[de voormalige curator] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aan.
Ingevolge artikel 2, lid 5, van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling) heeft een professionele curator aanspraak op een forfaitaire beloning voor het uitvoeren van aanvangswerkzaamheden en voor het opmaken van een eindrekening en -verantwoording. Dit geldt ook bij de overdracht van een curatorschap.
Uitgangspunt in de Regeling is dat de curandus de kosten van de beloning zelf draagt dan wel voor die kosten bijzondere bijstand ontvangt.
De Regeling geeft geen grondslag om de afscheidnemende curator te veroordelen om de kosten voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend curator te vergoeden. Evenmin geeft deze regeling een grond om de voormalige curator de beloning voor het afleggen van eindrekening en -verantwoording te ontzeggen. Van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 2 lid 6 van de Regeling die het voorgaande anders maken is geen sprake.
De kantonrechter heeft overwogen dat de reden dat een wijziging van curator nodig is geheel is gelegen in de invloedssfeer van de voormalige curator. Van een slecht curatorschap is
echter in het geheel niet gebleken. De voormalige curator wil zijn werkzaamheden neerleggen vanwege zijn gevorderde leeftijd. Ook is hij mantelzorger van zijn echtgenote.
Uiterst subsidiair dienen de aanvangskosten van de opvolgend bewindvoerder op nihil te worden gesteld dan wel op het lage tarief. De opvolgend curator hoeft immers niet veel kosten te maken, omdat er een complete en goed toegankelijke digitale administratie voorhanden is.
Bovendien is er in dit specifieke geval aanleiding om anders te oordelen dan in eerste aanleg, omdat [de voormalige curator] in het verleden genoegen heeft genomen met een lagere beloning dan waarop hij recht had. Indien in alle gevallen waarin [de voormalige curator] een curatorschap of bewind overdraagt, wordt geoordeeld zoals in de bestreden beschikking, zou dit hem veel geld, namelijk 61% van de jaaromzet, kosten. Daarnaast moet hij een aanzienlijk bedrag aan griffierechten betalen.
Ten slotte stelt [de voormalige curator] dat de kwesties waar dit hoger beroep over gaat, op de mondelinge behandeling van de kantonrechter niet ter sprake zijn gekomen. Indien dit wel was gebeurd, had de voormalige curator daarover zijn standpunt kenbaar kunnen maken.
Bovendien wijst [de voormalige curator] er op dat hij bij het indienen van zijn ontslagverzoek uit eigen middelen het griffierecht van € 83,-- heeft moeten voldoen; dit zou ertoe leiden dat hij, om alle dossiers te kunnen overdragen, in totaal € 4.482,-- aan griffierechten zou moeten voldoen. Dat leidt tot een onredelijk resultaat reden waarom [de voormalige curator] het hof verzoekt hem te ontslaan van de verplichting tot het betalen van de griffierechten dan wel te bepalen dat de curandus tot het betalen van de griffierechten wordt veroordeeld.