbalisant [hoofdagent 1] de verdachte fouilleren. Dit deelde hij de verdachte mede. De verdachte bewoog wederom met zijn bovenlichaam en probeerde zich voortdurend om te draaien waardoor het verbalisanten [hoofdagent 1] en [aspirant van politie] niet mogelijk werd gemaakt om hem te fouilleren. Op het moment dat de verbalisanten de verdachte naar de grond wilden brengen, voelden zij dat de verdachte uit alle macht probeerde overeind te blijven staan.
Het hof is op grond van het bovenstaande op ambtseed opgemaakte relaas van de twee verbalisanten, anders dan de verdediging, van oordeel dat het verzet van de verdachte heeft bestaan zoals het in de bewezenverklaring is opgenomen.
Het hof acht de tenlastegelegde wederspannigheid derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een strafmaatverweer gevoerd. Namens de verdachte is verzocht om een taakstraf aan de verdachte op te leggen, al dan niet in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, wederspannigheid en eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het voorhanden hebben van een boksbeugel kan leiden tot het gebruik ervan en dus een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee kan brengen;
  • de omstandigheid dat de verdachte weinig achting lijkt te hebben voor het gezag van de politie.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en voor strafbare feiten ten aanzien van een ambtenaar gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd niet langer passend, maar acht het hof met de raadsvrouw oplegging van een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot hetwelk het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 63, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
boksbeugel.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 17 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. S.V. Pelsser is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.