ECLI:NL:GHSHE:2021:757

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
200.266.820_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pensioenregeling en affinanciering door Ecolab B.V. na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen Ecolab B.V. naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 13 juli 2018. De Hoge Raad heeft de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch verwezen voor verdere behandeling. De appellant, die van 1974 tot 2012 in dienst was bij Ecolab, heeft een pensioenregeling afgesloten bij Equity & Law Levensverzekeringen en later bij Nationale Nederlanden. De kern van het geschil betreft de affinanciering van de pensioenopbouw en de vraag of Ecolab haar verplichtingen uit de pensioenregeling correct is nagekomen. De appellant vordert dat Ecolab een koopsom betaalt aan een levensverzekeraar zodat deze een levenslang ouderdomspensioen kan toekennen. Het hof heeft in eerdere arresten geoordeeld dat de vorderingen van de appellant, die betrekking hebben op de pensioenopbouw tot 1 juni 2004, zijn afgewezen. De appellant heeft zijn vordering na verwijzing gewijzigd en het hof moet nu beoordelen of de pensioenopbouw bij NN over de periode van 1 juni 2004 tot 1 mei 2012 correct is afgefinancierd. Het hof overweegt dat deskundigen moeten worden benoemd om de berekeningen te controleren en de zaak verder te behandelen. De uitspraak van het hof is gedaan op 16 maart 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.266.820/01
arrest van 16 maart 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: voorheen mr. A.G. van Marwijk Kooy, thans mr. S.H. Kuiper te Amsterdam,
tegen
Ecolab B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Ecolab,
advocaat: mr. I.H. Vermeeren-Keijzers te Amsterdam,
in het geding na verwijzing door de Hoge Raad bij arrest van 13 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1213).

1.Het geding voor verwijzing

Voor het verloop van de procedure bij de rechtbank Midden-Nederland, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de Hoge Raad, verwijst het hof naar onderdelen 1 en 2 van het arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak naar dit hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing.

2.Het geding na verwijzing

2.1.
Bij exploot van 21 augustus 2019, met daarbij gevoegd voornoemd arrest van de Hoge Raad en de producties A tot en met E, heeft [appellant] de zaak aangebracht bij dit hof.
2.2.
Op 4 februari 2020 heeft Ecolab een memorie na verwijzing genomen.
2.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De vaststaande feiten

3.2.
Gelet op hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in rov. 3.1 van zijn arrest van 13 juli 2018, staan de volgende feiten tussen partijen vast.
3.2.1.
[appellant] , geboren in 1950, is van 1 april 1974 tot en met 30 april 2012 in dienst geweest van (de rechtsvoorgangster(s) van) Ecolab, laatstelijk in de functie van Company Manager Ecolab Netherlands.
3.2.2.
In 1989 heeft [appellant] een individuele pensioenregeling gesloten bij Equity & Law Levensverzekeringen (hierna: AXA). Uitgangspunt daarbij was onder meer dat [appellant] per 1 juli 2012, op 62-jarige leeftijd, met pensioen kon gaan. De pensioenregeling is neergelegd in twee verzekeringspolissen (hierna: de AXA-polissen). Ecolab heeft [appellant] kort daarna in een afzonderlijke brief een pensioentoezegging gedaan.
3.2.3.
Ecolab heeft met ingang van 1 juni 2004 een pensioenregeling getroffen, die inhoudt dat zij [appellant] in staat heeft gesteld een winstdelende kapitaalverzekering (hierna: de NN-polis) af te sluiten bij Nationale Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (hierna: NN). De regeling is neergelegd in de pensioenbrief van 1 juni 2004, die [appellant] na 26 september 2005 voor akkoord heeft getekend.
3.2.4.
In een brief van 12 juli 2005 heeft [appellant] AXA bericht de AXA-polissen te willen beëindigen omdat AXA hem had geïnformeerd geen streefregeling meer uit te voeren met ingang van 1 juni 2004 en hij beide polissen in dezelfde vorm wenste voort te zetten. De AXA-polissen zijn per 1 juni 2004 premievrij gemaakt. Nadien heeft Ecolab de tekorten die in de AXA-polissen zijn opgetreden als gevolg van salarissen afgefinancierd (backservice).
3.2.5.
