In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen bij hun moeder. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 september 2020 aangevochten, waarin de kinderen onder toezicht zijn gesteld en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder is verlengd. De vader betwist de verlenging van de machtiging en stelt dat deze in strijd is met de belangen van de kinderen. Hij voert aan dat de aantijgingen tegen hem niet waar zijn en dat hij altijd een goede vader is geweest. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben echter verweer gevoerd, waarbij zij de noodzaak van de uithuisplaatsing benadrukken vanwege zorgelijke signalen van de kinderen, waaronder mogelijke seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2021 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de vader, de raad en de GI. Het hof heeft de minderjarigen de gelegenheid gegeven om hun mening te uiten, wat zij ook hebben gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestaat van een ernstige ontwikkelingsdreiging voor de kinderen, en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, maar de situatie is complex door de echtscheiding en de zorgen rondom de vader.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd, en dat de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder voor de duur van de ondertoezichtstelling moet worden verlengd. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, waarbij ook ruimte wordt gelaten voor (begeleid) contact met de vader, indien de kinderen dat wensen.