In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van [appellant] tot voortzetting van de huur van een woning na het overlijden van zijn ouders. De huurovereenkomst was oorspronkelijk gesloten door de ouders van [appellant] met [geïntimeerde]. Na het overlijden van zijn ouders heeft [appellant] verzocht om de huurovereenkomst voort te zetten, maar dit verzoek werd door [geïntimeerde] afgewezen. [appellant] heeft sindsdien geen huur meer betaald, wat resulteerde in een aanzienlijke huurachterstand. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld tot ontruiming van de woning.
In hoger beroep heeft [appellant] zes grieven aangevoerd, maar het hof oordeelde dat hij vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] sinds september 2018 geen huur heeft betaald en dat hij geen begin heeft gemaakt met het aflossen van de huurachterstand. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om aan financiële verplichtingen te voldoen, zelfs in moeilijke persoonlijke omstandigheden, en bevestigt de rechterlijke beoordeling van de voorwaarden voor het voortzetten van een huurovereenkomst na het overlijden van de oorspronkelijke huurders.