In verband met de beëindiging van het dienstverband van [appellant] met Ecolab per 30 april 2012 hebben partijen op 8 december 2011 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder andere het volgende is bepaald:
“7. Ecolab shall fulfil its obligations towards [appellant] based on the applicable pension schemes (AXA/REAAL and Nationale Nederlanden), including payment of proportionate pension rights (in Dutch: “tijdsevenredige affinanciering van opgebouwde pensioenaanspraken”), and the Dutch Pension Act (in Dutch: “Pensioenwet”) until the Termination Date (…)”.

4.Het oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad heeft (voor zover na verwijzing nog van belang) het volgende overwogen:
“3.2.1. [appellant] vordert in deze procedure na wijzing van eis onder meer en kort gezegd:
(a) primair dat Ecolab aan een Nederlandse levensverzekeraar een zodanige koopsom zal betalen dat die verzekeraar aan [appellant] daartegenover toekent onder meer een levenslang ouderdomspensioen van € 64.025,-- betaalbaar vanaf pensioendatum 1 juli 2012;
(b) subsidiair dat Ecolab een zodanige koopsom zal betalen aan SRLEV N.V. (voorheen: AXA) dat de daaruit resulterende kapitalen in de AXA-polissen voldoende zijn om rekenend met per 1 mei 2012 actuele grondslagen en tarieven van een door [appellant] aan te wijzen levensverzekeraar bij die verzekeraar onder meer in te kopen een levenslang ouderdomspensioen van € 64.025,-- betaalbaar vanaf pensioendatum 1 juli 2012;
(c) meer subsidiair dat Ecolab een zodanige koopsom zal betalen aan SRLEV N.V. dat de daaruit resulterende kapitalen in de AXA-polissen voldoende zijn om rekenend met per 12 juli 2005 actuele grondslagen en tarieven van een door [appellant] aan te wijzen Nederlandse levensverzekeraar bij die verzekeraar onder meer in te kopen een levenslang ouderdomspensioen van € 64.025,-- betaalbaar vanaf pensioendatum 1 juli 2012.
In cassatie zijn hiervan alleen de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen nog van belang.
3.2.2. [appellant] vordert bovendien dat Ecolab aan NN een zodanige aanvullende koopsom zal betalen dat het uit de NN-Polis resulterende kapitaal voldoende is om rekenend met per 1 mei 2012 actuele grondslagen en tarieven van een door [appellant] aan te wijzen Nederlandse levensverzekeraar bij die verzekeraar in te kopen onder meer een levenslang ouderdomspensioen strokend met de opbouw in de periode 1 juni 2004 tot 1 mei 2012, betaalbaar vanaf pensioendatum 1 juli 2015.
(…)
3.3.1. Het hof heeft in rov. 2.16 geoordeeld dat uit de afwijzing van de primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van [appellant] voortvloeit dat de vordering als hiervoor in 3.2.2. bedoeld, moet worden afgewezen.
Onderdeel 1 van het middel klaagt terecht dat zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom de afwijzing van de primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen ook de afwijzing meebrengt van de hiervoor in 3.2.2. bedoelde vordering. De eerstgenoemde vorderingen hebben alle betrekking op de pensioenopbouw tot 1 juni 2004 op basis van de pensioentoezegging uit 1989, als ondergebracht in de per 1 juni 2004 beëindigde AXA-polissen. De laatstgenoemde vordering heeft betrekking op de daarop volgende, bij NN ondergebrachte pensioenopbouw op basis van de pensioentoezegging uit 2005 over de periode 1 juni 2004 tot 1 mei 2012. De klacht slaagt dus.”

5.De beoordeling in hoger beroep na verwijzing

5.1.
Uit het voorgaande volgt dat het hof ‘vordering 3.2.2’ opnieuw moet beoordelen. Het gaat dus na verwijzing in dit hoger beroep om de vraag of de bij NN ondergebrachte pensioenopbouw op basis van de pensioentoezegging uit 2005 - dus over de periode 1 juni 2004 tot 1 mei 2012 - op correcte wijze door Ecolab is afgefinancierd.
5.2.
Alvorens daarop in te gaan, zal het hof eerst een oordeel geven over de procesrechtelijke bezwaren die partijen over en weer hebben opgeworpen.
5.2.1.
