ECLI:NL:GHSHE:2021:842

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
20-001176-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake verkeersdelict met drugsgebruik

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 2 juni 2020 was gewezen. De verdachte was eerder veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 4 januari 2019 te Geleen, waarbij twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opliepen. De verdachte had onder invloed van verschillende verdovende middelen, waaronder amfetamine en MDMA, gereden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zwaarder zou straffen, terwijl de verdediging pleitte voor bevestiging van het eerdere vonnis. Het hof oordeelde dat de verdachte zich zeer onoplettend en onvoorzichtig had gedragen, wat leidde tot de botsing. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001176-20

Uitspraak : 16 februari 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 juni 2020 in de strafzaak met parketnummer 03-244108-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Limburg ter zake van ‘overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet’ veroordeeld tot:
- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren;
- een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor een periode van 24 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren dat de verdachte zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden en de verdachte zal veroordelen tot de navolgende straf en bijkomende straf:
- een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor een periode van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de bewezenverklaring van de rechtbank kan bevestigen en heeft verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat en de (modaliteit van) de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 4 januari 2019 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmede rijdende over de weg, (Geleenbeeklaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een of meer anderen, te weten: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke bovenbedoelde gedragingen zeer, dan wel aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl hij verkeerde onder invloed van amfetamine, MDMA, MDA en/of GHB, het wegverloop in de voor hem, verdachte, flauwe bocht naar rechts niet heeft gevolgd en/of (vervolgens) op de rijstrook welke was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer heeft gereden, en/of daarbij niet, althans onvoldoende heeft gelet op het voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte, zulks op het moment dat een tegemoetkomend motorrijtuig, met als bestuurder voornoemde [slachtoffer 2] en als inzittende voornoemde [slachtoffer 1] , reeds dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan met dat motorrijtuig, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994:
het gehalte amfetamine in zijn bloed bedroeg 160 microgram per liter bloed en/of het gehalte MDMA in zijn bloed bedroeg 520 microgram per liter bloed en/of het gehalte MDA in zijn bloed bedroeg 36 microgram per liter bloed en/of het gehalte GHB in zijn bloed bedroeg 58 milligram per liter bloed, in elk geval hoger dan de in artikel 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, bij die stoffen vermelde grenswaarden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
a.
hij op of omstreeks 4 januari 2019 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte amfetamine in zijn bloed 160 microgram per liter bloed en/of het gehalte MDMA 520 microgram per liter bloed en/of het gehalte MDA 36 microgram per liter bloed en/of het gehalte GHB 58 milligram per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
b.
hij op of omstreeks 4 januari 2019, te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Geleenbeeklaan, het wegverloop in de voor hem, verdachte, flauwe bocht naar rechts niet heeft gevolgd en/of (vervolgens) op de rijstrook welke was bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer heeft gereden, en/of daarbij niet, althans onvoldoende heeft gelet op het voor hem gelegen weggedeelte, zulks op het moment dat een tegemoetkomend motorrijtuig, reeds dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan met dat motorrijtuig, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of 4 januari 2019 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmede rijdende over de weg, Geleenbeeklaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke bovenbedoelde gedragingen aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl hij verkeerde onder invloed van amfetamine, MDMA, MDA en GHB, het wegverloop in de voor hem, verdachte, flauwe bocht naar rechts niet heeft gevolgd en vervolgens op de rijstrook welke was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer heeft gereden, en daarbij niet heeft gelet op het voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte, zulks op het moment dat een tegemoetkomend motorrijtuig, met als bestuurder voornoemde [slachtoffer 2] en als inzittende voornoemde [slachtoffer 1] , reeds dicht was genaderd, waardoor een botsing is ontstaan met dat motorrijtuig, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994: het gehalte amfetamine in zijn bloed bedroeg 160 microgram per liter bloed en het gehalte MDMA in zijn bloed bedroeg 520 microgram per liter bloed en het gehalte MDA in zijn bloed bedroeg 36 microgram per liter bloed en het gehalte GHB in zijn bloed bedroeg 58 milligram per liter bloed.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte de schuldgradatie van aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag heeft bewezenverklaard. Volgens de advocaat-generaal dient de grote mate van drugsgebruik ertoe te leiden dat het rijgedrag van de verdachte als zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam dient te worden aangemerkt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat bij het bepalen van de (mate van) schuld het verkeersgedrag in de concrete situatie voorop staat. Dat gedrag kan uiteraard wel in negatieve zin zijn beïnvloed door de omstandigheid dat de bestuurder in een staat verkeerde waarin hij niet geacht kon worden in staat te zijn het voertuig naar behoren te besturen.
Aan de verdachte is als verkeersgedrag ten laste gelegd dat hij – kort gezegd – het wegverloop in de voor hem flauwe bocht naar rechts niet heeft gevolgd en vervolgens op de rijstrook welke was bestemd voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden waarna vervolgens de botsing heeft plaatsgevonden met het motorrijtuig waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zich bevinden.
Vaststaat dat de verdachte op dat moment verkeerde onder invloed van grote hoeveelheden verdovende middelen.
