ECLI:NL:GHSHE:2021:783

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
200.286.891_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen bij de andere ouder met gezag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen bij hun moeder. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 september 2020 aangevochten, waarin de kinderen onder toezicht zijn gesteld en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder is verlengd. De vader betwist de verlenging van de machtiging en stelt dat deze in strijd is met de belangen van de kinderen. Hij voert aan dat de aantijgingen tegen hem niet waar zijn en dat hij altijd een goede vader is geweest. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben echter verweer gevoerd, waarbij zij de noodzaak van de uithuisplaatsing benadrukken vanwege zorgelijke signalen van de kinderen, waaronder mogelijke seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2021 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de vader, de raad en de GI. Het hof heeft de minderjarigen de gelegenheid gegeven om hun mening te uiten, wat zij ook hebben gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestaat van een ernstige ontwikkelingsdreiging voor de kinderen, en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, maar de situatie is complex door de echtscheiding en de zorgen rondom de vader.

Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd, en dat de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder voor de duur van de ondertoezichtstelling moet worden verlengd. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, waarbij ook ruimte wordt gelaten voor (begeleid) contact met de vader, indien de kinderen dat wensen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 18 maart 2021
Zaaknummer : 200.286.891/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/362534 / JE RK 20-1417
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.M. Bakker,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Oost-Brabant, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005;
  • [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder);
- [de stiefvader] (hierna te noemen: de stiefvader);
- Stichting Bureau Jeugdzorg Brabant (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI)).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 11 september 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 december 2020, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot verlenging van de uithuisplaatsing alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 januari 2021, heeft de GI gemotiveerd verweer gevoerd.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Bakker;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de moeder;
- de stiefvader.
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en de voorzitter en de griffier hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden separaat met hen gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003;
[minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005;
[minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006.
3.2.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. Bij beschikking van 12 juni 2020 zijn de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld tot 12 september 2020. Bij beschikking van 25 juni 2020 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij de andere gezaghebbende ouder, te weten de moeder, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 11 september 2021 en de machtiging uithuisplaatsing bij de moeder verlengd tot 11 september 2021.
3.4.
De vader kan zich met deze beschikking voor zover het de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing betreft niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat – het volgende aan.
De (verlenging van de ) machtiging uithuisplaatsing is in strijd met de belangen van de kinderen. De aantijgingen jegens hem zijn niet waar. De politierechter neemt het ook niet serieus want de vader is nog steeds niet verhoord. De vader is altijd een goede vader geweest en hij had een co-ouderschapsregeling met de kinderen. De kinderen missen de vader, met name [minderjarige 1] . De omgangsregeling met [minderjarige 1] is uitgebreid naar twee dagen per week. Er is nooit onderzoek gedaan naar de situatie bij de vader. De uithuisplaatsing is een te ver gaand middel.
3.6.
De raad voert tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat – het volgende aan.
De situatie voor de kinderen is zeer zorgelijk, of hun verhaal nu waar is of niet. Er zijn meerdere en ernstige signalen van de kinderen dat er daadwerkelijk seksueel grensoverschrijdende dingen zijn gebeurd. Ook als het niet waar is, is het zorgelijk dat de kinderen dergelijke uitlatingen doen en is de vraag waar die verhalen vandaan komen. De kinderen zijn op een leeftijd waarop zij een consistent verhaal kunnen vertellen. Het strafrechtelijk onderzoek is nog niet afgerond. Er is nog geen duidelijkheid over de hulpverleningstrajecten. De machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk en dus op de goede grond verlengd.
3.7.
De GI voert in het verweerschrift en zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan. De uithuisplaatsing is op goede gronden verlengd. Het is belangrijk dat de kinderen worden gevolgd in hun wensen. Er wordt door de GI gekeken naar de mogelijkheden met betrekking tot de omgang met de vader. De regeling met [minderjarige 1] is uitgebreid naar 2 dagen per week. [minderjarige 3] heeft in januari een begeleid omgangsmoment gehad. [minderjarige 2] heeft ook een begeleid omgangsmoment gehad met de vader. Zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 3] willen nu geen contact met de vader. In november 2020 is een hulpverleningstraject gestart voor de kinderen bij Bijzonder Jeugdwerk. De kinderen komen nog helemaal niet toe aan het verwerken van wat er is gebeurd. Er moet dus nog verder gekeken worden naar wat passende hulpverlening voor ze is. Het onderzoek naar de vader is nog niet afgerond. De uithuisplaatsing moet verlengd worden tot er meer duidelijk is. Tot die tijd kijkt de GI naar de mogelijkheden met betrekking tot omgang.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 en lid 2 BW kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van de raad machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
3.8.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.3.
Voorop gesteld wordt dat niet in geschil is dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsdreiging van de kinderen. Op grond van de stukken, het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling en de gesprekken die het hof met de kinderen heeft gehad is er op dit moment een gerechtvaardigd vermoeden dat mogelijk sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader richting de kinderen. Er zijn in de afgelopen jaren meerdere en verschillende, concrete en consistente verhalen van de kinderen gehoord en er is een derde persoon die een deel van de verhalen bevestigt. Volgens door de GI bij de officier van justitie ingewonnen informatie is op de in beslaggenomen computer van de vader mogelijk kinderporno gevonden. Ook tijdens de gesprekken met de kinderen bij het hof waren de verhalen van de kinderen consistent. Het strafrechtelijk onderzoek is nog niet afgerond en de vader wordt op korte termijn door de politie verhoord. Deze situatie brengt veel spanningen met zich mee en vragen over de veiligheid van de kinderen. Ook indien er geen strafrechtelijke vervolging plaatsvindt of de verhalen van de kinderen niet waar zijn, is op grond van voormelde omstandigheden sprake van een zeer zorgelijke situatie.
Alle drie de kinderen hebben op dit moment een vorm van hulpverlening, maar deze hulpverlening is nog niet volledig uitgekristalliseerd. Het is nog onvoldoende duidelijk wat zij aan hulpverlening nodig hebben omdat, zo heeft de GI aangegeven, de kinderen alle drie op een eigen manier nog niet goed toekomen aan de confrontatie met wat er in hun levens is gebeurd. Het hulpverleningstraject is voor alle drie daarom naar de huidige verwachting nog een lange weg.
Onder deze omstandigheden acht het hof in het belang van de kinderen dat de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder wordt verlengd. Binnen dat kader kan er, zo de kinderen dat willen, samen met de GI gekeken worden naar een vorm van (begeleid) contact met de vader.
3.8.4.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het conform de wettelijke maatstaf van 1:265b BW, noodzakelijk is om de kinderen voor de duur van de ondertoezichtstelling (tot 11 september 2021) uit huis te plaatsen.
3.9.
Het hiervoor overwogene brengt met zich dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 september 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en M.J.C. van Leeuwen en is op 18 maart 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.