In zijn conclusie van 20 november 2020 bij een ander arrest van de Hoge Raad heeft AG Wissink in rov. 3.10 de volgende samenvatting gegeven van de grenzen van de rechtsstrijd na verwijzing (het hof verwijst voor de voetnoten naar de conclusie, ECLI:NL:PHR:2020:1216):
“Ingevolge art. 424 Rv dient de rechter naar wie het geding is verwezen, de behandeling daarvan voort te zetten en te beslissen met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad. Daarbij is uitgangspunt dat de verwijzingsrechter de zaak moet behandelen in de stand waarin deze zich bevond toen de door de Hoge Raad vernietigde uitspraak werd gewezen, en is de verwijzingsrechter gebonden aan de in die uitspraak gegeven beslissingen die in cassatie niet of tevergeefs zijn bestreden. Dit uitgangspunt brengt mee dat in het geding na verwijzing geen plaats is voor het aanvoeren van nieuwe feiten en omstandigheden. De rechter naar wie een zaak na cassatie door de Hoge Raad is verwezen, moet - behoudens in uitzonderingsgevallen - de zaak behandelen in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de vernietigde uitspraak, en mag geen acht slaan op verweren die niet al in het geding voorafgaande aan die vernietiging waren gevoerd. Het vorenstaande laat onverlet dat partijen zich in het geding na verwijzing mogen beroepen op (een wijziging van) feiten en omstandigheden die zich na de vernietigde uitspraak (heeft) hebben voorgedaan, mits partijen daardoor de grenzen van de rechtsstrijd na cassatie niet overschrijden. Voorts mogen partijen hun stellingen van vóór cassatie en verwijzing, ná cassatie en verwijzing preciseren en nader toelichten, en tevens corrigeren voor zover zij zijn terug te voeren op een vergissing.”
Voor het hof zijn dit de uitgangspunten bij de beoordeling van het hoger beroep na verwijzing.
5.2.2.
[appellant] heeft na verwijzing zijn petitum opnieuw geformuleerd. [appellant] heeft de vordering die het hof nog moet beoordelen (de door de Hoge Raad in 3.2.2. geciteerde vordering van [appellant] in zijn memorie van grieven) gewijzigd. [appellant] heeft na verwijzing gevorderd:
dat Ecolab wordt veroordeeld om - binnen een maand na daartoe strekkende instructie van hem, aan een door hem in die instructie aan te wijzen levensverzekeraar - te betalen een door het hof te bepalen bedrag, gelijk aan het door het hof te bepalen bedrag dat Ecolab terzake aanvullende affinanciering per 1 mei 2012 van de NN-polis verschuldigd zou zijn geweest aan NN, als die aanvullende affinanciering had plaatsgevonden vóór benutting door [appellant] van het eindkapitaal van bedoelde polis voor aankoop van een ouderdomspensioen.
Ecolab heeft bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging.
5.2.3.
Anders dan Ecolab heeft aangevoerd, ziet het hof hierin vooralsnog geen eiswijziging. Het hof verstaat de vordering van [appellant] als volgt. Het hof gaat ervan uit dat het [appellant] erom te doen is dat de opbouw in de NN-polis over de periode waarop die polis ziet (1 juni 2004 tot 1 mei 2012) op correcte wijze is afgefinancierd. In zijn vordering vóór verwijzing, heeft [appellant] vermeld: ‘betaalbaar vanaf pensioendatum 1 juli 2015’. In zijn vordering ná verwijzing, ontbreekt deze passage. [appellant] heeft in zijn vordering in de memorie van grieven (die is genomen op 11 februari 2014) opgemerkt dat hij zijn ouderdomspensioen wil laten ingaan op 1 juli 2014 en dat de datum 1 juli 2015 zich enkel vertaalt in een herrekening van zijn pensioenaanspraken, dus een kwestie is tussen hem en NN. In zijn exploot na verwijzing heeft [appellant] over de wijziging van het petitum opgemerkt dat de eis vanwege het tijdsverloop geactualiseerd moest worden. Het hof gaat er vooralsnog vanuit dat [appellant] geen inhoudelijke wijziging van zijn vordering heeft beoogd. Dat heeft [appellant] ook met zoveel woorden gesteld in zijn exploot na verwijzing. Anders gezegd, het hof begrijpt dat het gaat om de vraag of de door NN uitgevoerde berekening correct was. Indien dat niet het geval was en NN destijds (per 1 mei 2012) te weinig bij Ecolab in rekening heeft gebracht, dan dient dat verschil nog te worden voldaan door Ecolab. Het hof begrijpt de vordering (zowel vóór als ná verwijzing) aldus dat [appellant] wil dat Ecolab wordt veroordeeld tot betaling van dát (eventuele) verschil (te vermeerderen met wettelijke verhoging, wettelijke rente en proceskosten).
