In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in Colombia in 1991, was aangeklaagd voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 oktober 2015 tot en met 23 oktober 2015 betrokken was bij de invoer van ongeveer 5918 gram cocaïne in Nederland. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 200 uren. De verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen. Het hof heeft de tenlastelegging gewijzigd en het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte is schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en de schending van de redelijke termijn in de procedure.