Het hof is van oordeel dat het aan de verdachte verweten verkeersgedrag in de concrete situatie (het wegverloop in de voor hem flauwe bocht naar rechts niet heeft gevolgd en vervolgens op de rijstrook bestemd voor tegemoetkomend verkeer is gekomen) gekwalificeerd dient te worden als aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam. De omstandigheid dat de verdachte daarbij onder invloed verkeerde van grote hoeveelheden verdovende middelen draagt naar het oordeel van het hof weliswaar bij aan de (mate van) schuld maar niet in zodanige mate dat het rijgedrag daardoor als zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam dient te worden aangemerkt.
Het andersluidende standpunt van de advocaat-generaal wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sancties
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voorafgaande aan de botsing een (seks)afspraak had. De verdachte is naar deze afspraak gegaan in het bezit van verdovende middelen die tijdens die afspraak ook zijn gebruikt. Toen onverwacht de dochter zou thuiskomen van degene met wie de verdachte de afspraak had, moest hij naar zijn zeggen halsoverkop de woning van degene met wie hij de (seks)afspraak had verlaten, en is hij in zijn auto gestapt en – onder invloed van de verdovende middelen – weggereden en kort daarna met een hem tegemoetkomend motorrijtuig in botsing gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij vaker verdovende middelen gebruikte, dat hij wist wat voor invloed dat op zijn rijvermogen kon hebben en dat hij ook anders dan met zijn bestelauto had kunnen vertrekken. Verder heeft de verdachte verklaard de nacht voorafgaand aan de botsing slecht geslapen en niet gegeten te hebben. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij desondanks heeft besloten zijn bestelauto te gaan besturen, met grote gevolgen voor de inzittenden van het hem tegemoetkomend motorrijtuig.
Ten gevolge van de botsing heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De gevolgen van de botsing hebben een grote impact gehad voor beide slachtoffers, zoals ook blijkt uit hun beider slachtofferverklaringen van 1 januari 2020. Het leven dat zij hadden willen leiden na hun pensioen, waaronder het samen uitoefenen van hun hobby wandelen, is niet meer mogelijk.
De verdachte heeft het bewezenverklaarde begaan onder invloed van zeer grote hoeveelheden amfetamine, MDMA, MDA en GHB waarbij de toegestane grenswaarden vele malen werden overschreden. Zo werd aan amfetamine, MDMA en MDA respectievelijk een hoeveelheid van 160, 520 en 36 microgram per liter bloed aangetroffen, terwijl de grenswaarde voor deze stoffen bij combinatiegebruik ligt bij 25 microgram per liter bloed. Aan GHB werd een hoeveelheid van 58 milligram per liter bloed aangetroffen, terwijl de grenswaarde van deze stof bij combinatiegebruik ligt bij 5 milligram per liter bloed.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 november 2020 volgt dat de verdachte niet eerder ter zake soortgelijke feiten is veroordeeld. Verder stelt het hof vast dat sprake is van meerdaadse samenloop.
Uit een opgemaakt reclasseringsrapport d.d. 22 april 2020 volgt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Verder heeft het hof oog gehad voor de omstandigheid dat de verdachte heeft aangegeven in contact te willen treden met beide slachtoffers om hen zijn excuses aan te bieden. Een aanbod waarvan de beide slachtoffers om hen moverende redenen tot op heden geen gebruik hebben gemaakt.
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat een gevangenisstraf voor de verdachte onwenselijk is. De verdachte heeft een eenmanszaak in airco- en koeltechniek waarin hij onmisbaar is. Ook zou de afwezigheid van de verdachte financieel de ondergang van de onderneming kunnen inluiden. Reden waarom de raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met oplegging van de maximale taakstraf van 240 uren en geen vrijheidsbenemende straf op te leggen.
De landelijke oriëntatiepunten straftoemeting bij overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, wanneer het betreft een slachtoffer met lichamelijk letsel waardoor tijdelijke ziekte/verhindering is ontstaan en de schuldgradatie aanmerkelijke schuld betreft, indiceren een taakstraf van 140 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden. In het geval van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer indiceren de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
Beide oriëntatiepunten gelden bij de categorie “alcohol > 570 Ug/l”. Deze categorie is naar het oordeel van het hof van overeenkomstige toepassing gelet op grote hoeveelheden verdovende middelen die de verdachte heeft gebruikt.
Het hof is van oordeel dat gelet op het vorenstaande in samenhang bezien aan de verdachte een zwaar verwijt kan worden gemaakt waarbij de door de verdediging voorgestane strafmodaliteit niet past. Niet kan worden volstaan met oplegging van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof zal alles afwegende aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opleggen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Deze strafoplegging impliceert dat de verdachte naar de gevangenis zal moeten. In hetgeen de raadsvrouw daartegen heeft aangevoerd ziet het hof geen reden anders te oordelen. Het hof betrekt daarbij ook dat de verdachte heeft verklaard dat hij in zijn bedrijfstak met meerdere personen samenwerkt. Daarin kan een tijdelijke oplossing worden gevonden voor de afwezigheid van de verdachte. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij een behoorlijk inkomen, ongeveer € 6000,00 netto per maand, uit zijn eenmanszaak heeft. Enige financiële buffer mag derhalve aanwezig worden verondersteld mede gelet op de omstandigheid dat deze strafzaak met een mogelijke gevangenisstraf als uitkomst reeds geruime tijd boven het hoofd van de verdachte hing.
Ontzegging rijbevoegdheid
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van het bewezenverklaarde en voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
In hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen ziet het hof evenwel aanleiding te bepalen dat deze bijkomende straf gedeeltelijk voorwaardelijk zal worden opgelegd.
Het verweer dat de verdachte, kort gezegd, het rijbewijs niet kan missen wordt door het hof verworpen omdat het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij behoud van het rijbewijs in het hieronder te bepalen tijdvak en niet aannemelijk is geworden dat aan de verdachte tijdens de ontzegging van de rijbevoegdheid redelijkerwijs geen andere vervoersmogelijkheden ter beschikking staan. Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de verdachte zijn werkzaamheden meestal met z’n tweeën verricht, zodat de verdachte zich in dat geval ook door een ander kan laten vervoeren. Voor zover hij werkzaamheden alleen verricht, kan de verdachte ofwel voor een andere vervoersmogelijkheid kiezen, ofwel iemand inhuren om een voertuig te besturen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 16 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.C. Bosch en mr. A.J. Henzen zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.