5.2.4.
Verder is er een (procesrechtelijk) geschil over de vraag of de vordering vóór verwijzing voldoende is toegelicht en betwist. Ecolab heeft aangevoerd dat de vordering van [appellant] moet worden afgewezen omdat [appellant] vóór verwijzing zijn vordering niet heeft onderbouwd. [appellant] heeft aangevoerd dat Ecolab vóór verwijzing zijn vordering niet heeft betwist. Het hof overweegt hierover het volgende.
5.2.5.
[appellant] heeft vóór verwijzing in randnummers 4.25 tot en met 4.29 van zijn memorie van grieven zijn stellingen met betrekking tot vordering 3.2.2. toegelicht. In zijn exploot na verwijzing heeft [appellant] in randnummers 5.1 tot en met 5.11 zijn stellingen nader toegelicht. Hij heeft verwezen naar producties A tot en met E, waarvan de bijlagen D en E niet eerder in het geding zijn gebracht. Bijlagen D en E betreffen een nadere onderbouwing van de stellingen van [appellant] . Volgens Ecolab moet het hof deze nadere toelichting en onderbouwing (en dus met name bijlagen D en E) buiten beschouwing laten.
5.2.6.
Het hof verwerpt dat verweer van Ecolab en verwijst daartoe naar de hiervoor weergegeven uitgangspunten zoals opgesomd door AG Wissink. De door [appellant] na verwijzing aangevoerde argumenten betreffen een voortzetting van hetgeen hij reeds in zijn memorie van grieven vóór verwijzing had aangevoerd. Immers, [appellant] heeft in randnummer 5.7 van zijn exploot na verwijzing, de belangrijkste kritiekpunten opgesomd:
“5.7.1. Hanteren onjuiste pensioenleeftijd: [appellant] betaalt de pensioenopbouw tussen 62 en 65 in de weergave van NN zelf.
5.7.2.
Hanteren onjuiste pensioenleeftijd: het overbruggingspensioen verdwijnt.
5.7.3.
Hanteren onjuiste methode van verdisconteren van de in 1991 wegens echtscheiding afgesplitste pensioenaanspraak van de ex-echtgenote van [appellant] .”
Deze opsomming betreft een voortzetting van hetgeen [appellant] in randnummers 4.26 en 4.27 van zijn memorie van grieven vóór verwijzing al had aangevoerd. Ook daar heeft hij aangevoerd dat met name het effect van de onjuiste pensioenleeftijd substantieel is, dat het overbruggingspensioen verdwijnt, dat hij de pensioenopbouw tussen 62 en 65 jaar zelf betaalt en dat de berekening van NN onjuist is ten aanzien van het kapitaal ten behoeve van zijn ex-echtgenote. Anders gezegd, [appellant] is in deze memorie van grieven al specifiek ingegaan op de brief van NN van 25 april 2012 waarmee NN een uitleg heeft gegeven van de berekening van de koopsom die zij bij Ecolab in rekening heeft gebracht ter affinanciering van de pensioenaanspraken. In zijn exploot na verwijzing is [appellant] opnieuw ingegaan op die brief en heeft hij dezelfde aspecten uit die berekening eruit gelicht die hij reeds in de memorie van grieven aan de orde had gesteld. Bijlagen D en E betreffen een nadere onderbouwing. Het hof acht dat toelaatbaar.
5.2.7.
Volgens [appellant] heeft Ecolab in de procedure vóór verwijzing geen of te weinig verweer gevoerd tegen vordering 3.2.2. Als het hof [appellant] daarin zou volgen, dan betekent dat echter nog niet dat de vordering van [appellant] zonder meer toewijsbaar is. Immers, zijn vordering komt erop neer dat het hof een bedrag bepaalt dat moet worden afgedragen, omdat hij zelf niet weet wat het bedrag moet zijn. Volgens [appellant] moet het hof daartoe een deskundige benoemen, ook omdat volgens [appellant] niet zeker is dat de door NN gehanteerde grondslagen juist zijn. Dat betekent dat [appellant] zelf die grondslagen ter discussie heeft gesteld. [appellant] heeft geen belang bij zijn standpunt dat het hof geen acht zou mogen slaan op het verweer van Ecolab dat zij te veel heeft afgefinancierd (vanwege onjuiste grondslagen), omdat dit verweer slechts zou zijn gevoerd met betrekking tot de AXA-polissen en geen betrekking zou hebben op NN. Al zou het zo zijn dat Ecolab met betrekking tot de NN-polis teveel heeft afgefinancierd wegens onjuiste grondslagen, dan nog geldt dat Ecolab hieraan geen rechtsgevolgen heeft verbonden. Ecolab heeft alleen naar voren gebracht dat zij de koopsom in dat geval onverschuldigd heeft betaald, dat [appellant] dan geen belang meer heeft bij zijn vordering en deze dient te worden afgewezen (art. 3:303 BW).
5.3.
Het hof acht voorlichting door een deskundige noodzakelijk en overweegt daartoe het volgende.
5.3.1.
Het gaat om de vraag of Ecolab haar verplichtingen is nagekomen uit de overeengekomen pensioenregeling die gold per 1 juni 2004. Voor de beoordeling of Ecolab haar verplichtingen is nagekomen, is dus van belang wat partijen zijn overeengekomen. De inhoud van de verplichtingen is vastgelegd in de pensioenbrief van 1 juni 2004.
Het hof verwijst in dit verband naar hetgeen als feit is vastgesteld en hiervoor is weergegeven in 3.2.3.
5.3.2.
In de pensioenbrief wordt als ingangsdatum genoemd: 1 juni 2004 en als pensioendatum: 1 juli 2012 (zie definities in de pensioenbrief). In de pensioenbrief is voorzien in een tijdelijk ouderdomspensioen voor de periode vanaf de pensioendatum (62-jarige leeftijd) tot de 65-jarige leeftijd (artikel 2 lid 3 sub b van de pensioenbrief). Als grondslag voor de berekening van het beoogde (tijdelijk) ouderdomspensioen wordt voor wat betreft de pensioenjaren uitgegaan van de jaren tussen 1 april 1974 en de pensioendatum, waarbij voor het ouderdomspensioen wordt vermeld dat over de periode 1 april 1974 tot 1 juni 2004 pensioen is opgebouwd bij AXA (artikel 3 lid 1 en lid 2 en artikel 4 lid 1 en lid 2). Als grondslag voor de berekening van het beoogde ouderdomspensioen wordt voor wat betreft de pensioengrondslag uitgegaan van een jaarsalaris dat wordt gedefinieerd als 12 maal het vaste maandsalaris vermeerderd met de overeengekomen vakantietoeslag en is een franchise bepaald (artikel 3 lid 3).
5.3.3.
[appellant] is op 1 mei 2012 uit dienst getreden. Dat is de datum waarop de deelname is geëindigd. Dat betekent dat affinanciering van de NN-polis moest plaatsvinden over de periode 1 juni 2004 tot 1 mei 2012.
5.3.4.
Bij brief van 3 april 2012 heeft NN aan Ecolab medegedeeld welke koopsom zij verschuldigd is voor de affinanciering van de pensioenaanspraken van [appellant] per 1 mei 2012 (bijlage B). Bij brief van 25 april 2012 heeft NN een cijfermatige toelichting gegeven op de door haar berekende koopsom van € 97.594,00 (die Ecolab heeft voldaan aan NN).
In het licht van het partijdebat betwijfelt het hof de juistheid van de door NN uitgevoerde berekening om de volgende redenen.
5.3.5.
In de brief van NN van 25 april 2012 wordt melding gemaakt van een pensioendatum van 1 juli 2015. Voor wat betreft de grondslag van de berekening lijkt NN voor wat betreft de pensioenjaren te zijn uitgegaan van de jaren tot 1 juli 2015 en niet tot de in de pensioenbrief genoemde datum 1 juli 2012. Het hof is van oordeel dat dit aansluit bij het processuele debat, zodat uitgangspunt is dat 1 juli 2015 als overeengekomen pensioendatum heeft te gelden. Immers, [appellant] heeft in zijn memorie van grieven (randnummer 2.77) aangevoerd dat de polis op het punt van de pensioendatum is gewijzigd in verband met de Wet VPL en dat hij het voor lief neemt dat de pensioenbrief van 2005 nooit aan de nieuwe pensioenleeftijd van 65 ten opzichte van 62 is aangepast (randnummer 4.29). Ook in zijn vordering (vóór verwijzing) is [appellant] uitgegaan van een pensioendatum van 1 juli 2015 (zie 5.2.2). Ook Ecolab is daarvan uitgegaan (randnummer 13 memorie van antwoord). Het hof kan echter niet beoordelen of de datum 1 juli 2015 op een zodanige wijze door NN in de berekening is betrokken dat dit tot gevolg heeft gehad dat niet is uitgevoerd hetgeen Ecolab en [appellant] zijn overeengekomen. Met name kan het hof niet beoordelen of dit tot gevolg heeft gehad dat het overbruggingspensioen geheel is verdwenen, zoals [appellant] heeft aangevoerd, of dat dit tot een hoger ouderdomspensioen heeft geleid, hetgeen uit de door Ecolab bij memorie van antwoord overgelegde productie 3 (nummer 5) zou kunnen worden opgemaakt.
5.3.6.
Verder is van belang dat in de brief van NN van 25 april 2012 melding wordt gemaakt van een salaris van € 137.157,00. Bij memorie van antwoord heeft Ecolab aangevoerd dat dit het bedrag is inclusief een dertiende maand, terwijl het vaste salaris inclusief vakantietoeslag € 127.332,- was. Volgens de pensioenbrief maakt een dertiende maandsalaris geen onderdeel uit van het pensioengevend salaris. Dat standpunt is onbetwist gebleven.
5.3.7.
[appellant] heeft ook nog aangevoerd dat NN een onjuiste methode heeft gehanteerd met betrekking tot het verdisconteren van de in 1991 wegens echtscheiding afgesplitste pensioenaanspraak van de ex-echtgenote van [appellant] . Het hof kan dat niet beoordelen. Ook het standpunt dat de gekozen systematiek van berekening niet juist is geweest, zoals [appellant] in zijn memorie van grieven heeft aangevoerd, kan het hof niet beoordelen.
5.4.
Het hof is voornemens een (of meer) deskundige(n) te benoemen en de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van [appellant] te brengen (zie artikel 195 Rv).
5.5.
Het hof is voornemens aan de te benoemen deskundige(n) de volgende opdracht te geven en de volgende vragen voor te leggen:
a. a) U dient een berekening te maken van het bedrag dat Ecolab nog moest betalen ter affinanciering van de pensioenopbouw bij NN over de periode 1 juni 2004 tot 1 mei 2012 uitgaande van hetgeen Ecolab en [appellant] zijn overeengekomen in de pensioenbrief van 1 juni 2004, met dien verstande dat de pensioendatum per 1 januari 2006 is gewijzigd van 1 juli 2012 in 1 juli 2015 en de daaruit voortvloeiende wijzigingen voor de opbouw van het (tijdelijk) ouderdomspensioen bij deze berekening dienen te worden meegenomen.
Voor zover in de berekening het ‘AXA-pensioen’ dient te worden betrokken, dient u er rekening mee te houden dat de AXA-polissen voldoende zijn afgefinancierd door Ecolab (de dienaangaande door [appellant] ingenomen standpunten zijn door het gerechtshof Arnhem/Leeuwarden en de Hoge Raad verworpen).
b) Is het door NN berekende bedrag te laag geweest en waarom? Daarbij dient u de berekening (evenals NN) uit te voeren per 1 mei 2012 (de datum waarop afgefinancierd moest worden).
c) Indien het antwoord op vraag b ‘ja’ is, welk bedrag heeft Ecolab dan te weinig betaald?
d) U dient in uw rapport in te gaan op de door NN gehanteerde grondslagen en uitgevoerde berekening en in de brief van 25 april 2012 gegeven toelichting (bijlagen B en C bij het exploot na verwijzing) en op de berekening en het memo van de heer [naam] (bijlage D en E bij het exploot na verwijzing).
e) Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
5.6.
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen suggesties doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
5.7.
Het hof is voornemens de zaak te verwijzen naar de rol voor het nemen van een akte door beide partijen, waarin zij zich kunnen uitlaten over:
- aantal, deskundigheid en persoon van de te benoemen deskundige(n);
- de voorgestelde vragen aan de deskundige(n).
Het hof zal partijen vervolgens de gelegenheid geven voor een reactie op elkaars akte. Het hof zal de zaak na de aktewisseling dus wederom naar de rol verwijzen voor het gelijktijdig nemen van een antwoordakte.

6.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 13 april 2021 voor een akte door beide partijen met het in 5.7 genoemde doel, waarna beide partijen een antwoordakte mogen nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, M.E. Smorenburg en A.W. Rutten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 maart 2021.